Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geloof, wetenschap en politiek in de praktijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloof, wetenschap en politiek in de praktijk

Een persoonlijke reflectie van vier wetenschappers

13 minuten leestijd

In dit thema-artikel reageren vier wetenschappers uit verschillende disciplines op de vraag naar de verhouding tussen geloof, wetenschap en politiek. Hoe zien zij deze verhouding in hun eigen discipline? Hoe verhoudt wetenschap zich tot geloof, en wat betekenen geloof en wetenschap voor de politiek?

Wetenschap heeft christendom als basis

Wetenschap Wordt Door Christendom Genormeerd.

Het christenzijn bepaalt wetenschaps-beoefening op verschillende manieren. We zijn rentmeesters van de schepping. Wetenschapsbeoefening maakt deel uit van dit rentmeesterschap. Wetenschappelijke kennis heeft echter al vaak geleid tot heersen over de schepping. Als dit het doel is gaan we verder dan ons mandaat. Ons christenzijn bepaalt waar we onderzoek naar doen. Dus niet naar zinloze hobby’s als het zoeken naar buitenaards leven. We hoeven geen onderzoek te doen naar spontaan ontstaan van leven, want leven ontstaat niet spontaan. We hoeven ook geen onderzoek te doen naar het vinden van een methode om onsterfelijk te worden, want onze ziel is al onsterfelijk.

Ons christenzijn bepaalt ook de middelen die we gebruiken voor onderzoek. Hoe maken we gebruik van mensen, dieren, planten en materialen? Gebruiken we menselijke embryo’s? Gebruiken we proefdieren, als dat onnodig is? Verder bepaalt ons christenzijn de uitgangspunten van onderzoek. We nemen niet aan dat voor elk natuurlijk fenomeen ook een natuurlijke verklaring moet zijn.

Ons christenzijn geeft ook zicht op de beperkte mogelijkheden voor onderzoek.

We zijn beperkte mensen. Onderzoek lijkt steeds voort te schrijden, maar toch zijn er grenzen aan wat voor een mens inzichtelijk kan zijn. Er zullen altijd gaten in onze kennis zitten die niet door mensen kunnen worden ingevuld. Dat geeft reden tot nederigheid: Wij zijn de Meester niet. We zijn op z’n best een kind van de Meester.

Wetenschap Als Werk Van Barmhartigheid.

Ik ben betrokken bij onderzoek dat het bestrijden van dierziekten tot doel heeft. Ziekten bestrijden is een werk van barmhartigheid. Dieren helpen is dat ook. Zelfs de farizeeën stonden toe dat op de sabbatdag een dier uit de put werd gehaald. Ook de Heere Jezus is hier positief over. Als we kijken naar mensenziekten en dierziekten valt op dat de kennis van infectieziekten in de afgelopen honderd jaar een hoge vlucht genomen heeft. Veel ziekten zijn in het westen grotendeels verdwenen. Honderd jaar geleden was elke Nederlander besmet met TBC en overleed 10 procent van de mensen aan deze ziekte. Nu is de ziekte grotendeels onder controle. In de jaren ’80 kwam aids ons land binnen. Door grootschalig onderzoek en de toepassing van maatregelen en medicijnen veranderde aids van een dodelijke in een chronische ziekte.

Infectieziekten laten ook de beperktheid van de menselijke vermogens zien. Recent zette de corona-epidemie de wereld en Nederland op zijn kop. Door de enorme inspanningen die tegen deze ziekte geleverd zijn ziet het ernaar uit dat het grootste gevaar geweken is. Het normale leven heeft zijn gang weer min of meer hernomen, maar veel mensen kampen nog met de gevolgen van corona. Hoewel er enorm veel in onderzoek is geïnvesteerd, lijkt het erop dat dit niet de beslissende factor was in de afname van het gevaar. De ziekte lijkt eerder getemperd doordat de eigenschappen van het virus veranderden dan doordat de mens er grip op kreeg.

Ook met betrekking tot dierziekten zijn er ziekten die we succesvol bestreden hebben, zoals runderpest, TBC en varkenspest.

Andere ziekten hebben we echter echt nog niet in de hand, zoals paratuberculose, Streptococcus suis (een varkensbacterie) en vogelpest. Het is vanuit een christelijke geloofsovertuiging erg bevredigend om bij te dragen aan de gezondheid van dieren, mede omdat we belijden dat niet de dieren, maar dat wij mensen de oorzaak van het leed in de wereld zijn. Het uiteindelijk niet kunnen oplossen van alle problemen is een reden om God ook in de wetenschap nodig te hebben en uit te zien naar de komst van Degene Die zei: “Zie, Ik maak alle dingen nieuw” (Openb. 21:5).


Geloof, wetenschap en politiek in de empirische economie

Kosten, Baten En Geloof

Robert Oppenheimer (1904-1967) verrichtte wetenschappelijk gezien een grootse prestatie toen hij erin slaagde een werkende atoombom te ontwikkelen. Toch zullen er genoeg wetenschappers zijn die hieraan niet zouden willen meewerken. Na het gebruik van de bom ontstond dan ook veel discussie of wetenschappers verantwoordelijk zijn voor het gebruik van de mogelijkheden die zij ontwikkelen.

Dit voorbeeld maakt duidelijk dat persoonlijke overtuiging een rol speelt bij wat je doet als wetenschapper. Als econoom is het bijvoorbeeld de vraag of je meewerkt aan het doorontwikkelen van een ongeremd kapitalistisch systeem of dat je zoekt naar corrigerende mechanismes die een duurzame ontwikkeling bevorderen. Een kernvraag is dus of je als wetenschapper meewerkt aan het zoeken van het goede en het tegengaan van het kwade.

Empirie

Een heel andere vraag is hoe de verhouding is tussen wat je persoonlijk gelooft en wat je wetenschappelijk ontdekt. Ik houd me bezig met empirische economie ten aanzien van effecten van beleid. Dat betekent dat je data analyseert en op basis daarvan conclusies trekt. Als je de werkelijkheid goed kunt waarnemen en daar je conclusies op kunt baseren, dan is het wat het is. Ik heb er dan ook moeite mee als harde feiten ter discussie gesteld worden, in de zin dat ze niet waar zouden zijn omdat je persoonlijk iets (anders) gelooft. Je kunt geloven dat de aarde plat is, maar als onomstotelijk gemeten wordt dat de aarde min of meer rond is, dan is dat geloof blijkbaar niet op de feiten gebaseerd. Ook heb ik veel moeite met wetenschappers die hun titel inzetten voor het realiseren van persoonlijke overtuigingen.

Er kan wel een probleem ontstaan als je in je wetenschappelijke analyse elementen waarvan je overtuigd bent dat die cruciaal zijn, niet mee kunt nemen. Een econoom zal over het algemeen vinden dat een project een goed project is wanneer de baten hoger zijn dan de kosten. Maar als er ethische aspecten zijn die hierbij niet meegewogen kunnen worden omdat die buiten de grenzen van de wetenschap zouden vallen, kan het gaan wringen. Dan kan het zijn dat je maar beter iets anders kunt gaan doen.

Politiek

Ook in de politiek is het verstandig om je zoveel mogelijk op de wetenschap te baseren. Die geeft, mits goed uitgevoerd, aan wat we weten. Als dat weten zeker is, dan heb je het met die feiten te doen. Maar in de praktijk geven theorie en onvolkomen empirie natuurlijk lang niet altijd sluitende antwoorden. Bovendien blijft de vraag spelen welke doelen we willen dienen. En dan helpt het als het om ethische afwegingen gaat dat geloof een vaste grond is van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet. Dat beantwoordt weliswaar niet alle vragen, maar geeft wel de bron voor wat goed en kwaad is en wijst op het belang van beleid dat het goede bevordert en het kwade tegengaat.


God, wetenschap en naturalisme

Hoe de godsgedachte noodzakelijk is voor wetenschappelijk denken

Is het mogelijk om vanuit het perspectief van de godsgedachte – het ‘geloof’ – aan wetenschap te doen? Het meest verbreide antwoord op deze vraag is ongetwijfeld negatief. In vele gevallen wordt de wetenschappelijke rationaliteit zelfs gezien als de emancipatoire bevrijding uit de ketenen van het Absolute – die meestal dan nog door naar macht verlangende mensen gelegd zijn. Het is de vrije en verlichte wetenschap die de nieuwe ‘moderne’ waarheidsinstantie geworden is en die daarmee in de plaats van de godsgedachte gekomen is, zo lijkt het. De godsgedachte had in het beste geval nog bestaansrecht als een voorwerp van onderzoek – bijvoorbeeld hoe een bepaald historisch godsgeloof resoneerde met de ontwikkeling van het kapitalisme, om maar dit bekende voorbeeld te noemen. En inderdaad is het zo dat de wetenschappelijke rationaliteit de mensheid in vele gevallen heeft bevrijd van beelden die weinig met de werkelijkheid te maken hadden. Toch is het maar de vraag of haar statuut als moderne waarheidsinstantie niet uiteindelijk toch zelf een hoog ideologisch gehalte heeft, en ten grondslag ligt aan een naturalistisch wereldbeeld dat door de wetenschap zelf niet meer gefundeerd kan worden.

God En Het Naturalisme

In zijn boek Gott denken. Versuch einer rationalen Theologie uit 2015 dat lange tijd standhield op de bestsellerlijsten, maakte de Berlijnse filosoof Holm Tetens juist dit punt. Waar de wetenschap het laatste criterium van de ordening van de wereld wordt, daar houdt zij in feite op wetenschap te zijn. In verschillende interviews beschreef Tetens hoe hij aan dit boek begon als een opdracht van de bekende uitgeverij Reclam om vanuit een naturalistisch standpunt de godsgedachte te beschrijven. Hoe meer Tetens zich verdiepte in zijn onderzoeksobject – de godsgedachte dus – hoe meer hij op rationele gronden moest toegeven dat door het ontvouwen van de godsgedachte juist zijn eigen naturalistische wereldbeeld niet meer vol te houden was. Een naturalistisch, op de wetenschap gefundeerd wereldbeeld is niet in staat om de relatie tussen de onderzoekende mens en dit wereldbeeld zelf te verklaren, aldus Tetens. Als wereldbeeld en waarheidscriterium ondergraaft het naturalisme daarmee het vermogen tot kritische reflectie, de zoektocht naar de situering van kennis – ook wetenschappelijke kennis – in de praktijk van het leven. Met het oog daarop heeft de godsgedachte volgens Tetens de betere kaarten. Verwijzend naar klassieke argumentatiestructuren uit de wijsgerige theologie beschrijft de Duitse filosoof God als het geheel van alle dingen. Dit bedoelt hij niet in pantheïstische zin maar juist vanuit de gedachte dat de mens die dit geheel articuleert, nooit buiten dit geheel kan staan. Er blijft een onoverbrugbaar verschil tussen de modellen die door de mens gemaakt worden en het geheel van de werkelijkheid waarin deze gesitueerd zijn. Het is een oude wijsheid uit de wijsgerige theologie dat wanneer we God denken, dit wat we denken niet meer God is omdat we Hem denken. Dit verschil is de levensruimte waarin mensen creatief met hun kennis kunnen omgaan, vragen kunnen stellen en op zoek kunnen gaan naar waar het in het leven om gaat. Het naturalisme laat de relatie tussen mens en model buiten beeld en dreigt daarmee de menselijke werkelijkheid tot een object te maken. Wie op een ten opzichte van de werkelijkheid en de natuur verantwoorde en respectvolle manier met wetenschappelijke kennis wil omgaan vindt in het perspectief van de godsgedachte het duidelijk betere alternatief.

Zwakke En Sterke Godsbeelden

Al enkele decennia eerder verdedigde de recent heilig verklaarde filosoof en karmeliet Titus Brandsma (1881-1942) een vergelijkbare stelling in zijn veel geciteerde tekst Godsbegrip (1932). Hij voegde hier echter nog een politieke dimensie aan toe. Hij was onder de indruk van het succes van de grote ideologieën uit zijn tijd zoals het fascisme, het nationaalsocialisme, het communisme en het liberalisme. Hij liet echter ook zien dat deze ideologieën - begrepen vanuit het perspectief van de godsgedachte - in feite ‘godsbeelden’ zijn hoewel ze niet zelden juist als atheïstisch begrepen werden. Maar het zijn ‘zwakke’ godsbeelden, aldus Brandsma. Ze zijn zwak omdat ze ervan uitgaan dat ze de ordening van de werkelijkheid reëel tot uitdrukking brengen en dus ook aan de werkelijkheid opgelegd moeten worden, wanneer deze niet in overeenstemming met de modellen blijkt te zijn. De verdedigers van deze ideologieën zijn vergeten dat hun modellen ‘zwakke godsbeelden’ zijn. ‘Sterke’ godsbeelden laten immers uit zichzelf zien dat God altijd anders is dan de beelden die mensen van Hem maken. Sterke godsbeelden openen de ruimte om te handelen in de praktijk, juist door dit oneindige verschil. Zwakke godsbeelden moeten met geweld opgelegd worden – zoals bleek in de geschiedenis van de 20ste eeuw. In het naturalisme huist een onoverkomelijke gewelddadigheid, zo laat Brandsma in deze verrassende tekst zien. Men zou kunnen zeggen: het probleem van deze ideologieën is juist hun verborgen naturalistische waarheidsaanspraak – een probleem dat niet ophield te bestaan met de militaire nederlaag in 1945 van één van die ideologieën. God kan dus misschien niet wetenschappelijk doorgrond worden; het perspectief van de godsgedachte herinnert de mens eraan dat ook wetenschap uiteindelijk ten dienste van het leven staat. Het is de godsgedachte die ons ervan weerhoudt rationele modellen onkritisch voor waar te houden.


Wetenschap en levensbeschouwing:

De positie van de theologie binnen de academie

Wanneer de veronderstelde tegenstelling tussen wetenschap en levensovertuiging ter sprake komt, denken we binnen het reformatorische volksdeel al snel aan de vraag hoe een christen zich dient te verhouden tot de evolutietheorie. Het lijkt mij goed het dit keer eens te hebben over een ander belangrijk aspect: de positie van de theologie in het wetenschappelijk krachtenveld. Min of meer geruisloos is in de afgelopen decennia de theologie naar de rand van het universitaire spectrum gedrongen. De positie van koningin der wetenschap had ze met de opkomst van de empirisch georiënteerde natuurwetenschappen al langer verloren, maar als we nu de balans opmaken moeten we constateren dat op veel universiteiten theologie geheel uit het wetenschappelijk onderwijsaanbod is verdwenen. In de afgelopen 25 jaar hebben de universiteiten van Leiden en Utrecht alsook de Universiteit van Amsterdam de theologie de deur uit gedaan. Van de veertien Nederlandse algemene universiteiten bieden alleen de Rijksuniversiteit Groningen en de drie bijzondere universiteiten (Tilburg, Radboud en de Vrije Universiteit Amsterdam) nog de mogelijkheid om theologie te studeren.

Daarnaast kun je theologie ook studeren aan de drie kerkelijk gelieerde levensbeschouwelijke instellingen, de Theologische Universiteit Apeldoorn (Christelijke Gereformeerde Kerken), de Theologische Universiteit Utrecht (Nederlandse Gereformeerde Kerken) en de Protestantse Theologische Universiteit (Protestantse Kerk in Nederland). Daar ben je als student echter wel gedurende je gehele studie uitsluitend onder min of meer gelijkgestemde theologen en dat kan zo zijn beperkingen meebrengen als het gaat om een brede academische vorming.

Religiestress

Voor deze ontwikkeling zijn tenminste twee oorzaken aan te wijzen. Enerzijds heeft zich de laatste decennia een zekere mate van ‘relistress’ meester gemaakt van de Nederlandse samenleving. En dat is merkwaardigerwijs de universiteiten niet voorbijgegaan.

Dit heeft mede geleid tot afkalving van het draagvlak voor de instandhouding van de theologie. Jongere generaties leggen anno 2024 juist weer grotere religie-ontvankelijkheid aan de dag. Maar inmiddels is met het verdwijnen van theologieopleidingen aan veel klassieke Nederlandse universiteiten het kwaad wel geschied en dat laat zich niet gemakkelijk meer herstellen. Weg is weg.

Beroepsperspectief

De tweede oorzaak van het feit dat theologie in het Nederlandse universitaire bestel in de marge is beland is te wijten aan de theologieopleidingen zelf. In tegenstelling tot vrijwel alle andere universitaire opleidingen is het beroepsperspectief van de theologie sterk gefocust gebleven op één ambt, dat van predikant of leider van een geestelijke stroming. Wetenschappelijk opgeleide theologen zouden echter evenzeer een belangrijke rol kunnen spelen op diverse posities in de maatschappij. Breed inzicht opgedaan uit heilige teksten, nadenken over de ‘ultieme levensvragen’ en kennis van religieuze overwegingen zijn uiterst relevant op leidinggevende posities in een maatschappij waarin spanningen, conflicten, trauma’s en grote dilemma’s aan de orde van de dag zijn. Hierbij kan worden gedacht aan posities bij de overheid, culturele sector, onderwijs, journalistiek, maar evenzeer aan het nationaal en internationaal opererende bedrijfsleven. Juist door verbreding van de doelgroep kan de klassieke theologieopleiding binnen een brede universitaire context naar de toekomst veilig worden gesteld.

Ik hoop daarom van harte dat schoolverlaters de weg naar een wetenschappelijke theologieopleiding weer in ruime mate weten te vinden, ook zij die geen predikant willen worden. Nu kan het nog, zij het lang niet meer overal.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 2024

Zicht | 92 Pagina's

Geloof, wetenschap en politiek in de praktijk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 2024

Zicht | 92 Pagina's