Herverdeling van vermogen als Bijbelse opdracht?
Het jubeljaar in relatie tot vermogensongelijkheid
Ieder jaar wordt rond Prinsjesdag een uitvoerige discussie gevoerd over ‘hoeveel iedereen erop vooruitgaat’. Ook de recente doorrekeningen van verkiezingsprogramma’s en het hoofdlijnenakkoord bevatten deze plaatjes. Tot op tienden van procenten wordt berekend wat de inkomenseffecten van maatregelen zijn. Door deze focus op inkomensverschillen bleef het debat over vermogensverschillen lange tijd onderbelicht. Mede naar aanleiding van een aantal rapporten is hier in de politiek meer aandacht voor gekomen. In dit artikel gaan we in op de vermogensverdeling in Nederland, vervolgens bekijken we of deze verdeling problematisch is en ten slotte bespreken we enkele beleidsopties om de vermogensongelijkheid te verkleinen.
Vermogensverdeling
In 2021 bestond het overgrote deel van het vermogen van Nederlandse huishoudens uit pensioenvermogen (47%) en de nettowaarde van de eigen woning (woningwaarde - hypotheekschuld) (25%). Een kleiner deel bestond uit financieel vermogen (bijv. banktegoeden en aandelen) en aanmerkelijk belang. Een aanmerkelijkbelanghouder bezit minimaal 5% van de aandelen van een vennootschap, dit valt onder vermogen in box 2. Het totale vermogen (excl. pensioenvermogen) in Nederland is niet gelijk verdeeld: de 10% rijkste
Nederlanders bezit 61% van het vermogen in Nederland en de rijkste 1% bezit 26% (zie figuur 1). Het grootste deel van het vermogen van deze laatste groep bestaat uit aanmerkelijk belang. 1
Ontwikkeling Van Vermogen
Deze cijfers laten de vermogensverdeling in het jaar 2021 zien, terwijl voor een goed begrip van deze verdeling ook de ontwikkeling door de tijd heen relevant is. Tussen 2006 en 2020 is het totale vermogen (excl. pensioenvermogen) gestegen met 60%, waarbij er grote verschillen zijn tussen verschillende vormen van vermogen. De nettowaarde van de eigen woning steeg bijvoorbeeld met 51%, terwijl de waarde van aanmerkelijk belang steeg met 155%. Niet iedere Nederlander heeft echter een eigen woning, laat staan een aanmerkelijk belang. Dit betekent dat het voordeel van deze waardestijgingen zich concentreert bij bepaalde groepen. Het zijn mensen met meer vermogen (en vaak ook een hoger inkomen) die profiteren van vermogensstijgingen, waardoor zelfversterkende effecten kunnen ontstaan: de rijken worden rijker en de armen worden armer. 2
Er worden verschillende verklaringen gegeven voor deze zelfversterkende effecten. In dit artikel bespreken we er twee, namelijk (1) dat het rendement op vermogen over het algemeen groter is dan de toename van het nationaal inkomen en (2) dat het belastingstelsel in Nederland bestaande vermogensverschillen versterkt.
Piketty
Een bekende auteur op het gebied van vermogensongelijkheid is de Franse econoom Thomas Piketty. Op basis van empirisch onderzoek trekt hij de conclusie dat het rendement op vermogen over het algemeen hoger is dan de groei van het nationaal inkomen. Wanneer het vermogen sneller toeneemt dan het nationaal inkomen, stijgt het vermogen als percentage van het nationaal inkomen (de vermogens-inkomensratio). Deze ontwikkeling is ook in Nederland te zien, zoals blijkt uit figuur 2.
Dit betekent dat de vermogenden rijker worden ten opzichte van mensen die hun inkomen op een andere manier verdienen. Hieruit volgt een tweede conclusie van Piketty, namelijk dat deze relatief sterke vermogensgroei leidt tot een versnelde concentratie van vermogen bij een klein deel van de bevolking. Hierbij moet wel een belangrijke kanttekening gemaakt worden: inkomen uit vermogen (zoals rente op spaargeld en uitkering van dividend) vormt voor de meeste topinkomens slechts een ondergeschikt deel. Alleen voor de allerrijksten (0,1%) is vermogen de belangrijkste inkomstenbron. De toename van vermogensongelijkheid is dan ook vooral toe te schrijven aan de groeiende ongelijkheid van arbeidsinkomens. Het in verhouding hogere rendement op vermogen is hieraan ondergeschikt. 3
Belastingstelsel
Een tweede oorzaak van de toenemende vermogensongelijkheid is dat het Nederlandse belastingstelsel deze verschillen eerder vergroot dan verkleint. De afgelopen jaren zijn er verschillende rapporten verschenen waarin werd aangetoond dat inkomen uit vermogen minder zwaar wordt belast dan inkomen uit arbeid. Dit is in strijd met het fiscale neutraliteitsbeginsel, wat inhoudt dat verschillende vormen van inkomen (uit arbeid of vermogen) even zwaar belast moeten worden – het zogeheten globale evenwicht. In het Nederlandse belas-tingstelsel zitten echter een aantal (legale) mogelijkheden waar juist mensen met vermogen van profiteren. Zij houden daardoor netto meer over, waardoor de verschillen tussen arm en rijk groter worden – een zelfversterkend effect.
Onderzoek van het Centraal Planbureau laat zien dat de hoogste 1% inkomens relatief minder belasting betalen dan de groep daar net onder. Het inkomen van deze groep bestaat met name uit bedrijfswinsten die in box 2 vallen (het progressieve stelsel in box 1 is hierop dus niet van toepassing). Over deze bedrijfswinsten wordt in de eerste plaats vennootschapsbelasting betaalt (19,0% tot € 200.000, daarboven 25,8%). Wanneer de winst wordt uitgekeerd, moet hierover belasting worden betaald in box 2, maar een ondernemer kan ervoor kiezen om geen winst uit te keren. Het niet uitkeren van winst kan nodig zijn voor de bedrijfsvoering, maar vaak wordt er geen winst uitgekeerd om fiscale redenen. Een aantrekkelijke manier om toch over deze middelen te kunnen beschikken is om deze van de eigen vennootschap (lees ook: ‘Lenen van eigen bv’). 4
De vormgeving van het belastingstelsel draagt ook op andere plaatsen bij aan het vergroten van bestaande vermogensverschillen. Het oude box 3-stelsel ging (tot het arrest van de Hoge Raad in 2021) uit van een forfaitair (verondersteld) rendement op vermogen, waarbij er niet werd gekeken hoe dit vermogen was opgebouwd. Dit betekende dat bijvoorbeeld een vermogen van € 100.000 aan spaargeld even zwaar werd belast als € 100.000 aan aandelen. De rendementen op deze verschillende vormen van vermogen konden echter behoorlijk verschillen vanwege de lage rente (voor 2022) en sterk gestegen huurprijzen.
Binnen het belastingstelsel verdient de eigenwoningregeling (hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait) bijzondere aandacht. Het voordeel van de eigenwoningregeling komt niet terecht bij een selecte groep zeer vermogenden, maar bij een groot deel van de bevolking, omdat ongeveer de helft van de Nederlanders een eigen woning bezit. 5 Dankzij de hypotheekrenteaftrek is het voor hen makkelijker om vermogen op te bouwen.
Stijgende huizenprijzen zorgen ervoor dat de verschillen tussen de middengroep en de hogere vermogens kleiner worden, waarmee dus sprake is van een verkleining van de vermogensongelijkheid.
De hypotheekrenteaftrek draagt echter ook bij aan de stijgende huizenprijzen, omdat mensen hierdoor een hoger bedrag kunnen lenen, wat een prijsopdrijvend effect heeft. Deze stijgende huizenprijzen zorgen er voor dat verschillen tussen eigenwoningbezitters en huurders groter worden. Het al dan niet hebben van een eigen woning hangt namelijk sterk samen met het hebben van een relatief gunstige inkomens- en vermogenspositie, die nodig is om een woning te kunnen kopen. Jongeren die deze positie niet hebben zijn vaak aangewezen op de dure private huur, bouwen geen vermogen op, profiteren niet van de waardestijging van een eigenwoning en kunnen geen gebruik maken van het belastingvoordeel van de hypotheekrenteaftrek. 6
Is Vermogensongelijkheid Een Probleem?
Na deze cijfers rijst de vraag of vermogensongelijkheid een probleem is. Het antwoord op deze vraag is niet eenduidig. Daarom benoemen we in deze paragraaf een aantal aspecten dat hierbij van belang is.
In de eerste plaats is een bepaalde mate van vermogensongelijkheid een kenmerk van een gezonde economie. Het opbouwen van vermogen uit besparingen kan alleen worden gedaan wanneer hiervoor voldoende inkomen beschikbaar is. Dit inkomen is veelal het resultaat van werk of ondernemerschap, met bijbehorende inspanningen en risico’s. Bovendien leidt de opbouw van vermogen ertoe dat mensen een buffer opbouwen voor onvoorziene omstandigheden. Voor ondernemers geldt daarnaast dat zij hun vermogen kunnen gebruiken als toekomstige pensioenvoorziening. 7
De opbouw van vermogen hoeft echter niet het resultaat te zijn van werk of ondernemerschap. Vermogen kan ook worden opgebouwd terwijl hier een beperkte prestatie tegenover staat, zoals de waardestijging van vastgoed. Vermogen kan bovendien verkregen worden, bijvoorbeeld door het ontvangen van een schenking of erfenis of het winnen van een loterij. Economisch gezien is het efficiënt om hierop een belasting te heffen, omdat zo’n belasting leidt tot weinig verstoringen in de economie. De reden is dat hier weinig prestaties tegenover staan en mensen daarom weinig mogelijkheden hebben om hun gedrag aan te passen. 8
Bij het heffen van belastingen is het draagkrachtbeginsel een belangrijk principe. Dit houdt in dat de sterkste schouders ook de zwaarste lasten moeten dragen. De gedachte hierachter is dat iedereen naar zijn vermogen moet bijdragen aan de collectieve voorzieningen. Dit betekent niet per se dat er sprake hoeft te zijn van een progressief belastingtarief, al ligt dit wel voor de hand. Huishoudens hebben het eerste deel van hun inkomen nodig voor primaire goederen (voedsel, huisvesting, etc.). Het deel daarboven wordt gebruikt voor luxegoederen, daarom kan over dit deel ook een groter percentage aan belasting worden betaald.
De Bijbel spreekt ook over vermogenden en minder vermogenden. Rijkdom wordt in de Bijbel niet veroordeeld, hoewel Agur sprak over ‘het brood van het mij bescheiden deel’ (Spr. 30:8). Wel wordt er nadrukkelijk gewaar-schuwd voor ‘de verleiding van de rijkdom’ (Matth. 13:22; Mark. 4:19). Het thema armoede komt vaak in de Bijbel terug en is zelfs een hoofdthema van het boek Amos. De arme hoort erbij en telt, ondanks zijn positie, volwaardig mee. God Zelf neemt het voor de armen op en gaf Israël een aantal leefregels mee voor het sociaal en economisch leven. Deze leefregels worden ook wel aangeduid als het Mozaïsch model.
Eén van deze leefregels is bekend als het jubeljaar (Lev. 25:8-55). Elk vijftigste jaar moest het land of het huis dat een Israëliet was kwijtgeraakt aan hem worden teruggegeven. De in slavernij vervallen Israëlieten moesten worden vrijgelaten. Zodoende kreeg de arme zijn bestaansbasis weer terug en had hij de mogelijkheid om opnieuw te beginnen. Een jubeljaar is diep ingrijpend voor wat betreft de economische verhoudingen. Iedereen keert terug naar zijn eigen bezit en de oorspronkelijke bezitsverhoudingen worden hersteld. Kernpunt is dat het door God aan mensen toevertrouwde land onvervreemdbaar is en niet blijvend kan worden verkocht. 9
Er bestaat discussie over de mate waarin het jubeljaar een uiting is van barmhartigheid. Als een lening niet kan worden terugbetaald, dan valt het onderpand de schuldeiser toe. De opbrengsten van het land – in de vorm van oogsten die verhandeld kunnen worden – vormen een compensatie voor de nalatigheid van de schuldenaar. Met deze opbrengsten kan de schuld vereffend worden. Als de schuld is afgelost zou het rechtvaardig zijn om het land aan de voormalige eigenaar terug te geven. Hierdoor zou er geen sprake zijn van kwijtschelding van schulden en barmhartigheid, maar van gerechtigheid. Het is echter de vraag of er altijd sprake is van voldoende compensatie, zoals wordt gesuggereerd. Gezien de onzekerheid rond de opbrengsten van het onderpand ligt het voor de hand aan te nemen dat er wel degelijk sprake is van een (gedeeltelijk) kwijtscheldingselement.
De betekenis van het jubeljaar wordt onderstreept door het feit dat het begint op de Grote Verzoendag, het Joodse Jom Kippoer. Nogmaals wordt hiermee duidelijk dat het jubeljaar in het teken van barmhartigheid staat. Het verraadt niet alleen het religieuze karakter van het jubeljaar, maar vooral Gods barmhartigheid met Zijn volk en Zijn bijzondere zorg voor de zwakken. Gods barmhartigheid maakt het voor elke Israëliet mogelijk om opnieuw te beginnen en als vrije burger op een eigen stuk grond en op een menswaardige wijze te leven en God te dienen.
Het jubeljaar kan worden gezien als een waarborg tegen de concentratie van vermogen. Zelfs in de oudtestamentische tijd vertoonde het economische systeem deze de neiging. Vermogen (denk bijvoorbeeld aan grond) gold zeker in die tijd als bron van inkomsten, waarmee het verwerven of kwijtraken hiervan tot zelfversterkende effecten kon leiden. Bovendien vond het jubeljaar eens in de vijftig jaar plaats. Deze periode was in die tijd ongeveer gelijk aan de levensverwachting. Het jubeljaar kan daarom ook geduid worden als een waarborg tegen het opbouwen van vermogen of schulden over meerdere generaties heen. 10
Uitgangspunten
Het jubeljaar is verassend actueel, gezien de toenemende zorgen over bestaanszekerheid en vermogensongelijkheid in Nederland. Het jubeljaar raakt namelijk zowel aan vermogens-ongelijkheid als aan bestaanszekerheid en geeft ons handvatten hiervoor mee. Er is wel een belangrijk verschil tussen deze begrippen. Bestaanszekerheid gaat over de mate waarin mensen voldoende middelen (inkomen en vermogen) hebben om in hun levensonderhoud te voorzien. Vermogensongelijkheid gaat over de verschillen tussen het vermogen dat mensen bezitten.
Aan de hand van de eerder genoemde aspecten formuleren we een aantal uitgangspunten voor de beleidsopties in de volgende paragraaf.
• Verschil in vermogen is op zichzelf niet verkeerd en is zelfs een kenmerk van een gezonde economie, waarbij zorg voor de armen wel een christelijke opdracht is. Hierbij is een taak weggelegd zowel voor mensen onderling, als voor de kerk en de overheid.
• Het jubeljaar is een inzetting van God die zelfversterkende effecten van rijkdom en armoede moet afzwakken, ook over generaties heen. Vermogensoverdrachten tussen generaties zijn daarom een logisch moment om deze zelfversterkende effecten tegen te gaan. Erf- en schenkbelastingen zijn een geschikt instrument om hier invulling aan te geven.
• Het jubeljaar garandeerde een bepaalde ondergrens aan inkomen, waar de armen in het belang van de hele samenleving niet onder mochten komen. Dit vraagt om een sociaal minimum gebaseerd op uitgaven die nodig zijn om in het levensonderhoud te kunnen voorzien. 11
• Het draagkrachtbeginsel is een waardevol principe bij het heffen van belastingen. Constructies die ervoor zorgen dat rijken relatief minder belasting betalen staan hiermee op gespannen voet. Deze moeten kritisch worden bekeken en zo nodig worden afgeschaft. Dit geldt overigens niet alleen bij het thema vermogensongelijkheid, maar bijvoorbeeld ook voor de eenverdienersproblematiek.
Beleidsopties
De overheid heeft via het belastingstelsel de mogelijkheid om de inkomens- en vermogensverdeling te beïnvloeden. Beleidsopties om de vermogensongelijkheid te beïnvloeden liggen daarom ook met name in dit domein. Daarbij gaat het niet om het verhogen van belastingen waardoor de collectieve lastendruk toeneemt, maar om een budgetneutrale verschuiving binnen de bestaande belastingen.
De afgelopen jaren zijn er al verschillende wijzigingen doorgevoerd in het belastingstelsel die de vermogensongelijkheid tegengaan, bijvoorbeeld het beperken van het lenen van de eigen vennootschap, de invoering van een tweeschijvenstelsel in box 2 (wat ab-houders stimuleert om dividend uit te keren) en het afschaffen van de schenkingsvrijstelling eigen woning (jubelton). Als SGP-jongeren vinden we dat verdere stappen nodig zijn en daarom pleiten we voor de volgende maatregelen:
• Het beperken van de mogelijkheid om te lenen van de eigen vennootschap tot het absolute minimum (rekening-courant van € 17.500). Hierdoor moet er meer belasting in box 2 worden betaald en wordt het voordeel voor aanmerkelijkbelanghouders verkleind.
• Het invoeren van een vermogensrendementsheffing op basis van werkelijk rendement. De afgelopen jaren werd er belasting geheven op basis van een forfaitair rendement, totdat de Hoge Raad hier in december 2021 een streep doorheen zet-te. Hierdoor betaalden vastgoedbeleggers en spaarders met evenveel vermogen ook evenveel belasting, terwijl het inkomen uit vermogen van vastgoedbeleggers vaak veel hoger lag. Bij de invoering van een nieuwe vermogensrendementsheffing verdient een vermogensaanwasbelasting de voorkeur, zodat de waardeontwikkeling van vermogen direct wordt belast en belastinguitstel wordt voorkomen.
• Het stapsgewijs afbouwen van de hypotheekrenteaftrek. De hypotheekrenteaftrek draagt bij aan vermogensverschillen tussen huurders en kopers en heeft bovendien een prijsopdrijvend effect, wat de kansen van starters op de woningmarkt beperkt. De inkomensgevolgen hiervan zijn echter groot, waarom deze regeling stapsgewijs moet worden afgebouwd, net zoals dit de afgelopen jaren is gedaan.
De opbrengsten van deze maatregelen moeten worden ingezet voor het verlagen van belastingen in box 1, niet voor het financieren van aanvullende overheidsuitgaven. Een uitzondering hierop zijn maatregelen die bedoeld zijn voor de laagste inkomens om hun bestaanszekerheid te verbeteren. Omdat zij op dit moment niet of nauwelijks belasting betalen, profiteren zij niet van een belastingverlaging. Voor deze groep zouden aanvullende uitgaven wel mogelijk zijn, bijvoorbeeld in de vorm van een verhoging van de huurtoeslag of het kindgebonden budget.
Conclusie
De afgelopen jaren was vermogensongelijkheid een terugkerend onderwerp in het politieke debat. In dit artikel hebben we beschreven waarom vermogensverschillen op zichzelf niet verkeerd zijn, maar zelfversterkende effecten van vermogensongelijkheid moeten worden afgeremd. De overheid heeft vooral via het belastingstelsel de mogelijkheid om hierop in te grijpen. Op dit moment draagt de vormgeving van het belastingstelsel echter bij aan het versterken van vermogensongelijkheid. Daarom is het wenselijk om een aantal aanpassingen door te voeren die leiden tot een hogere belasting op vermogen, zodat andere belastingen verlaagd kunnen worden.
Lenen van eigen bv
Aanmerkelijkbelanghouders (ab-houders) die aandelen in een besloten vennootschap bezitten, worden belast in box 2. Over de winst van de onderneming betalen zij eerst vennootschapsbelasting (19,0% t/m € 200.000, daarboven 25,8%). Wanneer de winst als dividend wordt uitgekeerd, betalen zij hierover belasting in box 2 (24,5% t/m € 67.000, daarboven 33%). Een (legale) manier om deze belasting te ontwijken, is om de winst niet uit te keren, maar deze te lenen van de bv. Op die manier hoeft de aandeelhouder geen inkomstenbelasting te betalen in box 2, maar kan hij wel over deze liquide middelen beschikken.
Hij betaalt rente over dit bedrag aan de bv (de Belastingdienst toetst dit ook), de rente is vervolgens een vorm van inkomsten voor de bv (wat bijdraagt aan de winst). De ontstane schuld leidt tot een lagere belasting in box 3 of in box 1 voor zover het een eigen woningschuld betreft (waarbij gebruik gemaakt wordt van de hypotheekrenteaftrek). Per 1 januari 2023 is deze mogelijkheid beperkt, ab-houders kunnen op dit moment een bedrag van € 500.000 lenen van hun bv, het bedrag daarboven wordt gezien als inkomen in box 2. Schulden voor de eigen woning worden echter uitgezonderd.
Noten
1 Ministerie van Financiën, Licht uit, spot aan: de vermogensverdeling. IBO vermogensverdeling, 2022.
2 Idem.
3 Paul de Beer, “Wat kunnen sociaaldemocraten van Piketty leren?”, Samenleving & Politiek, 21/6 (2014), pp. 74-82.
4 Centraal Planbureau, Inkomens en belastingen aan de top, 2024.
5 Centraal Bureau voor de Statistiek, Vermogen van huishoudens opnieuw gestegen, 3 november 2023. Te raadplegen via: www. cbs.nl/nl-nl/nieuws/2023/44/vermogen-van-huishoudens-opnieuw-gestegen.
6 Ministerie van Financiën, 2022.
7 Ministerie van Financiën, 2022.
8 Ministerie van Financiën, Belastingen in maatschappelijk perspectief: Bouwstenen voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel, 2024.
9 Roel Jongeneel, Economie van de barmhartigheid. Een christelijk-normatieve visie op economie, 1996, Kampen: Kok.
10 Tomáš Sedláček, De economie van goed en kwaad. De zoektocht naar economische zingeving van Gilgamesj tot Wall Street, 2012, Schiedam: Scriptum.
11 In dit artikel gaan we hier niet verder op in, zie voor een uitwerking hiervan: Mark de Jong en Arjen Breeman, “Maak een einde aan het Prinsjesdag-ritueel van koopkrachtplaatjes, ga voor een nieuw sociaal minimum,” Trouw, 15 september 2023.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 juli 2024
Zicht | 98 Pagina's