Burgerschap en de echte kloof
Over democratie in Amerika van Alexis de Toqueville
Een Zicht-nummer over burgerschap kan niet zonder bijdrage waarin het magnus opus van Alexis de Tocqueville, Over de democratie in Amerika, centraal staat. Een boek dat al meer dan 150 jaar oud is, maar nog steeds één van de beste bijdragen over democratie. Dit artikel is allereerst een aanmoediging om het boek zelf te gaan lezen. Het is een dikke pil, maar bevat pareltjes van observaties. En voor wiens Frans wat roestig is, dat kan ook prima in de Nederlandse vertaling van het werk, met een inzichtelijk nawoord van Andreas Kinneging. 1 In deze bijdrage ga ik in op de hoofdlijn van het boek en maak daarnaast een aantal concrete toepassingen voor SGP’ers in de 21 ste eeuw.
Tocqueville, geboren in 1805, was een Fransman van adellijke afkomst. Zijn ouders waren één van de slachtoffers van de terreur in de jaren na de Franse revolutie. Als twintiger maakte Toqueville een reis van bijna een jaar naar Amerika. In 1835 verscheen het eerste deel van zijn boek Over democratie in Amerika, dat zich vooral op de staatsvorm van de democratie richtte, en de specifieke uitingsvorm daarvan in de Verenigde Staten. In 1840 verscheen het tweede deel, dat zich richtte op de gesteldheid van de democratische mens in dat land. Na dit boek in twee delen richtte Tocqueville zich op zijn politieke carrière in Frankrijk, met name als parlementariër en een aantal maanden ook als minister. Vervolgens schreef hij een tweeluik met als titel L’ Ancien Régime et la Révolution, over de historische wortels van de Franse revolutie. Het tweede deel van dit boek kon hij niet voltooien, omdat hij in 1859 overleed aan tuberculose. In dit werk maakt hij regelmatig de vergelijking tussen zijn geboorteland en Amerika. Beiden hebben een revolutie gekend, maar vanuit een ander vertrekpunt en met een andere uitkomst.
Vanuit Tocquevilles achtergrond als aristocraat, die ook persoonlijk de gevolgen van de Franse revolutie heeft ondervonden, zou je een afrekening met de democratie kunnen verwachten. Maar dat is het boek zeker niet. Tocqueville doet verslag van wat hij ziet en duidt een aantal kernontwikkelingen. Voor hem is de belangrijkste de beweging naar gelijkheid. Dat heeft invloed op de wetten, op de bestuurders en op hen die bestuurd worden.
In het eerste boek analyseert hij hoe de democratie in Amerika gestalte krijgt. Tocqueville richt zich op New England, gelegen in het Noordoosten van Amerika, en wat hem allermeest opvalt, is de grote betrokkenheid van burgers bij de publieke zaak. Burgers van New England geven met elkaar de democratie gestalte. Hij ziet dat met name op het meest nabije politieke niveau, de gemeente. Omwille van effectiviteit en vanwege de weerzin over verscheidenheid, zo schetst Toqueville, zouden veel centrale heersers gemeenten hun macht willen ontnemen. Maar als je dat doet, ‘dan vindt u er voortaan slechts onderdanen en geen burgers’. 2
Wat Tocqueville betreft, is actief burgerschap op lokaal niveau een absolute levensader voor de democratie. Hij bewondert Amerika vanwege de politieke decentralisatie die hij ziet. Als dat verdwijnt en slechts centraal gezag overblijft, heeft dat grote gevolgen. Hij brengt dat meesterlijk onder woorden:
‘Wat heb ik eraan als deze autoriteit, op hetzelfde tijdstip waarop zij aldus de kleinste doornen van mijn pad verwijdert, de totale meesteres van mijn vrijheid en mijn leven is, als zij mijn bewegingen en mijn bestaan zo monopoliseert dat alles rond haar wegkwijnt wanneer zij wegkwijnt, dat alles slaapt wanneer zij slaapt, en dat alles ten onder gaat wanneer zij sterft? Er zijn naties in Europa waar de inwoner zichzelf beschouwt als een soort kolonist die onverschillig staat tegenover het lot van de plaats waar hij woont. (...) Het wel en wee van zijn dorp, de orde in zijn straat, het lot van zijn kerk en van zijn pastorie raken hem niet; het denkt dat al deze dingen hem in het geheel niet aangaan en dat zij de zaak zijn van een machtige vreemdeling die men de staat noemt. Hij geniet van deze goederen als een vruchtgebruiker, zonder ze als zijn eigendom te beschouwen en zonder er ook maar aan te denken ze te verbeteren. Dit gebrek aan belangstelling voor zichzelf gaat zo ver dat hij zich, als zijn eigen veiligheid of die van zijn kinderen uiteindelijk in gevaar is, niet inspant om het gevaar af te wenden, maar met de armen over elkaar wacht totdat de gehele natie hem te hulp schiet. 3
Hoe actueel is deze observatie in het Nederland van de 21 ste eeuw! Zeker rondom de Tweede Kamerverkiezingen lijkt het wel alsof het lot van de natie volledig door ‘Den Haag’ bepaald wordt. Politiek is iets dat bijna uitsluitend daar lijkt plaats te vinden. De verwachtingen worden steeds hoger opgeklopt, terwijl het vermogen om vanuit één plek het hele land op sleeptouw te nemen, ook afneemt. Dat is een recept voor diepe teleurstelling. Er wordt vaak gesproken over de kloof tussen de burger en de politiek, maar het is deze kloof van verwachtingen bij burgers versus wat ‘Den Haag’ vermag, die het meest problematisch is.
Tocqueville is in zijn beschrijving van Amerika getroffen door het vermogen dat hij daar ziet om zichzelf te organiseren. Voor elk belang is een associatie in dat land. In het verzuilde Nederland van weleer was dit ook het geval. Het slinken van het lidmaatschap van vakbonden, verenigingen en het op professionele afstand zetten van scholen zorgt er voor dat er geen institutionele tussenruimte meer is tussen de centrale overheid en de burger. Bij elk probleem dat zich aandient, zijn er nog maar twee smaken: het is een staatstaak of een individuele verantwoordelijkheid. De staat als totale meesteres van mijn vrijheid, komt zo dichterbij. Wat vraagt dit, juist ook van SGP’ers? Actief burgerschap, binnen je gezin, in de straat, in de schoolgemeenschap, in de kerk, of in de lokale politiek. Of met de woorden van Tocqueville: ‘De Amerikaan leert de wetten kennen door deel te nemen aan de wetgeving; hij bekwaamt zich in de staatsvormen door te besturen. Het grote werk van de samenleving wordt elke dag onder zijn ogen en als het ware door zijn handen verricht.’ 4 Wie weet wat het is om belangen af te wegen, zal ook met wat meer mildheid en mededogen het politieke bedrijf volgen.
Wat Tocqueville in Amerika zo treft, is de bedrijvigheid die hij ziet. ‘De bedrijvigheid ontstaat niet door de wetten, maar door wetten te maken leert het volk die bedrijvigheid te ontwikkelen (…) De democratie biedt het volk niet het meest kundige bestuur, maar zij doet wat het meest kundige bestuur vaak niet tot stand kan brengen; zij verspreidt in de hele samenleving een rusteloze bedrijvigheid, een overvloed aan kracht.’ 5 Democratie is niet zozeer een mening hebben over de publieke zaak en dat delen via X, maar doen.
Boeiend is dat in Nederland het afgelopen decennium het openbaar bestuur iets decentraler lijkt te zijn geworden. Helaas gaat het vaak over de bezuiniging die met de decentralisatie van taken op het gebied van jeugd, zorg en werk, gepaard ging. Bedoeld was echter ook meer een beweging naar de samenleving te maken. Helaas gaat de discussie daar maar heel beperkt over. Wat in Nederland een volwassen debat op lokaal politiek niveau, met actieve betrokkenheid van burgers, vaak in de weg staat, is dat de financiële middelen grotendeels uit ‘Den Haag’ komen. Dat geeft de centrale overheid het sturingsmiddel om gemeenten door het hoepeltje van het rijk te laten springen. Ook draagt het eraan bij dat het lokale debat veel te weinig gaat over de verdeling van schaarste in het sociaal domein. Tocqueville wijst religie en vaderlandsliefde als de twee voornaamste bronnen voor burgerschap in Amerika aan. Als deze bronnen verminderen, betekent dat ook dat burgerschap onder druk staat. Decentralisatie als stelselwijziging heeft dus weinig effect als onderliggende ontwikkelingen in de samenleving het burgerschap verzwakken.
Tocqueville schrijft niet over secularisatie als zodanig, maar beschrijft wel hoe wezenlijk religie is, juist in een democratie. In een aristocratische samenleving is al een ordening aanwezig, in een democratie is iedereen gelijk. ‘Wat moet men doen met een volk dat meester over zichzelf is (in een democratische samenleving, GS), als het niet aan God onderworpen is?’ 6
Eén van de actuele thema’s is dat democratische vrijheden, zoals de vrijheid van vereniging of van onderwijs, bedreigd worden door het gelijkheidsdenken. Tocqueville schrijft er uitvoerig over. Vrijheid is een kenmerk van democratische samenlevingen zegt hij, maar als dat ideaal eenmaal is gerealiseerd, dan blijft gelijkheid over. ‘Voor de gelijkheid hebben democratische volken een vurige, onverzadigbare, eeuwige en onoverwinnelijke hartstocht; zij willen gelijkheid in vrijheid, en als zij dat niet kunnen bewerkstelligen, dan willen zij haar ook nog in slavernij.’ 7
Het werk van Tocqueville mondt uit in een analyse over het despotisme dat democratische volken moeten vrezen. Dat is niet het despotisme van de verlichte monarch, maar de combinatie van een sterke centrale staat en zwak burgerschap. Het is zachtmoedig despotisme. Zijn beschrijving hiervan is beroemd geworden: ‘Boven de massa torent een immense en beschermende macht uit die zich als enige belast met de zorg voor hun genietingen en het toezicht op hun lot. Zij is absoluut, nauwkeurig, regelmatig, vooruitziend en zachtmoedig. Zij zou op het vaderlijke gezag lijken als zij, evenals dat gezag, tot taak zou hebben de mensen voor te bereiden op de volwassenheid, maar zij probeert juist niets anders te doen dan hen onherroepelijk in hun kindertijd vast te houden; zij ziet graag dat de burgers genieten, mits zij alleen maar aan genietingen denken.’ 8
Ik hoop dat deze bespreking van en met name de aangehaalde citaten uit Tocquevilles werk over Amerika de zin heeft aangewakkerd om dit boek zelf te gaan lezen. De omvang van dit kloeke werk vraagt wel wat moed, daarom is het aan te raden om dit met een groep te doen. Als er meerdere lezers zijn die deze interesse hebben, meld je dan bij de redactie. Geheel in de geest van Tocqueville richten we dan een vrije associatie op om dit project ter hand te nemen.
Bronnen
1. Alexis de Tocqueville, Over de democratie in America, in Nederlandse vertaling van Hessel Daalder en Steven Van Luchene, bewerkt en met nawoord van Andreas Kinneging (Lemniscaat 2011).
2. Pagina 83.
3. Pagina 109-110.
4. Pagina 329.
5. Pagina 266.
6. Pagina 318.
7. Pagina 536.
8. Pagina 748.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 2024
Zicht | 84 Pagina's