Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een ‘modern taboe’ ter sprake brengen…

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een ‘modern taboe’ ter sprake brengen…

20 minuten leestijd

Tot op heden is de Nederlandse politiek niet in staat een zinnig en nuchter debat te voeren over het feit dat het aantal geboorten al decennialang een dalende trend vertoont. Over een taboe is het lastig debatteren. Maar het geboortecijfer is nu zo laag dat de bevolkingssamenstelling ver uit balans dreigt te raken. De ontgroening versterkt de dubbele vergrijzing. Het taboe moet dus wel besproken worden en het roer moet om. Welke overheidsmaatregelen zouden het krijgen van kinderen kunnen bevorderen? En hoe waarderen we zo’n beleid vanuit moreel perspectief?

Voordat de mogelijke maatregelen in het kader van gezinsbeleid en geboortepolitiek aan de orde komen, bespreken we eerst een aantal oorzaken van het sterk dalende geboortecijfer in Nederland.

Oorzaken

Misschien is het goed om te beginnen met een algemene, oude wijsheid: It takes a village to raise a child… Het lijkt erop dat we in onze moderne maatschappij die wijsheid van weleer bij het oud vuil hebben gezet. Het gevolg? Veel ouders staan er in de opvoeding (grotendeels) alleen voor. Dat geldt nog sterker voor de alleenstaande moeder (of vader). Bovendien hebben veel ouders het idee dat hun kinderen perfect opgevoed moeten worden. Dat roept spanning en onzekerheid op. De hoge eisen krijgen een nog (be)klemmender karakter wanneer je maar één kind hebt, want dan mag het ‘opvoedproject’ zéker niet mislukken.

De grotere onzekerheid bij opvoeders draagt bij aan een hoger beroep op professionele hulpverleners, zoals de jeugdzorg. Inmiddels maakt 1 op de 7 jongeren daar gebruik van en bij de jongste groepen op de basisschool is de verhouding 1 op 4. Vooralsnog is de verwachting dat de vraag naar jeugdzorg blijft stijgen. Deze ontwikkeling maakt duidelijk dat ouderschap als ‘zwaar’ of als een pittige belasting wordt gezien, waar mensen serieus tegen op kunnen zien. Aan die realiteit moeten politici en beleidsmakers niet voorbijzien.

Individualisering

De belangrijkste, niet te onderschatten factor als het gaat om de daling van het kindertal is toch de individualisering van de samenleving. Vandaag de dag is het ook in SGP-kring ‘normaal’ geworden om te kiezen voor een baan die een hoge levensstandaard mogelijk maakt. Opleiding, persoonlijke ontplooiing en ontwikkeling gooien hoge ogen. Nu zou ik niet a priori willen beweren dat deze zaken onbelangrijk of helemaal verkeerd zijn. Maar het is wel problematisch dat jongeren en ouderen hieraan in de regel méér prioriteit geven, dan aan de keuze voor moederof vaderschap. Jongeren zeggen eerst nog te willen genieten van het leven. En zeker bij mannen is sprake van ‘tegenzin’ om zich op jongere leeftijd te binden.

Aan deze verschuiving in prioriteiten heeft de overheid zelf actief bijgedragen, bijvoorbeeld door de ‘1990-maatregel’. 1 Tussen 1989 en 1992 werd daaraan door de Rijksoverheid een voorlichtingscampagne gekoppeld, met als slogan: ‘Een slimme meid is op haar toekomst voorbereid’. Jonge vrouwen deden er verstandig aan het krijgen van kinderen uit te stellen. Vanwege emancipatie- en welvaartsmotieven was het gewenst om eerst werk te maken van opleiding en carrière. ‘Zorg ervoor dat je “economisch zelfstandig” bent’, zo was de niet te missen boodschap richting jonge meiden. Pas daarna komt het moment in beeld om te gaan denken aan de vervulling van je eventuele (!) kinderwens. Dat daarvoor als basis een stabiel huwelijk met een man nodig is, werd compleet genegeerd.

Hogere Leeftijd Moeder Bij Eerste Kind

De uitkomst van deze kortzichtige denkwijs bij de Rijksoverheid blijkt uit de statistieken: de gemiddelde leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen, ligt in Nederland bijzonder hoog. 2 De meeste vrouwen zijn de dertig al gepasseerd wanneer hun eerste baby wordt geboren. Met verwijzing naar de overheidscampagne: dit is niet zo slim. Want biologisch gezien is het voor een vrouw veel beter om haar eerste kind te krijgen tussen haar 20e en 25e levensjaar. Ook neemt haar vruchtbaarheid al vanaf het 30e levensjaar af. Daardoor leidt uitstel van kinderen nogal eens onbedoeld tot afstel, met alle teleurstelling en spijtgevoelens van dien. 3 Verder ontstaat er geregeld spanning en conflictstof tussen vaders en moeders doordat het lastig balanceren is tussen de aandacht en energie die een betaalde baan vergt versus de zorg voor het gezin. Relatief veel jonge moeders met een betaalde baan raken al voor hun veertigste overspannen of burnout. Op die manier lopen veel vrouwen vast in hun jacht naar economische zelfstandigheid. Daar komt bij dat het aantal (echt)scheidingen sterk is toegenomen. Het veelgeprezen streven naar individuele autonomie maakt vooral mannen, maar ook vrouwen blind voor het feit dat je als mens aangewezen bent op elkaar om die autonomie enigszins te realiseren. Die ‘ouderwetse’ moraal van huwelijkstrouw was zo gek nog niet.

Eenzaamheid

Al deze ontwikkelingen en daarmee samenhangende individuele keuzes pakken zeer nadelig uit voor de samenleving en haar ontwikkeling in de toekomst. Niets minder dan een implosie van de bevolking ligt in het verschiet. Dat is een groter en veel complexer probleem dan een economische recessie. Maar gek genoeg besteden de media hier nauwelijks aandacht aan. Dat komt door de traagheid en stilte van demografische ontwikkelingen. En je moet dertig jaar vooruit willen kijken. Politici zullen niet zozeer aan de volgende verkiezingen, maar vooral aan de volgende generatie moeten gaan denken. Want als het aantal geboorten zo laag blijft als nu (gemiddeld 1,43 kind per vrouw in 2023) neemt per generatie het aantal inwoners met bijna een derde af. 4

En dat niet alleen. Ook de stellen die bewust ervoor hebben gekozen geen kinderen te krijgen, alsook de mensen die na hun 30e nog steeds vrijgezel willen blijven, komen er in de herfst van hun leven vaak achter dat zij iets belangrijks missen wat anderen wel hebben: kinderen en kleinkinderen die hun leven extra zingeving en kleur bieden. En zo nodig ook praktische hulp en mantelzorg. En wat te denken van de haast epidemische eenzaamheid die veel mensen in onze samenleving ervaren doordat er vrijwel niemand naar hen omziet? De combinatie van ‘ontgroening’ en ontkerkelijking heeft een kille, inhumane schaduwzijde.

Onzekerheid Over Toekomst

Vanaf 2010 verscherpt de daling van het kindertal in Nederland door de toegenomen onzekerheid bij veel (jonge) mensen over de toekomst. 5 Daarbij valt niet alleen te denken aan de instabiliteit van het (netto) gezinsinkomen door tijdelijke arbeidscontracten en de dalende koopkracht door hogere infla-tie, maar ook aan de klimaatverandering, gepaard aan de misvatting dat kinderen slecht zijn voor het klimaat. Ook het tekort aan betaalbare gezinswoningen, met name voor gezinnen met meer dan twee kinderen, gooit roet in het eten. 6 En om niet meer te noemen: het aantal abortussen, gerelateerd aan het aantal geboren kinderen, vertoont de laatste jaren een sterke stijging. 7

Een Geruststellende Theorie?

Gezien de desastreuze gevolgen van deze ontwikkeling op langere termijn, kunnen we ons afvragen waarom de alarmbellen in ‘Den Haag’ niet luider afgaan. Zonder volledig te zijn noem ik daarvoor drie redenen.

Ten eerste ziet het merendeel van de onderzoekers en journalisten de ‘demografische winter’ niet als een probleem, maar als een empirische wetmatigheid. 8 Nederland bevindt zich in de fase die volgt na die van de zogenoemde demografische transitie. (Zie daarvoor figuur 1 op p. 21). 9

De fase van pre-transitie loopt in Nederland door tot ver in de 19e eeuw. Er was toen sprake van een hoog sterftecijfer en een hoog geboortecijfer. De omvang van de bevolking was laag en groeide nauwelijks. Dankzij verbetering van de hygiëne (riolering, waterleiding) en medische zorg daalde het sterftecijfer vanaf 1875, terwijl het geboortecijfer even hoog bleef (fase 1). Bijgevolg nam de bevolkingsomvang in rap tempo toe. Dankzij de langere levensverwachting en de veel lagere kindersterfte, alsook de toegenomen economische welvaart die pensioenvoorzieningen mogelijk maakte, maar vooral door de komst van anticonceptiva zoals de pil in de jaren 1970, daalde het geboortecijfer sterk (fase 2). De totale bevolking bleef toenemen, maar de groei vlakte af. Vanaf de jaren 1990 zit Nederland in de post-transitiefase, waarin zowel het sterftecijfer als het geboortecijfer op een laag niveau liggen.

Deze theorie maakt inderdaad de ontwikkeling door de tijd heen inzichtelijk. Echter, de feiten laten zien dat in Nederland het sterftecijfer de laatste jaren gestaag toeneemt, terwijl het geboortecijfer nog steeds daalt. Daardoor doet zich vanaf 2022 een toenemend sterfteoverschot voor. 10

Korte Termijn Gaat Voor Lange Termijn

In de tweede plaats weegt voor veel ‘rationele’ beleidsmakers de winst op korte termijn zwaarder dan het veel grotere verlies op langere termijn. Wie pleit voor de noodzaak van een hoger geboortecijfer, krijgt als tegenargument te horen dat de vergrijzing reeds zorgt voor stijgende lasten: voor een steeds groter deel van de bevolking, namelijk de oudere, gepensioneerde mensen, moeten de verzorgingskosten worden opgebracht door een krimpende beroepsbevolking. Wanneer daar ook nog eens meer kinderen bij zouden komen, verzwaart dat de lasten per werkende. Maar dit is een demonstratie van kortetermijndenken. Want hoe langer je wacht met maatregelen die het kindertal verhogen, hoe sterker de demografische neergang zal zijn, hoe dieper het dal van zware lasten waar we dan met z’n allen doorheen moeten ploeteren.

Taboe

In de derde plaats blijkt er een taboe te rusten op een nuchter, eerlijk en open debat over deze kwestie. De terugloop van het kindertal is een serieuze kwestie die de ontwikkeling van de Nederlandse samenleving in haar geheel treft. Maar de politicus die het waagt om dit als probleem aan de orde te stellen, krijgt pek en veren over zich uitgestort. Toen Pieter Omtzigt in de H.J. Schoolezing van 2 september jl. benoemde dat het lage geboortecijfer ook geopolitieke gevolgen kan hebben, viel de goegemeente over hem heen. Men meent dat het al dan niet krijgen van kinderen een strikte privékwestie is waarop de overheid geen enkele invloed moet willen uitoefenen. Maar dit is zacht uitgedrukt een halve waarheid. Want allerlei overheidsmaatregelen (invoering AOW, de pil in het ziekenfonds, de 1990-maatregel, de bevordering van arbeidsparticipatie van met name vrouwen) hebben effect op het kindertal. Iedereen kan toch zién dat het geboortecijfer steeds verder daalt?! Het ligt dan toch voor de hand om het beleid te wijzigen of compenserende maatregelen te treffen voor jonge stellen met een kinderwens? Maar helaas blijkt nuchter denken op dit punt niet de grootste kwaliteit te zijn van de meeste Nederlandse politici en opiniemakers. Volgens hen mag overheidsbeleid de gezinnen wel alsmaar kleiner maken, maar niet iets groter, nu de meeste gezinnen echt te klein zijn geworden.

Wat Kun Je Er Aan Doen?

Laten we allereerst dit taboe terzijde stellen. Want dan kunnen we in alle nuchterheid maatregelen overwegen die bijdragen aan het keren van het tij. Daarbij kunnen we putten uit de ervaring van diverse landen in Europa die vanaf de jaren ’90 beleid hebben ontwikkeld om ouders met kinderen te faciliteren. In het kader van dit zogenoemde gezinsbeleid zijn tal van maatregelen bedacht en uitgevoerd. Ruwweg kunnen we die in drie soorten indelen: kindgerichte, arbeidsgerichte en overige maatregelen.

Kindgerichte maatregelen - Voorbeelden hiervan zijn regelingen voor kinderbijslag, belastingkortingen per minderjarig kind, kindertoeslagen, gezins- of kinderkortingen op voorzieningen zoals openbaar vervoer, bibliotheken en zwembaden. Daarnaast zijn er speciale regelingen voor gezinnen met een laag inkomen, zoals het kindgebonden budget.

Arbeidsgerichte maatregelen - Voorbeelden hiervan zijn het zwangerschaps- en bevallingsverlof, voorzieningen voor kinderopvang, wetgeving voor werken in deeltijd, ouderschapsverlofregelingen voor moeders en vaders, belastingkortingen en toeslagen voor werkende ouders met (jonge) kinderen.

Overige maatregelen - Hierbij kan gedacht worden aan laagdrempelig advies voor ouders met opvoedvragen, gezinscoaches, relatietherapie en (financiële) steun voor vruchtbaarheidsbehandelingen.

Sorteren deze maatregelen ook effect? In het algemeen hebben onderzoekers vastgesteld dat landen die relatief meer publieke middelen besteden aan gezinsbeleid ook een hoger geboortecijfer kennen dan landen die veel minder geld hieraan uitgeven (Zie figuur 2). Maar een direct verband ontbreekt. Baby’s zijn dus niet te koop. Bovendien zullen incidentele maatregelen weinig effect sorteren. Ook helpt het niet echt als beleidscoherentie ontbreekt, waardoor de ene maatregel de andere tegenwerkt. Steun voor gezinnen zal het kindertal bijvoorbeeld niet verhogen wanneer er te weinig betaalbare en gezinsvriendelijke woningen zijn.

Geboortepolitiek, Waarom?

Gezinsbeleid is niet direct gericht op het verhogen van het kindertal. Het faciliteert gezinnen met kinderen en komt hen tegemoet in de extra kosten voor levensonderhoud die het grootbrengen van kinderen nu eenmaal vergt. Geboortepolitiek kent daarentegen wél de doelstelling van een hoger geboortecijfer. Het aantal landen dat pro-natalistische maatregelen neemt is de laatste jaren flink gestegen (zie de figuur op p. 28). 11 Om welke redenen zou een land daartoe overgaan?

Voor een deel gaat het om economische motieven. Een grotere bevolking leidt in de toekomst tot meer economische groei en meer belastinginkomsten voor de staat. De kinderen die nu geboren worden, kunnen later de mensen op de arbeidsmarkt vervangen die dan met pensioen gaan. Of in de zorg gaan werken om het toenemende aantal ouderen te ondersteunen.

Maar ook machtsmotieven kunnen een rol spelen. Soms wil of moet een land de militairen en burgers vervangen die zijn omgekomen in een oorlog of tijdens een opstand. Ook kan een verdere uitbouw van de militaire strijdkrachten het doel zijn. Een geopolitiek motief is dat een land met een grotere bevolking meer gewicht in de schaal legt of meer invloed krijgt in internationale organisaties.

Geboortepolitiek, Hoe?

Om een indruk te krijgen van de vormgeving van geboortepolitiek, geven we een aantal voorbeelden van maatregelen die verschillende landen nemen om het aantal geboorten te vergroten, zonder daar meteen een waardeoordeel aan te hechten.

Financiële maatregelen – Voorbeelden hiervan zijn: ‘baby bonussen’ (Frankrijk, Polen), een maandelijkse toelage voor ouderparen of moeders met drie of meer kinderen, een extra toeslag, belastingkorting of steun voor het derde, vierde of volgende kind van een moeder of ouderpaar en een subsidieregeling voor een zeven-zits-auto voor grote gezinnen (Hongarije).

Overige maatregelen – Denk hierbij aan: uitgebreid gezinsverlof (Tsjechische Republiek), gratis kennismakingsparty’s voor vrouwen en mannen (Japan), strengere wetgeving voor abortus en echtscheiding (China) en het uitreiken van medailles aan moeders van grote gezinnen (Belarus, Rusland).

Effectiviteit Van Geboortepolitiek

Net als bij gezinsbeleid geldt voor geboortepolitiek dat het ook hier om een betrouwbaar en voorspelbaar beleid moet gaan dat consistent en coherent is. Een belangrijke factor die een rol speelt bij de daling van het aantal geboorten is immers de onzekerheid die veel jonge stellen ervaren. Incidentele maatregelen versterken die onzekerheidsgevoelens.

Essentieel is dat politici beseffen dat baby’s niet te koop zijn. Geld speelt wel een rol, maar is geen ‘gamechanger’ omdat de impact van (andere) maatschappelijke en culturele factoren veel groter is. Neem bijvoorbeeld de onuitgesproken norm van twee kinderen per gezin. Impliciet komt die tot uitdrukking in illustraties in allerlei beleidsstukken en overheidspublicaties. Het zou een goed idee zijn om consequent ook (de effecten voor) gezinnen met méér dan twee kinderen in beeld te brengen. Nog beter en belangrijker is het versterken van de intrinsieke motivatie van jongere mensen (van 20 tot 40 jaar) om kinderen te krijgen. Voorbeelden helpen daarbij. Bestuurders en politici moeten het lef tonen zich in positieve, waarderende bewoordingen uit te spreken over het moederschap (het vaderschap hoort daar natuurlijk ook bij). Wanneer jonge vrouwen (gesteund door hun mannen) daar prioriteit aan willen geven, helpt het bepaald niet als er meewarig of zelfs kritisch over wordt gedaan. Waarom zou een jonge vrouw niet eerst kinderen kunnen krijgen en later, als haar kinderen zich zelfstandig kunnen redden, (verder) gaan werken aan haar beroepsmatige carrière? Het omdraaien van de volgorde die in de jaren 1990 werd bepleit, zou op langere termijn wel eens veel ‘slimmer’ kunnen zijn. Verder moeten we bedenken dat de financiële steun van de staat voor gezinnen met kinderen nooit een gelijkwaardige vervanging kan zijn van de warme support vanuit de familie, de buurt- en de kerkgemeenschap. Met name op lokaal vlak kan hier het verschil worden gemaakt door creatieve arrangementen aan te bieden waardoor jonge gezinnen zich vanuit hun directe omgeving met raad en daad gesteund weten.

Principiële Uitgangspunten En Overwegingen

Dan nu de vraag hoe we gezinsbeleid en geboortepolitiek waarderen vanuit Bijbels perspectief. In de nota ‘Goedgezinde poli-tiek’ uit 2006 staan daarover behartigenswaardige opmerkingen die hier niet worden herhaald. 12 Maar het kardinale uitgangspunt wil ik hier wel noemen: kinderen worden niet door mensen gemaakt, maar zij zijn aan hun ouders gegeven door God, de Schepper van ieder mens. Dit betekent dat kinderen een intrinsieke menselijke waardigheid toekomt. Daarom mogen kinderen nimmer door de staat worden ingezet als een middel voor politieke of economische doeleinden.

Dit Bijbelse principe geeft aanleiding tot een kritische bejegening van allerlei maatregelen die het krijgen van kinderen als een prestatie van ouders (of dubieuzer: ‘het volk’) neerzetten om redenen van economische of machtspolitieke aard. Als een SGP-politicus zou deelnemen aan een debat over dit soort beleid, zou het mij verbazen wanneer dan niet de vraag klinkt: van wie is het kind nou eigenlijk? Behoort het aan de staat, de maatschappij, de markt of aan de school? Misschien denkt u: aan geen van allen, maar wel aan de ouders. Nee, het kind behoort zèlfs niet aan de ouders. Het behoort aan God, de Heere van alle leven. Dat is voor staatkundig-gereformeerden het ultieme vertrekpunt van elk overheidsbeleid dat over gezinnen en kinderen gaat.

Vanuit het Bijbelse mensbeeld (en kindbeeld) krijgen menselijke relaties prioriteit. Daarom dient de ‘warme steun’ van familieleden, buurtbewoners en kerkleden te worden bevorderd. De staat moet besef-fen dat zijn financiële steun een (soms zeer welkome) aanvulling daarop is, maar geen gelijkwaardige vervanging ervan. Daarom zal het voorkómen van kinderarmoede een primair doel van het gezinsbeleid moeten zijn.

Waardering Van Moederschap

Als Nederlandse politici de gevolgen van de vergrijzingstrend het hoofd willen bieden, dan is een positieve waardering van het moederschap (en vaderschap) cruciaal. Het aanmoedigen of pressen van jonge vrouwen tot deelname aan de arbeidsmarkt, werkt contraproductief. Want dat blijkt sowieso tot een lager kindertal te leiden. Empirisch kunnen we nu vaststellen dat in Nederland het gemiddelde kindertal per vrouw te laag is. Dat komt mede doordat onze overheid te lang het biologische feit heeft genegeerd dat een vrouw haar eerste kind het beste kan krijgen tussen de leeftijd van 20 en 25 jaar. 13

Overigens is en blijft het krijgen van kinderen een persoonlijke zaak van man en vrouw samen. Daarbij past geen enkele vorm van dwang. Intussen blijft het problematisch dat al die privé-keuzes die mannen en vrouwen maken over het al dan niet krijgen van kinderen wel gevolgen hebben voor de samenleving als geheel. Zozeer dat we nu een demografische implosie tegemoet zien. Gezien de verantwoordelijkheid van de overheid voor het geheel van de Nederlandse samenleving en haar ontwikkeling op langere termijn, is het alleszins verstandig om na te gaan aan welke randvoorwaarden het in onze maatschappij schort. Daarbij moeten we als SGP’ers zéker de neiging weerstaan om enkel aan financiële prikkels te denken. Het beleid dient tegenwicht te bieden aan de uiteenlopende factoren die het bijzonder lage kindertal in Nederland veroorzaken.

1. Culturele factor

Het wordt weer ‘normaal’ om meer dan twee kinderen te krijgen. De opvoeding van kinderen moet zo goed mogelijk zijn, maar wees redelijk: het betere is niet de vijand van het goede. En het zijn de volwassenen die door hun consumptiegedrag meer bijdragen aan de belasting van het milieu dan de kinderen. Bovendien hebben we handen en hoofden nodig om de noodzakelijke aanpassingsmaatregelen uit te denken en door te voeren.

2. Sociale factor

Als het gaat om de toekomst, denken mensen niet meer alleen of primair aan hun individuele plezier, geluk, persoonlijke ontwikkeling en carrière, maar vooral ook aan de voortgang van de samenleving. Omdat lang niet alle vrouwen in ons land moeder worden, is ‘stoppen bij twee kinderen’ voor de samenleving als geheel onvoldoende. Ook vaders moeten weten hoe belangrijk zij zijn voor de opvoeding van hun dochters en zonen.

3. Politieke factor

De linksliberale visies volgens welke kinderen ‘een hobby’ van ouders zijn waar zij zelf voor kiezen en mitsdien daarvoor ook zelf de kosten moeten dragen, worden vanwege hun narcistisch aandoende kortzichtigheid bij het vuilnis van het verleden gezet. Gezinsbeleid stinkt echt niet naar spruitjes en kindregelingen beperken tot maximaal twee kinderen is als vloeken in de kerk. Politici spreken waarderende woorden over het belang van moederschap voor onze samenleving en geven ouders de broodnodige morele en financiële support voor het grootbrengen van kinderen. Een geboortecijfer dat lager ligt dan 1,9 kind per vrouw is ongewenst.

4 . Materiële factor

Politici en beleidsmakers houden in de beleidsvorming volop rekening met het gezin als basis van de samenleving, zonder dat alleenstaanden in de kou worden gezet. Als gevolg van de liberalisering van de woningmarkt zijn de laatste decennia veel te weinig betaalbare huizen voor gewone gezinnen gebouwd. Dat moet anders. Het fiscale beleid moet ook op de schop, zodat eenverdienersgezinnen (bij gelijk huishoudinkomen) niet tot zeven keer zoveel belasting moeten betalen als tweeverdienersgezinnen. Ook verdwijnt de (impliciete) fiscale bonus die stellen na een scheiding kunnen incasseren.

5. Geestelijke factor

Last but not least speelt een geestelijke factor onze samenleving geducht parten: veel jonge mensen missen eenvoudigweg hoop, moed en inspirerende voorbeelden uit hun omgeving die hen aanmoedigen om het ‘aan te durven’ kinderen te krijgen. Voor vertrouwen in de toekomst is inderdaad geloof in de God van Abraham, Izaäk en Jacob nodig. Juist het gebrek daaraan breekt ons als samenleving nu op. Rationeel vertrouwen in de maakbaarheid van de maatschappij, mede op basis van demografische theorieën, blijkt als bouwen op zand te zijn. Zoals we wel weten, zijn moed, hoop en inspiratie niet te organiseren. Wel kunnen deze gevoed worden door een geest van vertrouwen op en afhankelijkheid van God. Hij zegent wie de Heer vrezen, kleinen zowel als groten. 14

Conclusie

Het roer moet echt om. Gegeven de demografische ontwikkeling, zal het overheidsbeleid zich moeten richten op het wegnemen of (voldoende) compenseren van barrières die het krijgen en opvoeden van kinderen belemmeren. Het mantra van de individuele autonomie en de daarbij behorende econo-mische zelfstandigheid is een mythe of illusie gebleken. Voor het begin van een realisatie van autonomie is ieder mens immers aangewezen op de ander. Vooral door het accentueren van het individualisme, onder meer in het onderwijs, hebben teveel Nederlanders de gemeenschappelijke toekomst van onze samenleving uit het oog verloren. It takes a village to raise a child. Hopelijk komt dit gemeenschappelijk perspectief binnen één generatie weer binnen ons aller blikveld.


Noten

1 Dit is een bepaling in de Toeslagenwet, waardoor ieder meerderjarig individu verantwoordelijk wordt gesteld voor zijn eigen inkomensvoorziening. Het achterliggende doel ervan was de arbeidsparticipatie van de vrouw te stimuleren en op de uitkeringslasten te besparen. Impliciet werd hierdoor het traditionele kostwinnersgezin als ‘inefficiënte lastpost’ weggezet.

2 Namelijk: 30 jaar en vier maanden. Bron: CBS/SCP. Voor vrouwen met een migratieachtergrond ligt het gemiddelde 4 à 5 jaar lager (vgl. onderzoek SCP uit 2008). Voor autochtone Nederlandse vrouwen zal de gemiddelde leeftijd bij het eerste kind naar schatting rond de 32 jaar liggen.

3 De snel afnemende vruchtbaarheid na het 35e levensjaar en de negatieve gezondheidseffecten van laat moederschap zijn veelal onbekend. Spijt en verdriet om ongewenste kinderloosheid bestaat wel degelijk. Zie Uitstel van ouderschap: medisch of maatschappelijk probleem, Signalement van de Raad voor Volksgezondheid en Zorg, Den Haag 2007, m.n. hoofdstuk 3.

4 In 2023 was er een tekort van plm. 5.034 geboorten, dat zijn 3½ schoolklassen per week minder. Als een schoolbus met 28 kinderen een ongeval krijgt waarbij slachtoffers zijn te betreuren, is dat vol in het nieuws. Een verlies van meer dan drie schoolklassen per week is blijkbaar niet nieuwswaardig.

5 Zie: ‘Laag geboortecijfer door kwetsbare economische positie van jongvolwassenen’, Position paper rondetafelgesprek ‘Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 – thema Economie’ d.d. 18 april 2024 door dr. Daniël van Wijk van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut.

6 Recent onderzoek van Daniël van Wijk (Nidi) laat zien dat het geboortecijfer scherper is gedaald in regio’s waar de huizenprijzen sterker zijn gestegen. https://nidi.nl/demos/stijgende-huizenprijzen-deels-verantwoordelijk-voor-daling-geboortecijfer/

7 Het abortusratio was in 1995 het laagst: 150 abortussen per 1000 levendgeborenen; daarna steeg het langzaam naar rond de 170, maar in 2022 en 2023 steeg het pijlsnel naar resp. 193 en 239 per 1000 levendgeborenen (bron: CBS / Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd).

8 Zie bijv. de antwoorden dd. 23 augustus 2023 van minister Kuipers op vragen van het Tweede Kamerlid Van Haga (nr. 2023Z13683, ingezonden op 13 juli 2023). 9 Zie bijv. https://www.intelligenteconomist.com/demographic-transition-model/ .

10 In 2022 was het sterfteoverschot: 2608; in 2023: 5034 en in het eerste halfjaar van 2024 lag dit rond de 3.000. De stijgende trend zet zich dit jaar voort.

11 Zie de figuur op pag. 28.

12 H.J. Hooglander e.a., Goedgezinde politiek. Nederlands gezinsbeleid in Europees perspectief, Gouda: Guido de Brès-Stichting 2006.

13 Vanuit financieel-economisch en sociaal-psychologisch gezichtspunt kan het gewenst zijn om te wachten met het krijgen van kinderen tot een latere leeftijd. De uitdaging is hoe deze aspecten dichter bij de biologische realiteit te brengen.

14 Vertaling van de aria uit Bachs huwelijkscantate BWV 196, gebaseerd op Psalm 115: “Er segnet, die den Herrn fürchten, beide, Kleine und Große.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 2024

Zicht | 96 Pagina's

Een ‘modern taboe’ ter sprake brengen…

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 2024

Zicht | 96 Pagina's