‘Van Randstad naar regio’
In gesprek over demografische ontwikkelingen in Ede en Schouwen-Duiveland
Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de Randstad vergrijst en jongeren wegtrekken naar het oosten. Dat heeft gevolgen voor regio’s waar ze wegtrekken en voor regio’s waar ze zich vestigen. Twee raadsleden zijn bevraagd over hun kijk op deze demografische ontwikkeling. Kees van Wolfswinkel (54) is raadslid in Ede waar veel jongeren neerstrijken. Kees richt zich op het Sociaal Domein en cultuur. Leendert de Bruine (42) is raadslid in Schouwen-Duiveland, een gemeente in Zeeland waar veel jongeren juist wegtrekken. Leendert houdt zich bezig met ruimte en economie.
Herkennen jullie dat veel jongeren naar het oosten trekken?
Leendert de Bruine: ‘Helaas wel, maar we zien meer een trek van jongeren naar de Randstad. Zeeland is best geïsoleerd en je ziet dat veel jongeren in de Randstad gaan studeren. Omdat het openbaar vervoer hier niet ideaal is, zoeken ze daar naar woonruimte. Als je in het oosten van Zeeland woont is het openbaar vervoer redelijk te doen. In een uurtje sta je dan in Rotterdam. Maar als je bijvoorbeeld vanuit Burgh-Haamstede naar Rotterdam wil, ben je zo twee uur onderweg. Dus als je in de Randstad wilt studeren, dan vestig je je daar ook. We zien ook een trek van de vergrijzende populatie uit de Randstad naar hier. Wij spreken van een verzilvering van het eiland, letterlijk en figuurlijk, omdat die groep ook weer kapitaal meeneemt. Deze twee bewegingen maken het wel lastiger om de toekomst van het eiland vorm te geven.’
Kees van Wolfswinkel: ‘Dat randstedelingen naar Ede trekken, heeft ook wel te maken met Ede zelf. Ede heeft de mogelijkheid gehad om te bouwen. Vooral op locaties waar het openbaar vervoer goed georganiseerd is. Naast een recent vernieuwd station stond de oude ENKA-fabriek. Dat gebied is herontwikkeld naar een nieuwe woonwijk. Meer dan de helft van de bewoners daar komt uit de Randstad. Ze werken in de Randstad en pendelen iedere dag op en neer. Werken in de Randstad en wonen in de prachtige omgeving van Ede is voor velen een ideale situatie. Sowieso huisvest Ede een groot aantal studenten van de CHE en de nabijgelegen Wageningen Universiteit. Zij blijven hier vaak wonen. Ik herken niet dat er ouderen naar Ede komen. Er zullen er zijn, maar het gros zijn wel jonge mensen, met name startende gezinnen of gezinnen die meer woonruimte nodig hebben. Je koopt hier een eengezinswoning met een tuin voor hetzelfde geld dat je in Amsterdam moet betalen voor een appartementje.’
Speelt mobiliteit de sleutelrol?
Kees: ‘Het is zeker een belangrijke factor voor mensen die zich hier vestigen. Met de intercity ben je vanuit Ede in vijftig minuten in Amsterdam. Naast het nieuwe station en de goede OV-voorzieningen zijn de rijkswegen rondom Ede goed geregeld. Je kunt vanuit Ede dus alle kanten op. We zien wel dat wijken die minder goed met het OV bereikbaar zijn meer worden opgevuld door interne groei of door regionale import.’
Leendert: ‘Voor Zeeland is mobiliteit ook heel belangrijk, naast andere factoren. We hebben hier wat minder bedrijvigheid. Er zijn grote bedrijven die hier klein zijn begonnen en die hier blijven omdat ze zich thuis voelen. Maar andere grote bedrijven zullen niet vanuit de Randstad hierheen komen. Daarnaast hebben we een enorm agrarisch gebied. Dus voor werkgelegenheid trekken jongeren al gauw naar de Randstad. En dan speelt mobiliteit zeker een rol, want het woon-werkverkeer is niet ideaal. We proberen die grote bedrijven te behouden en bijvoorbeeld te zorgen voor stageplaatsen zodat de jeugd die in de Randstad studeert weer hier naartoe trekt.’
Wat is de huidige bevolkingssamenstelling?
Kees: ‘De gemeente Ede, die bestaat uit de kern Ede en een groot landelijk gebied met een aantal dorpen, is zeker geen vergrijzende gemeente. De gemeente telt 125.000 inwoners. De samenstelling is gemiddeld vrij jong. Hier zijn de gezinnen wel groter dan het gemiddelde in Nederland. Ook de aanwas van jonge gezinnen draagt daaraan bij. Ede is dus een relatief jonge gemeente in vergelijking met de rest van Nederland. En natuurlijk zijn er mensen die hier al decennia wonen, en die ouder worden, waardoor deze groep ook steeds groter wordt.’
Leendert: ‘De vergrijzing hier is wel van de laatste tijd. Die migratiestromen zijn nieuw en je ziet dat gezinnen steeds kleiner worden. We hebben verder een groot gebied met relatief weinig inwoners. Onze gemeente telt ongeveer 35.000 inwoners. Maar tijdens de vakantie lopen hier op Schouwen-Duiveland zomaar 150.000 mensen rond.’
De bevolking in Ede groeide vanaf 2021 met 4,2%. Het aantal SGP-stemmers groeide met 6%.
Kees: ‘Ik heb altijd gedacht dat, met dat Ede groeit, het aandeel SGP-stemmers procentueel zou dalen. Dit zijn dus geruststellende cijfers. Ik denk dat de groei van het aantal SGP-stemmers met name interne aanwas is, zowel binnen de kern Ede als in de dorpen. Wij hebben reformatorische voorzieningen zoals scholen en kerken. Ede is daarom aantrekkelijk voor refojongeren om te blijven en als gezin te beginnen. We hebben geen reformatorisch voortgezet onderwijs, maar wel goede mobiliteitsvoorzieningen. Kortom, we zijn aantrekkelijk en we zullen dus ook aanwas hebben van refojongeren uit de Randstad. Daarnaast is het met de agrarische ontwikkelingen in het buitengebied mogelijk dat CDA-stemmers de overstap naar SGP maken. Verder hebben bij de laatste Europese verkiezingen CU-stemmers hun aan de stem SGP gegeven. Deze ontwikkelingen spelen ook landelijk.’
In Schouwen-Duiveland is de bevolkingsgroei sinds 2021 1,7%. Het aantal SGP-stemmers daalde met 1%.
Leendert: ‘Wij zien juist een stijging bij de lokale verkiezingen. Je ziet wel dat, omdat jonge SGP-stemmers wegtrekken, er een oudere populatie SGP-stemmers achterblijft en die vallen op een gegeven moment weg. Dit kan een daling in stemmental verklaren. Ook zijn er de hoppers. In een agrarische gemeenschap verdwalen er ook stemmen richting BBB. Tegelijk spreek je jongeren die positief staan tegenover andere partijen, maar toch SGP stemmen. Misschien omdat ze in het verleden op een andere partij hebben gestemd, die het uiteindelijk ook niet waar kon maken. Overigens kan ik de over-stap van CU-stemmers wel volgen, maar de overstap van CDA-stemmers zie ik hier niet.’
Hoe speel je met je woningbestand in op deze demografische ontwikkeling?
Leendert: ‘Dat is niet alleen een lokaal vraagstuk. Starters kunnen nauwelijks een hypotheek krijgen voor het type woningen dat beschikbaar is. Gezien de uitstroom van jongeren en de toestroom van ouderen moeten we met name focussen op betaalbare, levensloopbestendige woningen. Een huis moet voor verscheidene levensfasen geschikt zijn. Als ouderen naar zo’n woning gaan, dan komen de eengezinswoningen als het goed is vrij. In de praktijk zitten ouderen echter met lage lasten en als ze verhuizen gaan ze daarna flink meer betalen. Moet je hen dan financieel compenseren om toch te verhuizen? Dat ligt ook weer lastig. Je ziet dat ouderen met kapitaal hierheen komen en dan zelfstandig in een villawijk wonen, maar naderhand toch hulpbehoevend worden. Het zou ideaal zijn als de woning dan gesplitst kan worden om mantelzorgwoningen te realiseren. Dat lost ook een deel van de woningnood op.’
Kees: ‘In Ede moeten we goed kijken naar de ruimte die we wel hebben. Naast het ENKA-terrein zijn er kazerneterreinen die we transformeren naar woonwijken. Maar er zijn beperkingen. Natuurgebieden wil je behouden en er zijn stikstofbeperkingen. Dan kun je agrariërs uitkopen om ruimte binnen de stikstofgrenzen te krijgen. Maar als SGP vinden we de agrarische sector, juist in deze regio, van vitaal belang. En willen we landelijk gebied transformeren naar woonwijken, of gaan we voor inbreiding? Qua woningmix is hoogbouw een optie, maar je wilt niet dat de eigenheid van de gemeente verwatert. Wil je dan wel of niet hoogbouw tot 70 meter vastleggen in de hoogtevisie? En hoe voorkom je dat de hoogbouw voor een groot gedeelte uit sociale huur gaat bestaan? Lastige keuzes die op dit moment regelmatig aan de orde zijn in de Edese politiek.’
Wat speelt er bij het transformeren van de gemeente?
Kees: ‘Er is beperkte ruimte waarin je veel moet realiseren. We willen verduurzamen, dus wordt ruimte gevraagd voor windturbines en zonnepanelen. We transformeren bedrijventerreinen naar woonwijken, maar je wilt ook werkgelegenheid behouden. Extra woningen zorgen voor meer verkeer wat mobiliteitsproblemen veroorzaakt. Daarnaast zijn er regionale afspraken en wordt gevraagd bij te dragen aan de landelijke ambitie voor woningbouw. Tegelijk wil je niet de regie over de ruimtelijke inrichting van je gemeente verliezen. Als gemeenteraadsfractie vervul je daarin je eigen rol, maar ook het college heeft zijn ambities. Op de langetermijnplanning kun je in de marge wel wat sturen, maar het is complex.’
Leendert: ‘Vanwege de agrarische bedrijvigheid hebben wij te maken met seizoenswerkers die gehuisvest moeten worden en die verkeersbewegingen maken. In de vakantieperiodes komen er hordes toeristen die je ook ergens kwijt moet. Er moet ruimte zijn voor horeca, ontspanning en natuur, want daar komen de toeristen voor. Maar je wilt ook voor jongeren en starters een aantrekkelijk woningaanbod hebben. Vanwege de landelijke opgave moeten wij 11.000 woningen bouwen. Bouw je dan al die huizen in een aantal groeikernen? Of voeg je aan alle dorpen een extra straatje toe? Of doe je een mix daarvan? En hoe behoud je dan de identiteit van die kleine kernen? Die gesprekken lopen nu.’
Voor wie zijn die extra woningen bedoeld?
Leendert: ‘Wij zien mogelijkheden voor samengestelde gezinnen, maar niet in de moderne zin. Helaas zie je steeds vaker dat één gezin twee woningen heeft, één voor vader en één voor moeder. Inzet op sterke en stabiele gezinnen is daarom belangrijk, maar stimuleer ook dat generaties weer bij elkaar gaan wonen. Realiseer betaalbare mantelzorgwoningen. Veel ouderen met kapitaal gaan in een groot huis wonen. Als die huizen nu zo gebouwd zijn dat ze getransformeerd kunnen worden naar een aanleunwoning, dan kunnen een zoon of dochter gemakkelijk bij pa of ma ‘inwonen’ zonder dat ze per se in één huis wonen. Dat maakt mantelzorg makkelijker en voorkomt kapitaalvernietiging omdat ouderen niet in een duurdere woning hoeven te trekken, terwijl je wel weer een gezin huisvest. Zo’n woning is ook betaalbaar, want pa en ma tellen mee voor de hypotheek, of het is al hun eigendom. Hier ligt een taak voor gemeenten om de juiste randvoorwaarden te creëren zodat innovatieve samenwoonvormen mogelijk worden.’
Kees: ‘De laatste jaren wordt vooral ingezet op sociale woningbouw. In de laatste twee woonwijken is veel in het duurdere segment gerealiseerd. Als minimaal 30% sociaal moet zijn, dan zul je toch gemengder moeten gaan bouwen. Met elk bouwplan worden strakke criteria gesteld om in de behoeften van je bewoners te voorzien. Waarbij we als SGP met name de starters op de woningmarkt in het oog hebben, ook in de dorpen. Daarnaast is het belangrijk om de doorstroming op gang te krijgen. In de politieke discussie ben je op zoek naar visie, maar iedereen zit er anders in en dan moeten er compromissen gesloten worden.’
Er wordt weleens geklaagd over arbeidsmigranten die huizen bezetten.
Leendert: ‘Vanwege het seizoenswerk en het toerisme zijn we wel gewend om te zoeken naar woonoplossingen. Je ziet wel dat buitenlanders vooral naar de grote kernen trekken en zich wat minder verspreiden. Qua opgave voor asielopvang hebben we hier echt een probleem. Vanwege de slechte bereikbaarheid is het moeilijk om kwalitatieve opvang te realiseren. Wellicht klinkt het wat tegenstrijdig omdat we uitgestrekte gebieden hebben, maar we hebben echt ruimte tekort. De ruimte is nodig voor de agrarische sector en we hebben veel natura-2000 gebieden. Verder wordt ruimte benut om de mobiliteitsproblematiek aan te pakken. Als we dan ook nog woningen willen bouwen voor verschillende groepen, blijft er heel weinig over voor asielopvang. En een opvanglocatie voor 300 personen bouwen bij een dorp van 500 inwoners is niet verstandig.’
Kees: ‘Naast opvangplaatsen voor statushouders en asielzoekers moeten we zoeken naar ruimte voor arbeidsmigranten. Daar worden vaak vakantieparken voor gebruikt. Maar is dat wenselijk? De gemeente wil de vakantieparken juist revitaliseren. Arbeidsmigranten en andere bewoners hebben dan wel een andere verblijfplaats nodig. Het is te kort door de bocht om te zeggen dat ze ‘onze huizen’ bewonen. Tegelijk levert de zoektocht naar passende huisvesting voor deze doelgroepen in relatie tot de woonwens van startende Edenaren wel uitdagingen op.’
Tegelijk wil je voldoende leefbaarheid en bedrijvigheid…
Kees: ‘De herontwikkeling van de kazerne- en industrieterreinen leverde kansen op voor woningbouw. Tegelijk betekende dit wel een daling van de werkgelegenheid. Je wilt daarom nieuwe bedrijvigheid terugbrengen. Als SGP vinden we het belangrijk dat er voldoende werkgelegenheid is voor de eigen inwoners, tegelijk wil je ondernemers ruimte geven zich binnen de eigen regio te ontwikkelen. Voor dit soort afwegingen is een lange termijnvisie nodig, in samenwerking met de regio. Zo zien we bijvoorbeeld dat Ede en Veenendaal op elkaar aangewezen zijn voor de ontwikkeling van hun industrieterreinen. Het feit dat nu alleen nog een smalle, groene bufferzone deze plaatsen van elkaar scheidt, laat zien dat de druk op de ruimte toeneemt.’
Leendert: ‘Die lange termijnvisie is onmisbaar, maar ook moeilijk om te ontwikkelen. Mobiliteit is een belangrijke uitdaging, maar ook de vraag hoe je jongeren stimuleert om weer terug te komen nadat ze in de Randstad zijn afgestudeerd. Banen zijn belangrijk, maar voor ons speelt toerisme ook een rol. Lokale supermarkten blijven in stand dankzij het toerisme in de hoogtijdagen. Zo kunnen voorzieningen ook de rest van het jaar openblijven. Dus we moeten oog hebben voor enerzijds de leefbaarheid voor onze inwoners, alsook voor de aantrekkelijkheid voor de toeristen en daartussen balanceren we met de verschillende opgaven.’
Hoe maak je het aantrekkelijk voor jongeren?
Kees: ‘Ik denk dat vooral de bereikbaarheid met goede openbaar vervoerverbindingen van belang is. Jongeren pakken toch eerder de trein. Dan is Ede een geweldige locatie.
Verder zie je dat mensen vanuit de Randstad naar Ede komen om de natuur en de omgeving. Hier heb je echt het idee alsof de Veluwe in je achtertuin ligt. Verder denk ik dat de cultuur ook meespeelt. Hier groeten mensen elkaar op straat en de sfeer is ongedwongen en relaxter dan in de grote steden. Je merkt overigens ook dat jonge stellen hierheen komen met het idee dat dit een betere plek is voor kinderen om op te groeien. Zowel in de kern Ede als in de dorpen is er een levendig verenigingsleven. Inwoners zien naar elkaar om en zijn actief in het vrijwilligerswerk. Hier is echt nog een zekere gemeenschapszin.’
Leendert: ‘Je wilt voor jongeren inderdaad een bruisend verenigingsleven. Als ze lid zijn van de voetbalvereniging en hier hun vrienden hebben, dan is de drempel groter om ergens anders heen te gaan. Verder zijn de randvoorwaarden belangrijk, zoals mobiliteit, scholen, werkgelegenheid, enzovoorts. We zijn daarom het hele vervoerssysteem op de kop aan het gooien. Het is best duur om buslijnen de hele dag te laten rijden, terwijl er maar weinig gebruikers zijn. Daarom willen we openbaar vervoer op aanvraag realiseren, een soort mobility on demand. We denken ook aan deelfietsen, deelauto’s en het ontwikkelen van een app om de verschillende diensten aan elkaar te knopen. Als we die bereikbaarheid en mobiliteit verbeteren, dan zijn de voorwaarden om hier te blijven veel gunstiger.’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 2024
Zicht | 96 Pagina's