Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘De rechtsstaat is geen rustig bezit’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘De rechtsstaat is geen rustig bezit’

In gesprek met oud-rechter Leendert Verheij

11 minuten leestijd

Regelmatig klinkt vanuit de politiek kritiek op de rechtspraak. Rechters zouden te progressief zijn en te licht straffen. Daarnaast moeten rechters zich met enige regelmaat uitlaten over kwesties die het politieke beleid raken, bijvoorbeeld wanneer het gaat om het interpreteren en toepassen van wetgeving in een concreet geval. Zowel bij de rechters als in delen van de politiek leven er ook zorgen over de kwaliteit en weerbaarheid van de rechtsstaat. Wat is in deze materie het perspectief van een (oud-) rechter?

De achterliggende jaren, maar zeker in het vorige jaar, is het thema politiek en recht vaak onderdeel geweest van het politieke en maatschappelijke debat. Hoe kijkt u naar al die aandacht voor uw vakgebied?

‘Het gaat in het huidige maatschappelijke debat vooral over de rechtsstaat. Aandacht voor de rechtspraak is niet nieuw, want zolang ik rechter geweest ben is er al veel aandacht voor de rechtspraak, voornamelijk voor individuele uitspraken. In het verleden heb ik me al regelmatig moeten uitlaten over politici die via de (social) media berichten verspreidden over uitspraken van de rechter. Uit die berichten bleek soms dat ze de uitspraak helemaal niet gelezen hadden.

Helemaal nieuw is het dus niet, maar de actualiteit gaat meer over de vraag: ‘Hoe gaat het met de rechtsstaat’? Daar maken veel mensen zich zorgen over en dat is niet helemaal onterecht volgens mij. De rechtsstaat is tegenwoordig, in tegenstelling tot een aantal jaar geleden, geen rustig bezit meer. Het respect voor de rechtsstaat is bij sommige politici afgenomen en rechterlijke uitspraken zijn niet langer het eind van alle tegenspraak. Dat vind ik een zorgelijke ontwikkeling, want de rechtsstaat is een heel kostbaar bezit en daar moeten we dus ook voorzichtig mee om blijven gaan.’

Kunt u wat meer zeggen over het respect voor de rechtsstaat?

‘Als politici zeggen: ‘We blijven bij ons standpunt, maar als de rechter oordeelt dat we het niet goed hebben gedaan, dan respecteren we dat’, is dat een andere houding dan wanneer ze zeggen: ‘We testen de grenzen van het recht, zelfs als dat ten koste gaat van de rechtsstaat. Als de rechter ons dan corrigeert, ligt de schuld bij het rechtssysteem.’ Zo’n benadering brengt grote risico’s met zich mee. Het gezag van zowel de wetgever als de rechter wordt erdoor aangetast. Ik vind dat kwalijk, daarvoor is de rechtsstaat een te kostbaar bezit.’

Heeft de opkomst van het populisme een rol in de veranderende houding ten opzichte van de rechtsstaat?

‘Ja, dat geloof ik wel. Neem als voorbeeld het plan van het kabinet om een asielcrisis uit te roepen. Vrijwel alle deskundigen zeiden ‘dat kan helemaal niet’. Lange tijd was de reactie ‘Daar hebben we niks mee te maken. We gaan het gewoon doen en zien wel of de rechter ons terugfluit’. Die houding leidt tot wetgeving die in juridisch opzicht niet deugt.’

Wat doet die slechte wetgeving met de rol en positie van de rechter? Hoe is de interactie tussen die twee actoren?

‘Slechte wetgeving komt om verschillende redenen wel vaker voor. In een goede verhouding wijst de rechter daarop. In het overleg dat de rechterlijke macht met de wetgevende macht heeft, kunnen signalen uit de praktijk doorgegeven worden aan de wetgever zodat de wetten ook voor de rechter en partijen werkbaar blijven. Daarnaast geeft jurisprudentie ook de mogelijkheid om toe te werken naar eenduidige wetsuitleg. In goede verhoudingen kan de wetgever op basis hiervan kijken hoe omissies verholpen kunnen worden; als ze dat niet doen, loop je het risico dat er steeds uitspraken blijven komen waar de politiek ontevreden over is.’

Doet het politieke vergrootglas iets met het functioneren van de rechter?

‘Ik denk dat je in verregaande mate kunt zeggen dat rechters professioneel genoeg zijn om met terechte en onterechte kritiek om te gaan. Als je tussen twee partijen moet beslissen, is er bijna altijd één partij ontevreden over de uitspraak. Dat is onderdeel van ons vak. Een oud-president van de Hoge Raad zei eens dat het onder bepaalde omstandigheden onze plicht is om te mishagen.

Iets anders is het als er echt aan de poten van de rechter wordt gezaagd. Dat is een discussie die de laatste tijd soms opduikt. In dit verband heb ik mij kritisch uitgelaten over de SGP-fractievoorzitter die de rechtsgang van stichtingen, groepen enzovoort – die met groepsacties en zogenaamde algemeen belang-acties naar de rechter stappen - wilde beperken. Zulke acties richten zich vaak tegen de overheid of grote bedrijven.

Ik vind dat je binnen een goede trias politica blij moet zijn met tegenspraak. Dat houdt je scherp. Een overheid die haar milieuverplichtingen verzaakt, moet gecorrigeerd kunnen worden via de rechter. Ook rechters moeten scherp gehouden worden. Dat hebben we bijvoorbeeld gezien in de kwestie van de Toeslagenaffaire, waarin de bestuursrechter toch langere tijd een verkeerde lijn heeft gekozen. Daarom is tegenspraak in een gezonde democratische rechtsstaat van groot belang en moet je dat niet indammen, omdat het je als politicus niet goed uitkomt. Dat miste ik erg in het voorstel van de SGP.’

De rechtspraak moet ook scherp gehouden worden zegt u. Hoe ziet dat er in de praktijk uit?

‘Dat gebeurt hopelijk ook binnen de rechtspraak zelf, maar daar moet je niet altijd vanuit gaan. De samenleving reageert op een uitspraak en daaraan kan afgelezen worden of de uitspraak begrepen wordt. Daarnaast kan de wetgever ingrijpen door een wetswijziging door te voeren. Dan heeft de rechter zich vervolgens in beginsel daaraan te houden. Als het gaat om zaken als ‘hoe communiceer je goed met rechtzoekenden?’, ‘hoe zorg je voor begrijpelijke uitspraken’, zou ik zeggen dat de rechtspraak daar een belangrijke eigen verantwoordelijkheid in heeft. Laat ze daar steken vallen, dan mag er vanuit de samenleving gereageerd worden.

Ook de wetenschap speelt een belangrijke rol in de kwaliteit van de rechtspraak. Belangrijke arresten worden becommentarieerd door wetenschappers en er worden ook wel voorstellen gedaan om dingen te veranderen. Kortom: scherp houden gebeurt als het goed is intern, maar het gebeurt zeker ook door externe partijen. Rechters hebben de verantwoordelijkheid om daar heel goed naar te luisteren en hun vakliteratuur goed bij te houden.’

U geeft aan dat er diverse correctiemechanismen zijn als het gaat om de rechtspraak. Toch hoor je steeds vaker dat rechters ‘te politiek’ of ‘progressief’ zijn, waar komt dat vandaan?

‘Ik kan jullie geruststellen, want ik ken verschillende rechters die ook SGP stemden en ik heb zelf nooit D66 gestemd. Zo zijn er heel veel. Het beeld van een progressieve rechtspraak komt uit een onderzoek waaruit bleek dat er onder jonge rechters gemiddeld genomen iets meer D66 gestemd werd. Dat is een momentopname geweest van inmiddels al heel wat jaren terug. Eerlijk gezegd word ik daar niet warm of koud van. Als rechter opereer je zonder politieke kleur, je draagt niet voor niets een toga. Dat wil overigens niet zeggen dat persoonlijkheid geen rol speelt. Gelukkig maar, anders zouden we het aan een robot over kunnen laten, dat zou geen verbetering opleveren voor de rechtspraak.’

‘Je hebt die toga niet voor niets’. Toch pleitte u in het verleden voor meer diversiteit in de rechtspraak. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar?

‘Dat is op zichzelf geen nieuw pleidooi. In het verleden waren er bijna geen vrouwen in de rechtspraak. Daar is toen lange tijd een pleidooi voor gehouden.’ Lachend: ‘Inmiddels zou je bijna weer moeten pleiten voor meer mannen in de rechtspraak.

Waar ik voor heb gepleit, is meer etnische diversiteit in de rechtspraak. Ik heb daarbij gezegd dat dat nooit ten koste mag gaan van de kwaliteit die iemand meebrengt. Iedereen moet de kwaliteiten hebben om wetgeving te interpreteren, zorgvuldige uitspraken te doen en dat helder en juist op te schrijven. Ik heb op een gegeven moment gemerkt dat er wel geprobeerd werd om mensen met een niet-westerse achtergrond aan te trekken, maar dat dat onvoldoende lukte. Mensen gaven dan soms aan dat ze zich niet serieus genomen voelden binnen de rechterlijke macht. Ik vind dat dat niet kan bestaan en dat punt heb ik willen maken. Daarbij kan het voor de rechterlijke organisatie heel helpend zijn als er wat meer diversiteit is. Stel je voor dat je als rechter een zaak moet behandelen over eerwraak, dan is het fijn om iemand in het team te hebben die begrijpt wat er speelt in de hoofden van de betrokkenen en hun cultuur. Dat kun je deels leren door cursussen, maar ik weet uit ervaring hoe lastig het is als je de belevingswereld van iemand niet goed doorgrondt. Het risico op makkelijke, te snelle en verkeerde conclusies is dan aanwezig. Meer etnische diversiteit kan dat risico verminderen.’

De persoon van de rechter speelt dus wel mee?

‘Ja, dat kan je nooit helemaal uitsluiten, rechters zijn ook mensen. De ene rechter heeft meer ervaring dan de andere, terwijl een ander weer goed is in het opschrijven van ingewikkelde juridische afwegingen. Een voorbeeld? Er was eens een rechter die moest beslissen in een zaak rondom echtscheiding. De voorliggende vraag was bij wie de kinderen moesten worden ondergebracht. De rechter heeft zijn uitspraak toen opgeschreven in de vorm van een brief aan de kinderen. Daar was iedereen heel enthousiast over, maar dat was het idee van een creatieve, individuele rechter die daar ook de capaciteiten voor had. Het is mooi dat de rechter als persoon kan bijdragen aan het ontwikkelen van innovatieve ideeën. Neem bijvoorbeeld de taakstraf. Uit onderzoek weten we inmiddels dat de taakstraf veel betere effecten heeft dan een korte celstraf. De taakstraf is echter ooit min of meer uitgevonden door een individuele rechter die het lef had om die straf op te leggen, terwijl dat nog niet als zodanig in de wet stond.’

Interessant dat u de taakstraf noemt. In de politiek lijken we de tendens op te merken dat men taakstraffen te licht vindt. Hoe kijkt u daarnaar?

‘Dat speelt inderdaad al wat langer; ik vind dat eerlijk gezegd vaak gepraat voor de bühne. Uit onderzoeken blijkt dat taakstraffen in vergelijking met gevangenisstraffen tot drie maanden de kans op herhaling aanzienlijk kleiner maken. Door iemand een maand naar de gevangenis te sturen, stuur je iemand niet het goede pad op. Van de gevangenis word je in beginsel niet beter en vaak slechter. Met de ervaring van een taakstraf lukt het veel mensen daarentegen om hun leven anders op de rails te zetten. Sommige politici willen dat niet horen of lezen. Dat is jammer want ze hebben de feiten niet aan hun kant, maar daarmee bedienen ze hun achterban.’

Terug naar de verhouding tussen politiek en rechtspraak. Het toetsingsverbod van de Grondwet staat ter discussie. NSC pleit bijvoorbeeld voor een constitutioneel hof. Hoe ziet u deze discussie?

‘Er zijn inderdaad partijen die het toetsingsverbod liever afschaffen. Dat betekent overigens niet per definitie dat het via een constitutioneel hof moet. Een andere vorm is dat je gewoon elke rechter bevoegd maakt om wetten of onderdelen daarvan te toetsen aan de grondwet. Het is wetenschappelijk nog niet duidelijk hard gemaakt welke van deze opties de beste is.

Op zichzelf zou het heel goed zijn als de wetgever zich veel serieuzer zou afvragen of de wet gaat uitwerken wat erin wordt beoogd en of dat niet ergens schuurt met de Grondwet. Het opheffen van het toetsingsverbod kan daarbij een rol spelen. Overigens heeft de rechter nu vaak de mogelijkheid om te toetsen op dergelijke ‘fundamentele normen’ door terug te grijpen op internationale verdragen waaraan toetsing wel mogelijk is.’

Samenvattend: hoe kijkt u aan tegen de weerbaarheid van de rechtsstaat?

‘Op dit moment heb ik daar zorgen over. Het is een teken aan de wand dat regeringspartijen een handtekening moeten zetten onder een verklaring dat ze zich aan de Grondwet zullen houden. Op die Grondwet hebben ze namelijk een eed afgelegd! Het enkele feit dat je daarover moet praten en elkaar daarop moet bevragen is zorgelijk. De Grondwet moet in ieders DNA zitten.

We weten uit een aantal voorbeelden dat het ook in Europa snel kan ontsporen. Dat weten we niet alleen uit de tijd van de Tweede Wereldoorlog, maar ook in recente tijd is het in Polen en Hongarije heel erg misgegaan. We kunnen in Nederland niet langer zeggen ‘bij ons zal dat nooit gebeuren’; gelukkig begint dat besef door te dringen. Wat mij betreft moet het gesprek daar over gaan.’


Curriculum vitae

Leendert Verheij (75) kan terugblikken op meer dan 40 jaar dienst binnen de rechtspraak. Hij was onder andere president van het Gerechtshof in Den Haag en voorzitter van de Landelijke Commissie Selectie Rechters (LSR). Per 1 april 2018 ging hij met pensioen, maar tot 1 augustus 2024 was hij nog als raadsheer-plaatsvervanger werkzaam. Sindsdien is hij actief als voorzitter van een aantal landelijke geschillencommissies, voornamelijk in de gezondheidszorg, GGZ en de Kinderopvang.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 2025

Zicht | 76 Pagina's

‘De rechtsstaat is geen rustig bezit’

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 2025

Zicht | 76 Pagina's