Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lessen vanuit veertig jaar ervaring als herder & leraar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lessen vanuit veertig jaar ervaring als herder & leraar

7 minuten leestijd

‘Heb Christus lief en heb de kudde lief’, dat was het leidmotief van ds. L.W.Ch. Ruijgrok gedurende de jaren van zijn predikantschap. Zijn jaargenoot ds. N.P.J. Kleiberg vult aan: ‘En de lammeren!’ Beiden dienden veertig jaar in het ambt van herder en leraar. Hun ambtsperiode werd doorkruist door een aangrijpende kerkscheuring.

EERSTE GEMEENTE

Ds. N.P.J. Kleiberg en ds. L.W. Ch. Ruijgrok waren lid van dezelfde jaargang aan de universiteit. Samen blikken zij terug op veertig jaar dienstwerk. Ds. Kleiberg: ‘Mijn eerste gemeente was Vinkeveen. Dat werd mijn eerste liefde, zo is het een beetje gebleven. In mei preekte ik er voor het eerst. Toen ik thuiskwam bij mijn vrouw zei ik: ‘Als ik straks een gemeente krijg, hoop ik dat het zo’n gemeente is’. Op Dankdag leidde ik er een dienst, daarna kreeg ik bij de scriba thuis een toezegging van beroep. De weg ging daarheen. Vinkeveen ligt onder de rook van Amsterdam. Men zei rechttoe, rechtaan wat men dacht. Dat vond ik fijn.’

Dominee Ruijgrok werd naar de Bommelerwaard geroepen. ‘De gemeenten Bruchem en Kerkwijk-Delwijnen, samen zo’n 1700 zielen. Het waren hervormde dorpen, er was geen andere kerk. Het was een andere tijd dan nu. De predikant werd overal bij betrokken, zowel bij vreugde als verdriet. Je was dominee voor het hele dorp. In het ziekenhuis van Den Bosch stond bij de balie een kaartenbak met de gegevens van alle hervormden uit het dorp. Je bezocht ze doorgaans stuk voor stuk.’

DIENEN

Ervaringen uit hun eerste gemeenten waren van invloed op het vervolg van de bediening van beide predikanten. Ruijgrok: ‘Je was predikant, net 25 jaar oud. Mijn eerste sterfgeval was een jochie van acht jaar oud, uit een randkerkelijk milieu. Begin januari werd ik opgebeld dat het ventje ernstig ziek in het ziekenhuis lag. Diezelfde dag is hij overleden. Dit leverde levensgrote vragen op bij de mensen om hem heen. Daar sta je dan. Waar leid je de rouwdienst over? Rondom de paasdagen van dat eerste jaar moest ik vier begrafenissen leiden. Waaronder die van een jongeman uit de rand van de gemeente die verongelukt was. De politie belde mij op, ik moest het zijn vrouw vertellen. Die week was ik bang als de telefoon weer ging. Ik moest op dinsdag en Goede Vrijdag en op stille zaterdag zelfs tweemaal een begrafenis leiden. Daarna kwam Pasen, met op Tweede Paasdag een belijdenisdienst. Je wordt uitgeknepen als een vaatdoek. Toch durfde ik niet te ruilen, in het besef: de Heere brengt dit op mijn pad. Het werden onvergetelijke lessen. Juist in die omstandigheden ervoer ik hoe de Heere erin meekwam. Je staat er leeg en wordt toch gevuld. Het is goed voor een man als hij het juk in zijn jeugd draagt. Ik heb de knedende hand van de Heere destijds heel sterk ervaren. Je leert je nek buigen. Ook als vakanties werden afgebroken in verband met een overlijden. Je moet niet alles weg organiseren. Je bent herder en leraar.’

Dominee Kleiberg herkent de manier waarop zijn collega spreekt over de ambtelijke dienst uit eigen ervaring. ‘Je bent vierentwintig uur per dag predikant. Wellicht dat wij onze gezinnen soms tekortdeden, maar nu dreigt men de gemeente tekort te doen. Als ik zie hoeveel moeite het momenteel kost om mensen te krijgen voor kerkelijke functies, dan is dat anders dan vroeger. Je werd gewoon aangewezen.’ Toen Kleiberg eens een inventarisatie moest maken voor zijn kerkenraad, bleken dagen van ’s morgens negen tot ’s avonds tien uur, normale werkdagen. Men benoemde toen een pastoraal werker. Ruijgrok: ‘Het was dienen. Dat kost zelfverloochening maar de Heere vergoedt dat rijkelijk.’

Een gemeente heb je niet voor het uitkiezen, de Heere wijst de weg. Kleiberg moest na het dienen van enkele dorpen naar Veenendaal: ‘Ik wilde daar niet heen, omdat ik me meer een dorpsdominee voel. Tegen mijn vrouw zei ik: ‘Laat de dozen maar ingepakt, over vier jaar moet ik weer gaan. De Heere heeft mij bij elkaar zeventien jaar aan de gemeente verbonden. Waarvan veertien jaar in de Hervormde gemeente en drie jaar in de Hervormde gemeente binnen de Hersteld Hervormde Kerk.’

GEREFORMEERD BELIJDEN

‘De rechtvaardiging van de goddeloze’, dient volgens ds. Kleiberg centraal te staan in de prediking. De predikant zag diverse leeftijdsgenoten onder de indruk raken van de theologie van Karl Barth. Moderne theologie kreeg vat op hen.

Dominee Ruijgrok stemt met zijn collega in dat het gereformeerd belijden via de prediking en catechese overgebracht dient te worden. ‘Je ziet momenteel velerlei ontwikkelingen. De gereformeerde gezindte vermolmt van binnenuit. Er ebt kennis weg. Hoe komt dat? Het hart van de prediking dient gericht te zijn op de rechtvaardiging van de goddeloze. Niets uit ons, alles uit Hem. Anders blijft ons eigen ‘ik’ recht overeind te staan. Of de vrome mens, of de actieve mens, maar niet meer de arme zondaar die maar één passie heeft: Christus. Niets geeft meer lust om de Heere te dienen, dan als Christus mag leven voor je hart. We moeten de heiligmaking niet voor de rechtvaardigmaking plaatsen. Alleen vanuit Christus kan God uit liefde worden gediend.’ Ds. Kleiberg schreef om dit op zijn catechisanten over te brengen geregeld een grote ‘U’ op het bord. ‘Uit U, door U, tot U. Die letter moet je onthouden, zei ik dan. Later belde een oud-catechisante op. Zij herinnerde zich dat ik de letter U altijd op het bord zette. ‘Die staat nu ook op het graf van mijn moeder’, zei ze.’

Beide predikanten moesten leren om de wasdom van het gestrooide zaad over te geven aan de Heere. Kleiberg: ‘Soms ben je al prekend zo vol van de boodschap. Dan denk je dat dit bij iedereen zo is. Geregeld gebeurde het echter dat de kerkenraad en mijn vrouw nauwelijks reageerden op zo’n preek. Ik moest leren: Soms preek je voor jezelf, andere keren voor anderen.’ Ruijgrok: ‘Je krijgt het niet op zak.’

BREUK

De kerkscheuring van 2004 trok diepe sporen in het leven van de dominees Kleiberg en Ruijgrok. De breuk liep dwars door de gemeenten die zij dienden. Ruijgrok: ‘Ik heb in het oog van de storm gezeten, mede door mijn plaats in het Comité tot behoud van de Nederlandse Hervormde Kerk. Het was een kerk met veel vrijzinnigheid maar met een belijdenis waar je van harte ‘amen’ op kon zeggen. Vandaaruit kon je ook andere delen van de kerk dienen. Ik was bijvoorbeeld consulent in midden-orthodoxe gemeenten. De teloorgang van de vaderlandse kerk blijft voor mij een heel pijnlijk punt. Ik weet hoe vaak in de jaren voorafgaand aan het fusiebesluit een oplossing heel dichtbij was. Dat we afspraken: ‘Zo en zo komen we eruit’. Maar dan was er toch weer iemand of een commissie die een spaak in het wiel stak. Ook deze dingen staan echter niet los van Gods bestuur. Ik zie deze kerkscheuring als een oordeel van de Heere met name over het behoudende deel van de kerk. Waren wij te zelfgenoegzaam? Hadden wij al te veel geaccepteerd? Leden wij te weinig onder het verval in de kerk?’

Jongeren merken volgens ds. Kleiberg onvoldoende op hoeveel pijn de scheuring destijds opleverde. ‘Je merkt hoe gemakkelijk ze er nu overheen lopen.’ Bitterheid kent Kleiberg niet, wel pijn. ‘Je hebt voluit in de Hervormde kerk gestaan. Daar stond je in, daar stond je voor, daar mocht jij je geluid laten horen. Je moest altijd verdedigen waarom je ergens voor stond. Nu hoeft dat niet meer, wat ook zelfgenoegzaamheid met zich mee kan brengen.’

Dominee Ruijgrok kijkt met pijn terug op de periode waarin hij met terugwerkende kracht werd losgemaakt van zijn gemeente Monster. ‘We zijn gemeentelijk en kerkelijk als een afgehouwen tronk achtergebleven op de oude fundamenten en orde van de vaderlandse kerk. Toch steekt de predikant de hand in eigen boezem. Hij citeert Kohlbrugge: ‘Wij doen dwaas zo wij hier op mensen, die van de Heere gebruikt worden, of op bijoorzaken zien, de hoofdschuld ligt bij des Heeren volk’. Dat is vandaag nog zo. Gemeentelijk, kerkelijk en landelijk. De hoofdschuld van alle verval? Dat zijn wij. Wij zijn niet op onze plek. Laten we de hand in eigen boezem steken. Alleen in de weg van verootmoediging is zegen te verwachten.’


Ds. N.P.J. Kleiberg

Leeftijd: 75 jaar

Gemeente Vinkeveen, intrede op 26-12-1980

Gemeente Oude-Tonge, intrede op 18-08-1985

Gemeente Veenendaal, intrede op 28-03-1990

Gemeente Achterberg, intrede op 28-03-2007

Datum emeritaat:

01-05-2011

Ds. L.W.Ch. Ruijgrok

Leeftijd: 65 jaar

Gemeente Bruchem en Kerkwijk-Delwijnen, intrede op 26-12-1980

Gemeente Arnemuiden, intrede op 31-03-1986

Gemeente Middelharnis, intrede op 17-06-1990

Gemeente Monster, intrede op 27-09-1998

Gemeente Poortvliet, intrede op 31-08-2011

Gemeente Waarder, intrede op 14-10-2020

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 januari 2021

Zicht op de kerk | 32 Pagina's

Lessen vanuit veertig jaar ervaring als herder & leraar

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 januari 2021

Zicht op de kerk | 32 Pagina's