WESTMINSTER CONFESSIE
ARTIKEL 32 – DOOD EN WEDEROPSTANDING
Wat is het altijd een bewogen moment als het lichaam van een geliefde in het graf daalt en de plechtige woorden van de begrafenisondernemer klinken: ‘We betrouwen het lichaam van uw geliefde (nog eenmaal klinkt zijn of haar naam) toe aan de schoot der aarde, waar het zal weerkeren tot het stof waaruit het genomen is gelijk als wij allen, en dat in de verwachting van de dag der opstanding.’ Hieraan moest ik denken bij het lezen van artikel 32, waarin gaat het over de staat van de mens na de dood en de opstanding van de doden.
Wat gebeurt er als u, jij en ik de laatste levensadem zullen uitblazen? Op dat moment zullen lichaam en ziel, die al de tijd van ons leven aan elkaar verbonden zijn geweest, van elkaar gescheiden worden. Ons lichaam sterft en zal in het stille graf, de groeve der vertering(!), ontbonden worden en tot het stof wederkeren (Gen. 3:19b).
Hoe anders is dit met onze ziel. Heel nadrukkelijk belijden de theologen van Westminster dat onze ziel niet sterft of slaapt, maar onmiddellijk zal terugkeren tot God Die hem gegeven heeft. Elke gedachte aan een zielenslaap of vagevuur wordt hiermee dus radicaal afgewezen. Met een tekstverwijzing naar onder andere de gelijkenis van de rijke man en arme Lazarus wordt beleden dat de Bijbel maar twee plaatsen als eeuwige bestemming kent. Hemel of hel. Eeuwig wel of eeuwig wee. Waar ieder mens direct na het sterven zijn of haar ogen zal opslaan.
Heel indringend tekent artikel 32 het grote verschil tussen de rechtvaardige en de goddeloze. Hoe rijk is het geluk van al Gods kinderen! ‘De zielen van de rechtvaardigen, die dan volmaakt zullen zijn in heiligheid, worden in de hoogste hemelen ontvangen, waar zij het aangezicht van God in licht en heerlijkheid aanschouwen en wachten op de volkomen verlossing van hun lichaam.’ In deze woorden klinkt zo duidelijk door wat de heerlijkheid van de hemel is. Zoals de Heere Jezus het ook eenmaal tegen de moordenaar aan het kruis zei: ‘Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn’ (Luk. 23:43b). Het gaat dus niet in de eerste plaats om de straten van goud of de paarlen poorten of de glazen zee, hoe indrukwekkend mooi dat ook zal zijn. Maar het gaat om het aanschouwen, het eeuwig zien van de drie-enige God. De aanbidding van het Lam! Hoe zalig zal dát zijn. Is dat ook niet de grootste verlossing voor een kind van God? Om verlost van jezelf en het lichaam der zonde en des doods, de Heere volmaakt en voor eeuwig groot te maken? David zingt ervan in Psalm 68: ‘Hun blijdschap zal dan onbepaald, door ‘t licht dat van Zijn aanzicht straalt, ten hoogste toppunt stijgen!’ Tegelijk is er in die heerlijkheid nog iets onvolkomens. Al Gods verheerlijkte kinderen zien uit en wachten op de volkomen verlossing van hun lichaam. Om na de dag van de wederkomst niet alleen met hun ziel, maar ook met hun lichaam, die beide zo duur gekocht zijn met Christus’ bloed, God drie-enig voor eeuwig groot te maken.
Tegenover dit grote geluk van Gods kinderen, tekent artikel 32 ook de nameloze ellende van al degenen die straks voor eeuwig zullen buitenstaan. ‘De zielen van de goddelozen worden in de hel geworpen, waar ze in kwellingen en volslagen duisternis bewaard blijven tot het oordeel van de grote dag.’ Wie zou niet huiveren bij deze ontzettende werkelijkheid? Zoals de heerlijkheid van de hemel ten diepste met geen pen is te beschrijven, zo geldt dat omgekeerd ook van de verschrikkingen van de buitenste duisternis. Te meer ook als we bedenken dat met de goddelozen niet alleen de grootste schurken en grofste misdadigers worden bedoeld, maar ook keurige en degelijke kerkgangers. Trouwe lezers van dit Kerkblad, die toch altijd een vijand van het kruis van Christus gebleven zijn. Die in ongeloof en eigengerechtigheid het dierbaar bloed van Christus onrein hebben geacht. Paulus schrijft dat de Heere eenmaal met vlammend vuur wraak zal doen over degenen die God niet kennen en over degenen die het Evangelie van onze Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn (2 Thess. 1:8). Zal de grootste kwelling in de hel niet de eeuwige wroeging zijn: ook voor mij was er plaats, maar ik heb niet gewild dat Christus Koning over mij zou zijn?
Deze ontzettende realiteit (het is van tweeën één!) geldt voor ons allen, tenzij de Heere Jezus eerder weerkomt op de wolken van de hemel. Wat zal er dán met ons gebeuren? Op deze vraag – die ook dikwijls op catechisatie wordt gesteld – gaat het vervolg van artikel 32 in. ‘Degenen die op de laatste dag nog leven, zullen niet sterven, maar veranderd worden.’ Paulus zegt dat deze verborgenheid in een punt des tijds – in één ogenblik – zal plaatsvinden (1 Kor. 15:51-52, 1 Thess. 4:15-17). Vervolgens lezen we dat alle doden zullen worden opgewekt. Dus niet alleen degenen die begraven zijn. Ook degenen die op zee gebleven zijn en van wie de lichamen nooit zijn teruggevonden. Mensen die in een concentratiekamp hun einde vonden en zijn verbrand, of die bij een vulkaanuitbarsting zijn omgekomen. Al die lichamen zullen worden opgewekt. Lichaam en ziel worden voor eeuwig samengevoegd, om voor eeuwig gelukkig of ongelukkig te zijn. Met nadruk wordt hier beleden dat het om precies hetzelfde lichaam gaat, hoewel het andere eigenschappen (waaronder onsterfelijkheid) heeft gekregen. Hoe heerlijk klinkt dat al door in de geloofsbelijdenis van Job: ‘Want ik weet: mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het stof opstaan; en als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen; Denwelken ik voor mij aanschouwen zal, en mijn ogen zien zullen, en niet een vreemde; mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot’ (Job 19:25-27).
Alle doden zullen dus worden opgewekt. Maar wat een verschil zal er zijn tussen de opstanding van de rechtvaardige en de opstanding van de goddeloze. Heeft Jezus het niet Zelf gezegd: ‘Verwondert u daar niet over, want de ure komt, in welke allen die in de graven zijn, Zijn stem zullen horen, en zullen uitgaan: die het goede gedaan hebben, tot de opstanding des levens, en die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding der verdoemenis’ (Joh. 5:28-29). Allen zullen dus díe stem horen. Voor de bruid van Christus is dat de stem van hun Liefste! Ik denk aan het opschrift op de grafsteen van ds. J. Catsburg in Garderen: ‘Hier wacht tot de bazuin van zijn grote Koning zal klinken’. Maar wat zal het zijn om op die dag door een onbekende stem te worden opgewekt! R.M. McCheyne schrijft in een preek: ‘Hun hart zal in hun binnenste versterven, als zij het geluid van de bazuin horen, want het roept hen op om hun vervloekte lichamen tegemoet te gaan die zij in het graf hebben achtergelaten om tot stof te vergaan, opdat zowel lichaam als ziel tot in eeuwigheid gepijnigd worden.’
Geliefde lezer, nu klinkt Zijn nodigende stem nog tot geloof en bekering. Ook vandaag wil Hij nog goddelozen rechtvaardigen. Dode zondaren opwekken uit hun geestelijke zondegraf. Wie Zijn stem gehoord heeft zal leven, eeuwig leven.
ARTIKEL 32 DE STAAT VAN DE MENS NA DE DOOD, EN DE OPSTANDING DER DODEN
1. Het lichaam van de mens keert na het sterven weer tot stof en ziet het verderf. Maar zijn ziel – die noch sterft noch slaapt – die een onsterfelijke substantie heeft, keert onmiddellijk weer tot God Die haar gegeven heeft. De zielen van de rechtvaardigen, die dan in heiligheid volkomen gemaakt worden, worden in de hoogste hemelen ontvangen, waar zij het aangezicht van God in licht en heerlijkheid zullen aanschouwen en zullen wachten op de volle verlossing van hun lichaam. Maar de zielen van de bozen worden in de hel geworpen, waar zij in kwellingen in de buitenste duisternis bewaard blijven tot het oordeel van de grote dag. Behalve deze twee plaatsen, waar de zielen verblijven, gescheiden van hun lichamen, erkent de Schrift geen andere.
2. Wie op de laatste dag levend bevonden worden zullen niet sterven, maar worden veranderd. En alle doden zullen worden opgewekt met precies hetzelfde lichaam, en geen ander, hoewel met andere hoedanigheden. En deze zullen voor eeuwig met hun zielen worden herenigd.
3. De lichamen van de onrechtvaardigen zullen door de kracht van Christus worden opgewekt tot oneer, en de lichamen van de rechtvaardigen, door Zijn Geest, tot eer en aan Zijn eigen verheerlijkt lichaam gelijkvormig gemaakt worden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 april 2021
Zicht op de kerk | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 april 2021
Zicht op de kerk | 32 Pagina's