verlangen TUSSEN EN VERLEGENHEID
HET HEILIG AVONDMAAL IN CRISISTIJD
VERLANGEN EN VERLEGENHEID
Als het gaat over de vraag naar de avondmaalsbediening in deze bijzondere tijd worden we een tweevoudig gevoel gewaar: verlangen en verlegenheid. In het geestelijk leven wordt het gemis van Zijn tafel ervaren als een geestelijke rantsoenering. Het is een nood als het hart waarin Zijn vrees woont zich niet laven kan aan brood en beker. En dit gemis wakkert het verlangen aan. Tegelijk ervaren we ook een zekere verlegenheid. Hoe verhoudt zich dit verlangen tot de voorzorg die nodig en geboden is? Maar er is meer. We benoemen het gemis van de avondmaalsbediening doorgaans als nood, maar ís het dat ook? Als we in de huidige situatie Gods hand ontwaren, wat betekent het om onder die hand te buigen in relatie tot het sacrament? Betekent het dat we alle denkbare manieren beproeven om de avondmaalsbediening doorgang te laten vinden? Als het ons werkelijk nood is, zal er eerst en vooral een ootmoedig opzien tot Christus zijn, opdat Híj wegen zal openen. Maar laten we hier scherp toezien. Het verlangen naar de voortgang van de avondmaalsbediening kan ook zijn ingegeven door de drang om beperkingen af te schudden of door de gedachte dat we er recht op hebben. In dat geval is het beter om in verlegenheid te wachten en uit te zien naar verlichting van deze druk dan daarop vooruit te grijpen. Het zijn hoe dan ook stuk voor stuk gedachten en vragen die ons temeer verlegen moeten maken om het licht en de leiding van de Heilige Geest. In deze bijdrage zoeken we tussen dat verlangen en deze verlegenheid naar de mogelijke voortgang van de avondmaalsbediening.
BIJBELS VOORSCHRIFT
Bij de instelling van het Avondmaal geeft Christus het bevel: ‘… doet dat tot Mijn gedachtenis’. Dat is het eerste en hoogste doel ervan. Krachtens dit bevel volhardde de gemeente na Pinksteren dan ook in ‘het breken van het brood’ (Hand. 2:42). Verder geeft met name de apostel Paulus aanwijzingen voor de viering van het Avondmaal. Hij wijst op de noodzaak van onderlinge eenheid en gemeenschap (1 Kor. 11:18-20), orde en vrede (1 Kor. 11:21-22).
Ook het zelfonderzoek (1 Kor. 11:27-29) hoort er wezenlijk bij. Uiteraard hebben we hier ook te denken aan de betekenis van brood en beker zoals Paulus die in 1 Korinthe 10:14-22 beschrijft. In het licht van het Nieuwe Testament is in elk geval het volgende te overwegen met het oog op de situatie waarin we ons momenteel bevinden:
In de eerste plaats is uit de Schrift af te leiden (zoals in 1 Kor. 11:18.26) dat het Avondmaal frequent bediend wordt. De praktijk van de vroege kerk bevestigt dat. Dat neemt niet weg dat het Nieuwe Testament niet aangeeft hoe vaak dat precies gebeurt of dient te gebeuren.
In de tweede plaats veronderstelt het Avondmaal het samenkomen van de gemeente; het gaat om de gemeenschap die tot uitdrukking komt in het vergaderd zijn aan de tafel. In Handelingen 2:42 wordt het breken van het brood in één adem genoemd met de gemeenschap, terwijl ook in de eerste Korinthebrief het samenkomen (1 Kor. 11:20.33; 1 Kor. 10:17) en de notie van de gemeenschap sterk benadrukt worden.
In de derde plaats wordt in de eerste Korinthebrief ook beklemtoond dat de Avondmaalbediening vraagt om orde. Om deze orde te kunnen bewaren, is er toezicht nodig. Het gebruiken van de tekenen thuis – ook als we ervan uitgaan dat er een audioverbinding of audiovisuele verbinding met de kerk is – staat daarmee op gespannen voet. Overigens druist het ook in tegen het hiervoor genoemde punt.
STEMMEN UIT HET VERLEDEN
Calvijn is voor onze liturgische praktijk van grote betekenis. Nu zou er over zijn visie op het Heilig Avondmaal, dat wat hem betreft wekelijks bediend moest worden, veel te zeggen zijn. Met het oog op de huidige situatie noemen we nu alleen zijn visie op de ‘middelmatige dingen’: ‘Wat verder de uiterlijke wijze van handelen betreft: het doet er niet toe, of de gelovigen het brood in de hand nemen of niet, of ze het onder elkaar verde-len of dat ieder eet, wat hem gegeven wordt, of ze de beker weer de diaken in de hand geven of aan hun naaste overreiken, of het brood gezuurd is of ongezuurd, of de wijn rood is of wit. Dit zijn middelmatige dingen, die in de vrijheid der kerk gelaten zijn. Hoewel het zeker is, dat het de gewoonte in de oude kerk was, dat allen het brood in de hand ontvingen. En Christus heeft gezegd van de drinkbeker: ‘Deelt hem onder ulieden’ (Luk. 22:17)’. Afgezien van de Bijbelse aanwijzingen is de liturgische vormgeving wat Calvijn betreft dus tot in hoge mate overgelaten aan de vrijheid van de kerken.
De Nederlandse synoden van de zestiende eeuw laten hetzelfde beeld zien. Uit de acta van deze synoden blijkt dat een staande, zittende of lopende viering middelmatig is. Een staande viering, zoals bij Calvijn, heeft de voorkeur maar aangezien het aanzitten dan al gebruik is, besluit men dit zo te laten. Verder staat het de gemeente vrij om aan de tafel Schriftgedeelten te lezen of te zingen. ‘In alle middelmatige dingen zullen geen kerken veracht worden, die een andere wijze gebruiken dan wij doen.’ In de regel dient het Avondmaal éénmaal per twee maanden bediend te worden. Waar sprake is van een vervolgingssituatie wordt dat aan de wijsheid van de gemeente overgelaten. Op de vraag of het avondmaal ook thuis gevierd zal worden bij de zieken, wordt geoordeeld dat het alleen in de algemene samenkomst van de gemeente gevierd zal worden. De latere Dordtse kerkorde stelt dat het Avondmaal op die wijze bediend zal worden die naar het oordeel van de kerkenraad het meeste tot stichting dient. Dat is de gulden regel. Bij allerlei praktische vragen, zoals naar de precieze aard van het brood of de wijn, is steeds aan de hand van deze regel gedacht en gehandeld.
WENKEN VOOR HET HEDEN
De wijze waarop het Avondmaal bediend wordt, moet de gemeente stichten. In noodsituaties is het oordeel over de voortgang van de avondmaalsbediening aan de kerkenraad gelaten. Het is voorstelbaar dat in de huidige crisis kerkenraden – gelet op de grootte van de gemeente, de beschikbare ruimte, de mogelijkheden van ventileren etc. – tot een verschillende weging komen. Als een kerkenraad besluit om de avondmaalsbediening niet langer uit te stellen, kan in het geval van een klein aantal avondmaalgangers voor een ruime opstelling worden gekozen, waarbij de predikant alle deelnemers persoonlijk het brood en de wijn aanreikt. Bij wijze van noodmaatregel zullen dan kleine bekertjes gebruikt worden.
In het geval van een groter aantal avondmaalgangers kan overwogen worden de bediening over meerdere diensten te verdelen. Daarbij kan men de avondmaalgangers gedurende de hele dienst op een vaste plaats laten zitten, voorin de kerk, waar de tafel aangericht staat. Op deze wijze wordt het zitten aan de tafel zoveel mogelijk benaderd. Meerdere ambtsdragers kunnen daarbij assisteren. Een andere mogelijkheid is dat de gemeenteleden die ten avondmaal willen gaan na de nodiging opstaan en op hun plaats het brood en de wijn ontvangen en die daar ook nuttigen. Op deze wijze bediende Zwingli in Zürich al het Avondmaal.
In navolging van bijvoorbeeld Augustinus kan de Woordbediening liturgisch van de sacramentsbediening gescheiden worden. In dat geval is er een aparte samenkomst, min of meer aansluitend op de Woorddienst, waarbij alleen de avondmaalgangers plaatsnemen, die op hun plaats bediend worden of groepsgewijze aan de tafel worden genodigd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 april 2021
Zicht op de kerk | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 april 2021
Zicht op de kerk | 32 Pagina's