Een Goede Reuk Van Christus
Over de prediking is altijd weer veel te doen. In grote delen van de kerk in ons land meent men dat de prediking zijn beste tijd gehad heeft. Zij is te eenzijdig. Niet meer passend bij de huidige cultuur. Onze tijd is veel meer aangelegd op gesprek en discussie. In dat patroon past niet de figuur van de prediker die vanaf een kansel namens zijn Zender een gezaghebbend woord spreekt tot mensen. Toch heeft ze oude papieren. Zij gaat terug op de opdracht van de Zaligmaker Zelf: ‘Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen…’ (Markus 16:15)!
Maar ook in dat deel van de kerk waar de prediking nog wel in ere is, staat zij ter discussie. Predikers ontvangen kritiek. Allerlei opvattingen over de wijze waarop de prediker en de prediking moeten functioneren, doen de ronde. Discussies worden gevoerd over de plaats van verbond en verkiezing in de prediking. Over het aanbod van genade. Over het onderscheid tussen evangeliebeloften en de beloften van het genadeverbond. Voor een deel spelen deze discussies vooral in belendende kerkgenootschappen. Maar als vanzelf dringen ze ook door in de kerk waarin God ons een plaats heeft gegeven. Predikanten hebben het lang niet altijd makkelijk. Zeker niet de jonge predikanten onder ons. Hoe daarin te staan?
Paulus en korinthe
In dat opzicht kunnen we veel leren van Paulus. Ik denk in het bijzonder aan de manier waarop hij zich verantwoordt richting de gemeente van Korinthe. Het is geen gemakkelijke gemeente.
De apostel heeft er heel wat mee te stellen. Er is veel onderlinge verdeeldheid. Er is ook sprake van onheilig levensgedrag. Bovendien is de verhouding tussen de Korinthiërs en de apostel gespannen. Dat komt vooral door het optreden van dwaalleraars. Ze geven zich uit voor apostelen, maar zijn het niet. Integendeel, het zijn valse apostelen die de gemeente afvoeren van het enige Fundament, gegeven in Christus. Paulus fulmineert daar fel tegen. Van de weeromstuit zetten deze dwaalleraars vraagtekens bij het apostelschap van Paulus. Zelf geven ze voor dat ze op een bijzondere wijze verlicht zijn door de Heilige Geest. En Paulus zetten ze weg als een zwak en miezerig mannetje dat niet veel verder komt dan de prediking van Jezus Christus en Die gekruisigd
Hoe gaat de apostel daarmee om? Reageert hij geïrriteerd en verbitterd? Zonden die ook in het hart van dienaren zo gemakkelijk naar boven kunnen komen, zodat er over hun dienst een donkere sluier komt te liggen. Nee, als hij zich in het tweede hoofdstuk van zijn tweede brief aan deze gemeente verantwoordt over zijn apostelschap, is zijn toon er allereerst één van verwondering. Hij spreekt er zijn diepe verwondering over uit dat Christus op Zijn triomftocht door deze wereld ook hem heeft gearresteerd en in Zijn glorierijke dienst heeft genomen. ‘En Gode zij dank’, zo getuigt hij, ‘Die ons te allen tijd doet triomferen in Christus en de reuk van Zijn kennis door ons openbaar maakt in alle plaatsen’ (2 Kor. 2:14). Kortom, sinds hij op weg naar Damascus is ingewonnen voor Christus, mag hij onder Jood en heiden een goede reuk van Christus verspreiden. En dat niet tevergeefs.
De geur van christus
Hoeveel lering schuilt daarin. Mensen verspreiden soms allerlei geuren om zich heen. Al of niet opzettelijk aangebracht. Hoe is dat bij Paulus? Welke geur snuif je bij hem op? Die van de Joodse eigengerechtigheid, vormendienst en wetticisme? Nee! Die van de heidense ongerechtigheid, oppervlakkigheid en losbandigheid? Nee! Als mensen met hem in aanraking komen, met zijn woord, zijn wandel, zijn prediking, dan snuiven ze de geur van Christus op. Welk een getuigenis. Wie zorgt daarvoor? Paulus? Nee, God Zelf! Hij heeft hem stilgezet. Hem gedood in zijn farizeïstische eigengerechtigheid, maar ook levend gemaakt met Christus. Door een machtige ingreep van Boven zijn ‘ik’ gekruisigd en hem het leven geschonken in Christus. Of zoals hij dat zelf verwoordt in zijn brief aan de Galaten: ‘Ik met Christus gekruist, en ik leef, doch niet meer ik maar Christus leeft in mij’ (Gal. 2:20). En nu zorgt God Zelf ervoor dat overal waar de apostel komt, hij de geur van Christus verspreidt. ‘Gode zij dank, Die de reuk van Zijn kennis door ons openbaar maakt in alle plaatsen.’
Hier komt het ook vandaag op aan voor allen die God stelt in Zijn heilige dienst. Wat is het hart van onze roeping? Te geuren met onszelf? Geenszins, want als het goed is, weten we met Paulus: ‘Ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, geen goed woont’ (Rom. 7:18a). Te geuren met onze gerechtigheden? Nee, want die zijn alle ‘een wegwerpelijk kleed’ (Jes. 64:6b). Te geuren met onze gaven en talenten. Nee, want daarvan geldt: ‘Wat hebt gij dat gij niet ontvangen hebt’ (1 Kor. 4:7). De roeping van al Gods dienaren is om net als de apostel in woord en wandel een goede reuk van Christus te zijn. En dat geldt natuurlijk niet alleen de predikanten, maar ook de ouderlingen en diakenen onder ons en alle anderen die leiding hebben te geven in het midden van Gods gemeente. Ja, ten diepste komt die roeping tot ons allen. Want God heeft recht op allen.
En daarom, welke reuk verspreiden wij? Een geur van hoogmoed, eigengerechtigheid en zelfingenomenheid? Een geur van gemakkelijkheid, zonde en wereldgelijkvormigheid? Of mogen we door genade, door diezelfde krachtdadige ingreep van God in ons leven, een goede geur van Christus verspreiden? Iets van Zijn liefde? Zijn bewogenheid? Zijn heiligheid? Anders gezegd: zijn wij gebroken in onszelf? In onze trots? In onze zelfhandhaving? En is Christus ons alles geworden? Onze enige Roem? Onze enige Hoop? Onze enige Gerechtigheid voor God? En zijn we vanuit de levende verbondenheid met Hem naar buiten toe een goede reuk van Christus? Let wel: dit heeft geen kind van God op zak. Dit is er alleen vanuit de dagelijkse oefening met God in Christus. Vanuit de verborgen omgang met Hem. Door de kracht van Zijn Geest. Zoals een plant alleen dan gedijt en geurt als de wortels goed functioneren.
Ter aansporing
Welk een aansporend voorbeeld gaat er van de apostel uit. Waar hij zich ook bevindt, in welke omstandigheid hij ook verkeert en wie hij ook ontmoet, hij verlangt een goede reuk van Christus te zijn. En dat zowel ‘in degenen die zalig worden’ als ‘in degenen die verloren gaan’ (vs. 15). Hier vallen allerlei theoretische discussies over aanbod van genade, evangeliebelofte en verbondsbelofte weg. Niet dat bezinning hierop niet nodig en zinvol zou zijn. Dat is zij zeker. Zij heeft in het verleden zelfs diepe, geestelijke publicaties opgeleverd vol van de geur van Christus. Denk aan de Marrowmen in Schotland en lees de werken van Boston en de beide Erskines. Maar voor ons allen ligt er de heilige roeping om met de apostel richting allen(!) een ‘goede reuk van Christus’ te zijn. In lijn met die opdracht van Christus: ‘Predikt het Evangelie aan alle kreaturen’!
De uitkomst daarvan is tweeërlei. Maar dat blijkt achteraf. Dat weet ook de apostel. Voor de één is zijn dienst tot zegen en eeuwige zaligheid. ‘Een reuke des levens ten leven’. Maar een ander verhardt zich in ongeloof en ergert zich. Voor hem is het Evangelie ‘een reuke des doods ten dode’ (vs. 16). De grote levensvraag is: wat is het voor ons?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 2021
Zicht op de kerk | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 2021
Zicht op de kerk | 32 Pagina's