HET DERDE ARTIKEL: ONTAVANGEN VAN DE Heilige Geest
Geboren Uit de Maagd Maria
Waarachtig mens
Het derde artikel belijdt van Christus dat Hij ‘ontvangen is van de Heilige Geest’ en ‘geboren uit de maagd Maria’. Als Calvijn de uitleg ervan ter hand neemt, legt hij sterk de nadruk op de noodzaak en de betekenis van het feit dat Christus waarachtig mens is geworden. Gevormd in de schoot van Maria is Hij ‘het ware Zaad van David’, zoals Hij ook door de profeten was aangekondigd en verkondigd.
De uitleg van de noodzaak van Zijn menswording zal ieder die vertrouwd is met de Heidelberger bekend voorko men. De ongehoorzaamheid die door de mens jegens God begaan was, moest noodzakelijk ook in de menselijke natuur geboet worden, zo betoogt Calvijn (51). Om Middelaar te kunnen zijn tussen God en mensen, en de verzoening tussen God en mensen te kunnen volbrengen, moest Hij waarachtig mens zijn. Het was nodig om Verlosser te kunnen zijn ‘als in onze gestalte’. In de vroege uitgave van de Institutie geeft Calvijn een prachtige, diepe omschrijving van dit ‘ambt van onze verlossing’ zoals hij het hier noemt (52). ‘Hij moest uit mensenkinderen zonen van God maken, uit erfgenamen van de hel erfgenamen van het Koninkrijk der hemelen. Wie zou daartoe in staat zijn geweest, wanneer de Zoon van God niet de Zoon des mensen was geworden? Wanneer Hij niet zodanig het onze had aangenomen, dat Hij het Zijne op ons overbracht en hetgeen Hij van nature bezat tot het onze maakte door genade?’
Deze passage maakt duidelijk – wat Calvijns’ catechismus heel compact verwoordt – dat de leer ten aanzien van Christus altijd hand in hand gaat met de vraag naar de zegen van Christus. Anders gezegd:
Calvijn adresseert de vraag evenzeer aan het hart als aan het hoofd. Steeds reikt het weten de hand aan het vertrouwen. In de al geciteerde tekst uit de Institutie vervolgt hij met deze woorden:
‘En daarom is dit onze hoop, dat wij kinderen van God zijn, aangezien de natuurlijke Zoon van God Zich een lichaam heeft gevormd uit ons lichaam, vlees van ons vlees en been van ons been, opdat Hij ons gelijk zou zijn. Wat ons eigen was, wilde Hij op Zichzelf betrekken, opdat hetgeen Hem eigen was op ons betrekking zou hebben, en opdat op deze wijze Hij samen met ons de Zoon van God zou zijn en de Zoon des mensen.’ Hier klinken de tonen van wat Luther ‘de vrolijke ruil’ noemt. En dat is een zaak van het kruis, maar dus niet minder van de kribbe.
Geheel heilig voor god
Na de nadruk op de fundamentele betekenis van Christus’ menswording stelt Calvijn de vraag waarom Hij dan niet op de gebruikelijke manier verwekt is maar ontvangen is uit de Heilige Geest (53). Het antwoord is ontdekkend en ontluisterend: ‘Omdat het menselijk zaad geheel verdorven is…’ En om niet door deze besmetting aangestoken te worden, moest de Heilige Geest tussenbeide komen. Hij begiftigde Hem met ‘de allervolkomenste reinheid’ om geheel heilig voor God te zijn. Het zijn diepe woorden en werkelijkheden.
Deze Reine kon uit een onreine niet zijn. Het peilt de diepte maar ook de radicaliteit van ons bederf. Hij die anderen heiligt, zo leert Calvijn, is Zelf vrij van alle smet. In het verlengde van de vragen die ingingen op Zijn waarachtig menszijn klinken ook hier de leer en de lof dooreen. Hij die volkomen rein is, is gekomen tot verlossing van zondaren die onrein zijn van de hoofdschedel af tot de voetzool toe. Ook hiervan geldt: wat zondaren eigen is wil Hij op Zichzelf betrekken, opdat hetgeen Hem eigen is op hen betrekking zou hebben.
Al wat ons ontbreekt
Dat brengt Calvijn op een toch wel opmerkelijke manier onder woorden in antwoord 52. Gevraagd naar de betekenis, het nut van Christus’ menswording merkt hij op dat wij van Hem moeten lenen, al wat er bij ons ontbreekt. Bedoeld zal zijn dat een levende christen aan Christus ontleend wat hem of haar ontbreekt. Een les die een geloofsleven lang meegaat. Al wat ons ontbreekt, ontlenen aan Hem, Die onzer Eén werd. Iets wat slechts mogelijk is omdát Hij onzer Eén werd. Het begint met de verzoening, de reiniging van al je vuile zonden. Het geloof weet zich echter voor alles – en dat hoe langer hoe meer – aangewezen op Christus. Het leven van de genade is een leven van wat we door het geloof ontlenen aan
Hem. Dan ben je niet rijk in jezelf, maar in Hem. Dan is je leven niet in jezelf, maar in Hem. Dan is de vernieuwing niet uit jezelf, maar uit Hem. Het is in bewoordingen die bestemd zijn voor de jonge leerling – alhoewel? – , de taal van de eenheid en de gemeenschap met Christus; een brandpunt, zo niet hét brandpunt, van Calvijns theologie. Het derde geloofsartikel ligt zodoende nadrukkelijk in de schaduw van het volgende: het artikel over het kruis. Beter gezegd: het derde geloofsartikel vertoont nadrukkelijk een gloed vanwege het licht van het kruis dat erover valt.
Door het geloof is bij het kruis én de kribbe te belijden dat Hij het onze op Zich wilde betrekken om het Zijne op ons te betrekken. Beiden spreken van de vloek én van de zegen.
Tekstfragmenten van behandelde vragen en antwoorden 50 t/m 54
Vraag 50: Wat duidt gij aan met deze twee zinnen, dat Hij ontvangen is van de Heilige Geest; geboren uit de maagd Maria?
Antwoord: Dat Hij gevormd is in de schoot van de maagd, uit haar substantie (substantia), opdat Hij het ware zaad van David zou zijn, gelijk door de godsspraken der Profeten voorzegd was; doch dat dit door een wonderdadige en verborgen kracht van de Geest is uitgewerkt, zonder samenkomen met een man.
Vraag 51: Was het dus belangrijk dat Hij ons vlees aannam?
Antwoord: Zeer belangrijk. Want de ongehoorzaamheid die door de mens jegens God begaan was, moest noodzakelijk ook in de menselijke natuur geboet worden. Hij had dus anders onze Middelaar niet kunnen zijn om de verzoening tussen God en de mensen te volbrengen.
Vraag 52: Gij zegt dus dat het van nut is geweest dat Christus mens geworden is, om als in onze gestalte (persona) het ambt van onze verlossing te vervullen.
Antwoord: Zo denk ik er over. Want wij moeten van Hem lenen, al wat er bij ons ontbreekt, wat anders niet gebeuren kan.
Vraag 53: Doch waarom is dit door de Heilige Geest uitgewerkt, en niet liever op de gewone en gebruikelijke manier van verwekken?
Antwoord: Omdat het menselijk zaad geheel verdorven is, was het passend dat het werk van de Heilige Geest bij het verwekken van de Zoon van God tussenbeide kwam, opdat Hij niet door deze besmetting aangestoken werd, maar met een allervolkomenste reinheid begiftigd.
Vraag 54: Hieruit leren wij dus, dat Hij, die anderen heiligt, vrij is van alle smet, en om zó te zeggen van de moederschoot af begiftigd is geweest met de oorspronkelijke reinheid, om geheel heilig voor God te zijn, door geen enkel bederf van het menselijk geslacht bevlekt.
Antwoord: Zó versta ik het.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 2021
Zicht op de kerk | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 2021
Zicht op de kerk | 32 Pagina's