PROMOTIE D. Baarssen
Hierbij een foto uit augustus 2018 bij het ouderlijk huis waar de jonge Alexander gewoond heeft in het plaatsje Comrie.
Hoe bent u tot de keuze gekomen om een onderzoek te doen naar de verwerking van de rechtvaardigingsleer van Comrie?
Sinds het schrijven van mijn masterscriptie houd ik me bezig met de theologie van Alexander Comrie. Ik ben destijds op dit spoor terecht gekomen door een leerzame vertaling van Comrie, die me erg aansprak: ‘Het merg van het Evangelie’. Evangelist wijst in deze samenspraak de jonge gelovige de weg tussen de klippen van antinomisme en neonomisme. Meerdere keren publiceerde ik over Comrie in Documentatieblad Nadere Reformatie. Bijvoorbeeld over de vergelijking van Comrie met Theodorus van der Groe en over John Owen als bron voor Comries’ polemische geschriften.
Ik kwam erachter dat er op het gebied van receptieonderzoek nog een onderzoeksterrein braak lag. Toen ik over Kuypers’ Comrie-receptie publiceerde, was dit ook voor een Kuyper-kenner als G. Harinck geheel nieuw. Inhoudelijk is de rechtvaardiging een onderwerp dat mij persoonlijk bezighield en blijft bezig houden. Eigenlijk ben je daar nooit klaar mee. Dit heeft mijn interesse en motivatie voor het onderwerp sterk gevoed.
Kunt u vertellen waarom de rechtvaardigingsleer voor Comrie belangrijk was?
Comrie verwees meerdere keren naar Luther, die heeft gezegd dat met dit leerstuk de kerk staat of valt. Niet gerechtvaardigd zijn, betekent de ultieme consequentie: voor eeuwig verloren gaan. In de jaren 50 van de 18e eeuw was er een controverse over deze leer rond de Zwolse dominee Antonius van der Os.
Hier is al eens een proefschrift over geschreven. Door deze discussie heeft het leerstuk bij Comrie nog meer aandacht gekregen. Comrie zag schuivende panelen waarbij het geloof als menselijke daad te veel gewaardeerd werd ten opzichte van Gods daad van rechtvaardiging. Ten diepste gaat het hier om de vraag wie bepaalt dat de zondaar zalig wordt: is dat God of is dat toch uiteindelijk de mens? Volgens Comrie was hier niet alleen de heilsleer, maar zelfs de godsleer in het geding.
Wat zijn de voornaamste aspecten van zijn rechtvaardigingsleer?
Comrie ging steeds meer accent leggen op wat er vóór de rechtvaardiging door het geloof gebeurde. Zo sprak hij van een rechtvaardiging van eeuwigheid in de raad en wil van God, een rechtvaardiging in de opstanding van Christus (Romeinen 4:25) en ten slotte plaatste hij de toerekening van Christus’ gerechtigheid vóór het geloof. Met andere woorden: deze schenking gaat aan de toepassing van de rechtvaardiging door het geloof vooraf. Vooral dit laatste aspect is sterk bekritiseerd door de Leidse hoogleraren J.J. Schultens en J. van den Honert. Zij namen het op voor de Zwolse dominee Van der Os en waren behoorlijk gepikeerd over het Examen van het ontwerp van tolerantie (1753-1759) van Comrie en zijn collega Holtius dat in deze tijd verscheen. Van der Os werd later afgezet.
Wat zijn de voornaamste uitkomsten van uw onderzoek naar de verwerking van Comries rechtvaardigingsleer in de Gereformeerde Kerken?
Ik kwam erachter dat A. Kuyper gezorgd heeft voor een Comrie-revival in deze kerken. Hij accentueerde de rechtvaardiging van eeuwigheid zozeer dat de uitverkorenen in zijn visie gerechtvaardigd geboren werden. Wat er in de tijd persoonlijk gebeurde, was de bewustwording van de rechtvaardiging. Hierop heeft Kuyper veel kritiek gekregen in eigen gelederen en daarbuiten. Het kwam in 1905 zelfs op de synodetafel terecht. Hier werd een vredesformule bedacht die beide partijen tevreden moest stellen.
Na het midden van de twintigste eeuw nam de aandacht voor Comrie af, parallel hieraan veranderde er heel veel in deze kerk. Men verliet de oude paden van Kuyper en Bavinck en sloeg het pad in van de moderne theologie.
Wat zijn de voornaamste uitkomsten van uw onderzoek naar de verwerking van Comries’ rechtvaardigingsleer in de Gereformeerde Gemeenten?
De invloed van Comrie is in deze kerk het grootst. Nog steeds staat hij hoog op de agenda bij het vak kerkgeschiedenis en dogmatiek aan de Theologi- sche School in Rotterdam. In deze kerk en in de Gereformeerde Gemeenten in Nederland heeft door G.H. Kersten en later A. Moerkerken een bepaalde interpretatie van Comrie aan invloed gewonnen: de standenleer. Deze leer houdt in dat de rechtvaardiging onbewust plaatsvindt en dat niet elke gelovige de rechtvaardiging bewust meemaakt in de vierschaar van het geweten. Ik ontdekte trouwens ook dat niet iedereen in de Gereformeerde Gemeenten deze leer is toegedaan en dat er dus twee stromingen zijn in deze kerk. Het is A. Vergunst geweest die Comrie gecanoniseerd heeft toen hij schreef over de identiteit van de Gereformeerde Gemeenten.
Wat zijn de voornaamste uitkomsten van uw onderzoek naar de verwerking van Comries’ rechtvaardigingsleer in de hervormd-gereformeerde beweging?
In de richting van de Gereformeerde Bond is er een mengeling van waardering en kritiek. J.G. Woelderink bijvoorbeeld was lovend over Comries gedachte van de rechtvaardiging in de belofte van het evangelie en L. Vroegindeweij beriep zich op Comries’ onderscheid tussen de rechtvaardiging enerzijds en de bekendmaking daarvan anderzijds. De kritiek in deze kringen (K. Exalto en C. Graafland) was vooral gericht tegen de (onbijbelse) scholastiek van Comrie en tegen het sterke accent op de eeuwigheid. J.T. Doornenbal en J. van Sliedregt wezen bij dit laatste ook op de uitwerking van deze gedachte in de Gereformeerde Kerken in Nederland. Kritiek sluit waardering niet uit. In de biografie van A. Boersma las ik pas dat bij Graafland door Comries’ preken de Heere Jezus aan zijn hart werd verklaard.
Wat vond u het moeilijkste tijdens uw onderzoek?
Om harde grenzen te stellen aan het onderzoek. Zo heb ik het grootste deel van de 19e eeuw buiten beschouwing gelaten. Er was veel meer materiaal dan mijn promotoren en ik aanvankelijk gedacht hadden. Ik heb nu tientallen auteurs besproken die over Comries’ rechtvaardigingsleer publiceerden in de twintigste eeuw. Dat was mijn focus. Maar je komt onderweg veel interessante dingen tegen die je moet laten liggen. Dat alles hier op aarde maar tijdelijk is, bleek mij ook duidelijk doordat verschillende personen die ik in het onderzoek heb betrokken, stierven tijdens de onderzoeksperiode: J.A. de Ruiter (2018), W.H. Velema, H. Paul, M. Golverdingen (2019) en L.M.P. Scholten (2020)
Wat mij vorig jaar opviel was dat in de maatschappij en ook in de kerk mensen zich vooral zorgen lijken te maken over hun lichaam en het virus dat rondging, maar zo weinig om ‘Hem die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel’. Toch denk ik dat de aandacht voor de rechtvaardiging van de goddeloze van een veel hoger gewicht is dan de vraag hoe ik een besmetting kan voorkomen.
Wat was een mooie ervaring tijdens uw onderzoek?
Dat mensen (met name mijn promotor, W. van Vlastuin en co-promotor, A. Goudriaan) bereid zijn om je te helpen en tijd en energie in het onderzoek willen steken. M. de Graaf bood zich aan als meelezer, bijvoorbeeld. En C. Bregman die een concept van mijn proefschrift taalkundig doornam, was ook inhoudelijk erg betrokken. Daarnaast zijn er een heel aantal mensen waar ik contact mee heb via de kerk of via de mail (ook in het buitenland) in hoge mate geïnteresseerd in de uitkomsten van mijn onderzoek. Dat stimuleert het onderzoek.
Door het onderzoek heb ik ook meer kennis op mogen doen over belangrijke figuren in de gereformeerde gezindte, alsook van de theologische wortels van deze traditie. Je verdiept je in een deel van de leef- en denkwereld van het voorgeslacht.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 2021
Zicht op de kerk | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 2021
Zicht op de kerk | 32 Pagina's