De Belijdenis Van Petrus
‘En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen’ (Matth.16:18).
Cesaréa filippi
Het was in het noorden van Galiléa, in de delen van Cesaréa Filippi, dat Petrus heel bewust Christus mocht belijden als de Zoon van de levende God. In een streek die van oude tijden af door heidenen werd bewoond en waarschijnlijk ook als heilige plaats door veel heidenen werd bezocht. De stad zelf lag schitterend, op de Golanhoogten, aan de voet van de berg Hermon en op ongeveer dertig kilometer ten noorden van het Meer van Galiléa. Sommigen denken dat de plaats het oudtestamentische Baäl-Gad was, waar de god Baäl vereerd werd (Joz. 11:17). Anderen denken aan Laïs of Dan (Richt. 18:7-10).
Paneas
Het was een vruchtbare vallei, waar in een scheur onder een grote grot de Banias ontsprong, een van de drie bronnen van de rivier de Jordaan. De grot waaruit het water stroomde werd in latere tijden door de Grieken aan hun god Pan gewijd en ze veranderden de naam van de stad in Paneas. Herodes de Grote (koning ten tijde van de geboorte van de Heere Jezus) kreeg het gebied in het jaar 20 v.Chr. van de Romeinse keizer Augustus en hij bouwde er een grote witmarmeren tempel waarin de keizer als god vereerd werd. Deze tempel stond in de buurt van de grot van Pan.
Filippus de viervorst
Filippus de viervorst, een zoon van Herodus de Grote, herbouwde Paneas en veranderde de naam in Cesaréa, ter ere van de toenmalige keizer Tibérius Caesar. Bovendien voegde hij er nog zijn eigen naam aan toe, om de plaats te onderscheiden van de bekende havenplaats Cesaréa, gelegen aan de Middellandse Zee. In de tijd van de Heere Jezus was Cesaréa Filippi een stad met grote huizen, straten met zuilengalerijen en tempels. Zes maanden voor Zijn lijden en sterven gaat de Heere Jezus met Zijn discipelen naar deze streek. In deze heidense omgeving heeft Christus aan Zijn discipelen gevraagd: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben?’ Zij antwoordden dat sommigen dachten dat Johannes de Doper weer opgestaan was en dat anderen meenden dat Hij Elía was en weer anderen dachten dat Hij Jeremía of een van profeten was.
Belijdenis van petrus
Toen vroeg de Heere Jezus wat ze zelf van Hem dachten: ‘Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?’ De apostelen hadden kort tevoren Hem al aanbeden, zeggende: ‘Waarlijk, Gij zijt Gods Zoon’ (Matth. 14:33). Simon Petrus antwoordde dan ook namens hen allen: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods.’ Zo was Petrus voor de eerste christenen een duidelijk voorbeeld en het zal ongetwijfeld op hen een diepe indruk gemaakt hebben dat hij, openlijk en heel bewust, zijn geloof beleed in een centrum van keizerverering en af goderij. Bovendien in een tijd waarin verreweg het grootste deel van het volk alsook de oversten en leidslieden zich tegen de Heere Jezus keerden.
Petra
Het is aan al de discipelen gevraagd en daarom geldt ook voor hen allen het antwoord: ‘Zalig zijt gij, Simon Bar-Jona; want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is. En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen. En Ik zal u geven de sleutelen van het Koninkrijk der hemelen.’ Petrus was een gezegend mens. Deze belijdenis was niet het gevolg van zijn eigen inzicht of het onderwijs van mensen, maar hij was ‘van God geleerd’. De woorden Petrus en petra betekenen allebei ‘rots’. De zoon van Jona is de petra, maar niet als zoon van Jona, maar alleen als gelovig belijder van Christus. Deze eerste belijdenis, deze rots, is het fundament van het christelijk geloof en hierop zal Christus Zijn gemeente bouwen. En eenieder die door het gepredikte Woord in Hem gelooft (Joh. 17:20) behoort bij deze gemeente.
Zijn gemeente
De Heere Jezus sprak hier voor het eerst over Zijn gemeente. Petrus en de andere discipelen hebben, wat de leer betreft, het fundament gelegd van de christelijke kerk onder de Joden en onder de heidenen, maar zijn zelf niet het fundament. Niet op de persoon van Petrus en evenmin op die van de andere discipelen bouwt Christus Zijn gemeente, maar op de belijdenis van hen en uiteindelijk op Zichzelf. Christus Zelf is de Rots en het Fundament en de uiterste Hoeksteen van Zijn kerk. Het is Zijn gemeente. Daar mogen Petrus en de andere discipelen, en eenieder die gelooft, toebehoren en van getuigen.
De rooms-katholieke kerk
‘De Heere maakte Petrus de eerste in de belijdenis van Zijn Naam, maar de Rooms-Katholieke Kerk maakte Petrus tot de eerste persoon onder de apostelen, en alzo tot de mond van Christus, en de pausen tot zijn wettige opvolgers, zodat er eigenlijk geen Bijbel meer nodig is. Wat er te leren en te doen valt, beslissen de pausen en de conciliën, ofwel de regerende paus alleen’ (Da Costa).
Het nieuwe jeruzalem
In de kanttekening van Openbaring 21 staat dat de stadsmuur van het nieuwe Jeruzalem twaalf fundamenten heeft met daarin gegraveerd de namen van de twaalf apostelen van het Lam. Waarschijnlijk naar het voorbeeld van werkmeesters van grote gebouwen, die ter gedachtenis hun namen op de fundamentstenen zetten. De fundamenten van deze stadsmuur zijn ook met allerlei kostelijk gesteente versierd: onder andere jaspis, saffier en smaragd. Zo wordt ook van de twaalf apostelen gesproken, omdat zij allemaal aan het nieuwe Jeruzalem hebben gebouwd, en daarbij geen ander fundament hebben gelegd dan Jezus Christus; maar wel in verschillende mate en aanzien, net zoals deze kostbare stenen ook verschillend zijn.
Sleutels
Petrus en de andere discipelen, en na hen al Zijn dienaren, kregen op aarde de sleutels (het gezag) om het Koninkrijk Gods te openen en te sluiten. Dat is een geestelijke macht om van Godswege en in Christus' naam de gelovigen te verkondigen dat zij deelhebben aan het Rijk van God en gebruik mogen maken van de sacramenten en de ongelovigen dat zij daaraan geen deel hebben en daarom uitgesloten worden van de sacramenten (H.C. Zond. 31).
Zwijgen
De discipelen mochten niemand vertellen dat de Heere Jezus de Christus was. Christus moest eerst nog lijden en sterven voor de zonde, en ook weer opstaan en ten hemel varen en gezeten zijn aan de rechterhand van Zijn Vader. Zijn werk op aarde was nog niet ten einde.
Het einde en het begin van een periode
De gebeurtenissen in de delen van Cesaréa Filippi markeerden het einde van een belangrijke periode in het dienstwerk van de Heere Jezus in Galiléa en het begin van een nieuwe periode in Zijn leven. Niet lang daarna zou de Heere Jezus voor de laatste maal met hen naar Jeruzalem reizen om daar te lijden en te sterven.
‘MAAR GIJ, WIE ZEGT GIJ DAT IK BEN?’
De vraag komt ook persoonlijk tot ons: ‘Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?’ De Heere geve dat het antwoord van Petrus ook het onze mag zijn of worden: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods.’
2022
De belijdenis van Petrus klinkt ook nog in onze tijd, ja zal klinken tot het einde der tijden. En ook in 2022 zal Christus instaan voor Zijn gemeente, Zijn kerk, die Hij van de Vader gekregen heeft. Wat dit jaar dan ook mag brengen, één ding is zeker: De poorten der hel zullen Zijn gemeente niet overweldigen, want: Gelijk ’t gebergt’, dat hoog gerezen Om Salem ligt gespreid, Zo is, in eeuwigheid, De HEER’ rondom hen die Hem vrezen; Rondom Zijn volk, ’t welk Hij wil hoeden Voor tegenspoeden (Ps. 125:2).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 januari 2022
Zicht op de kerk | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 januari 2022
Zicht op de kerk | 32 Pagina's