Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Omgang Met God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Omgang Met God

6 minuten leestijd

Het thema voor deze serie artikelen is: de omgang met God. Daarbij komt de Bijbelse oorsprong van het gebed aan de orde. Liever zou ik het noemen: de Bijbelse theologie van het gebed. Ik wil de heilshistorische lijn volgen, van het Oude Testament naar het Nieuwe Testament. Kort stip ik vier momenten aan. Eerst de tijd van de aartsvaders. Dan de tijd van Mozes. Vervolgens de instelling van de eredienst; eerst de tabernakel en later de tempel. Ten slotte de komst van Christus. Het tweede deel van deze artikelen is meer op de praktijk van het gebed gericht: hoe heeft Paulus gebeden, en wat kunnen wij daarvan leren?

Het gebed

Als we met elkaar nadenken over het gebed moeten we allereerst bedenken dat ons spreken tot God een antwoord is op Gods spreken tot ons. Dat kan heel goed als subtitel gelden voor deze artikelen. Ik zal horen wat God tot mij spreken zal. Wij kunnen alleen tot Hem spreken omdat Hij spreekt tot ons en ons Zijn wil heeft bekendgemaakt. Het initiatief ligt dus bij God. Als we voor de eerste keer over het gebed lezen (Gen. 4:26) wordt dat omschreven als: ‘aanroepen van Gods Naam’. Bidden is: God aanspreken bij Zijn Naam.

Wij hebben geen naam nodig voor onszelf, maar voor de ander. Om ons aan een ander bekend te kunnen maken. En zo heeft God namen aangenomen; niet voor Zichzelf, maar omdat Hij Zich aan ons wil bekendmaken, openbaren. Om omgang met ons te kunnen hebben. Om aangeroepen te kunnen worden. Zo opent Hij de deur voor het gebed.

Eerste moment

In de tijd van de aartsvaders waren Gods namen vaak afgestemd op situaties en plaatsen waar Hij Zich openbaart. Tegenover de koning van Sodom wordt Hij genoemd: de allerhoogste God (Gen. 14:22). Als Hij Hagar opzoekt in de woestijn: Gij God des aanziens (Gen. 16:13). Als Hij met Abram een verbond sluit: Ik ben God, de Almachtige! (El Schaddaï) (Gen. 17:1). Nog meer namen: de eeuwige God (Gen. 21:33). Op de berg Moria, als een ram in plaats van Izak wordt geslacht: De voorzienende God (Gen. 22:14), Israëls God (Gen. 33:20), de God van Bethel (Gen. 35:7). Allemaal namen waarmee God Zich bekend maakte. Waarmee Hij aangeroepen wilde worden.

Tweede moment

Dan kom ik bij het tweede moment, als deze serie van namen uitmondt in de bekendmaking van de grote verbondsnaam HEERE, Jahweh, toen de Heere Mozes bij het brandende braambos riep. De Ik zal zijn die Ik zijn zal. Zoals Ik was, zo ben Ik, en zo zal Ik zijn. De onveranderlijke, trouwe, betrouwbare, beloftevervullende, eeuwige God. Met het oog op het verbondsaspect mag je het ook vertalen met: Ik, die er bij ben. God kwam bij Israël om het te verlossen: Ik heb merkelijk gezien de mishandeling van Mijn volk, dat in Egypte is, en Ik heb hun zuchten gehoord en ben nedergekomen, om hen daaruit te verlossen (Hand. 7:34).

Als ik een klein uitstapje mag maken: in het Nieuwe Testament wordt de verbondsnaam HEERE regelmatig direct betrokken op Christus. In Hem is het verbond en de verbondsnaam tot zijn volle vervulling gekomen. Ik, die er bij ben. In Christus is God werkelijk naar deze wereld neergedaald. Immanuël: God met ons, bij ons, voor ons. De verbondsnaam HEERE is ten diepste de Verlossersnaam. Als dus in het Oude Testament de Naam des Heeren werd aangeroepen, werd toen ook al, al was het nog bedekt, Christus aangeroepen. Hoe zou er anders ook gebeden kunnen worden?

Dat er-bij-zijn van God heeft ook betekenis voor het gebed. Bidden is: Gods aangezicht zoeken. Dat betekent: in Zijn tegenwoordigheid treden. Weten van Zijn nabijheid en aanwezigheid. Jes. 55 zegt: Roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. Dat moet ons aan de ene kant met eerbied en diep ontzag vervullen. Hoe zou ik, onheilige, in de tegenwoordigheid durven treden van die geduchte, heilige God. Jesaja riep het uit: wee mij, want ik verga. Het ware bidden is altijd een bidden met ootmoed en schroom. Maar tegelijk mogen we weten dat die geduchte God Zich juist aan ons heeft willen openbaren als de HEERE, de Verbondsgod, de God van barmhartigheid en ontferming. Als wij bidden, bidden wij niet tot de Scheppergod, maar tot de Verbondsgod, Hij die met ons in een verbond is getreden en ons Zijn beloften van genade en vergeving heeft geschonken. Daarom mogen wij toch ook, om Christus’ wil, met vertrouwen en vrijmoedigheid tot Hem naderen en Hem aanroepen.

Ik heb de indruk dat veel reformatorische christenen daar weinig zicht op hebben. Daarom lijken ze meer tot een Scheppergod dan tot de Verbondsgod te bidden. De Heere wordt dan aangesproken als almachtige Heere, of eeuwige Heere. Hij is groot, hoog, verheven, almachtig en wijs. Ik zou het scheppingscategorieën willen noemen. Maar je hoeft geen christen te zijn om God zo aan te spreken. Zo bidden heidenen ook tot hun goden. Het beslissende onderscheid is dat een christen geen Scheppergod, maar de Verbondsgod aanroept. En daarom mogen wij Hem met verbondsnamen aanroepen als: genadige Heere, barmhartige Heere. Om Christus’ wil mogen wij Hem aanroepen als een God van liefde en ontferming. Veelzeggend is ook dat die scheppingscategorieën vooral afstand scheppen: almachtig, verheven, eeuwig, wijs. Dat zijn allemaal woorden die op geen enkele wijze op nabijheid, een relatie duiden. Ze hebben ook niets te maken met het hart van God. Maar de verbondsnamen appelleren aan Gods hart en wekken hoop en vertrouwen. Hij is in Christus genadig, barmhartig, ontfermend, vol van liefde en meedogen. Die namen wijzen op nabijheid en vertrouwelijkheid. Wekken op tot vrijmoedigheid en hoop. Let er maar eens op hoe in de formulieren de Heere wordt aangeroepen.

Derde moment

Na de tijd van de patriarchen is de Heere met Israël verder gegaan als gemeenschap, als volk. De tabernakel, en later de tempel, was het symbool van Gods aanwezigheid onder Zijn volk. Om het een beetje technisch te zeggen: door het heiligdom en de wetgeving werd de omgang met God geïnstitutionaliseerd. Dat is het derde moment wat ik noemen wilde. Aan de ene kant sprak dat van Gods nabijheid. De Heere verscheen aan de patriarchen incidenteel. Hij was niet blijvend bij hen. Het waren maar momenten. Met het heiligdom nam de Heere blijvend Zijn intrek onder het volk: ‘En Ik zal in het midden der kinderen Israëls wonen, en Ik zal hun tot een God zijn’ (Ex. 29:45). Het heiligdom was voor Israël een getuigenis: de Heere is bij ons. Als een Israëliet naar de tempel ging, ging hij met het vertrouwen: de Heere is daar om mijn gebeden te horen en mijn offer aan te nemen. De tempel was een huis van gebed. De aanspraakplaats (!) van Gods heiligheid.

Aan de andere kant werd door het heiligdom en de eredienst ook juist de afstand tussen het volk en God onderstreept. De Heere verschijnt niet langer meer direct en persoonlijk, zoals Hij aan Abraham, Izak en Jakob verscheen. Hij woonde nu in Zijn tempel in Jeruzalem. Een kalender schreef de tijden en feestdagen voor waarop God gediend wilde worden. De omgang met God was nu niet meer direct, maar daarin werd bemiddeld door priesters en levieten. Zij offerden en baden in de plaats van het volk. Die bemiddelende rol benadrukte de afstand die er bleef tussen de heilige God en het zondige volk.

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 2022

Zicht op de kerk | 32 Pagina's

Omgang Met God

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 2022

Zicht op de kerk | 32 Pagina's