Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Omgang Met God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Omgang Met God

6 minuten leestijd

Het thema voor deze serie artikelen is: de omgang met God. Daarbij komt de Bijbelse oorsprong van het gebed aan de orde. Ik wil de heilshistorische lijn volgen, van het Oude Testament naar het Nieuwe Testament. Kort stip ik vier momenten aan. Drie daarvan kwamen in het eerste artikel aan de orde: de tijd van de aartsvaders, de tijd van Mozes en de instelling van de eredienst. We vervolgen nu met de komst van Christus.

Het gebed

Pas bij de komst van Christus is de spanning tussen de persoonlijke omgang en de geïnstitutionaliseerde omgang met God opgeheven, toen Hij het grote offer bracht en het voorhangsel voorgoed scheurde. Dat is het vierde moment, wat ik noemen wil. Toen is er een weg geopend waarop niet alleen de priesters, maar ieder die maar wil, tot God mag naderen. En niet alleen op de voorgeschreven tijden, maar altijd en overal. Zoals de Heere Jezus zei tegen die vrouw bij de Jakobsbron, toen zij vroeg waar God aanbeden en gediend wilde worden, op de berg Gerizim of te Jeruzalem: De ure komt, wanneer gijlieden, noch op dezen berg, noch te Jeruzalem, den Vader zult aanbidden. Maar de ure komt, en is nu, wanneer de ware aanbidders den Vader aanbidden zullen in geest en waarheid, Joh. 4:22-23.

Het is nu niet meer alleen aan de priesters voorbehouden om tot God te naderen om te offeren en te bidden, maar elke gelovige mag nu als een priester naderen tot God, zo schrijft Petrus het aan de gelovigen uit de heidenen in 1 Petr. 2:9: Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk. Met Christus is het priesterschap niet zozeer opgeheven, maar tot zijn volmaakte vervulling en bestemming gekomen. Hij is de ware, grote Hogepriester. Door Hem is er voor ons omgang met God mogelijk, meer persoonlijk en dichter bij Gods hart, dan de gelovigen van het Oude Testament en de hogepriester die ooit konden hebben. Want toen moest het grote Offer nog gebracht worden. En Christus zat nog niet als Voorbidder aan de rechterhand van de Vader. Natuurlijk was er toen ook de toegang tot God, maar wel a.h.w. onder een sluier. Daardoor was er meer vrees en schroom en minder vrijmoedigheid, hoop en vertrouwen.

Maar wij mogen weten dat het grote Offer is gebracht. En dat er nu in de hemel Iemand aan de rechterhand van de Vader zit die voor ons bidt. Door Christus mogen wij nu met vrijmoedigheid ingaan in het binnenste heiligdom. Door Hem hebben wij een directe en open toegang tot de Vader. Mogen wij vertrouwelijk, open en onbevreesd gemeenschap hebben met de Drie-enige God. Het voorhangsel is gescheurd en het bloed in het heiligdom is binnengebracht, de weg is nu open. Voor iedereen, altijd en overal. Zo worden wij in Hebr. 4:16 hartelijk en ernstig aangespoord en uitgenodigd: Laat ons dan (omdat die Hogepriester is ingegaan in het heiligdom) met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd.

Als het gaat over de theologie van het gebed, moeten we zeggen dat de komst van Christus van beslissende betekenis is voor het gebed. Nu kan het gebed tot zijn volle ontplooiing komen. Met Christus heeft ons gebed ruimte, vastigheid, hoop en kracht gekregen. In Joh. 16:24 zegt de Heere Jezus tegen Zijn discipelen: Tot nog toe hebt gij niet gebeden in Mijn Naam; bidt, en gij zult ontvangen, opdat uw blijdschap vervuld zij. Daar staat een mooie, leerzame kanttekening bij: Dat is, gij hebt wel tot nog toe, gelijk ook de andere gelovigen in het Oude Testament, in uw gebeden gezien op de Messias, die nog komen zou. Maar voortaan, als Ik nu het werk der verlossing zal hebben volbracht, zult gij met meer kennis en vertrouwen uw gebeden doen, ziende op Mij als de beloofde Messias zelf, en Mijn verdiensten en voorbidding.

Wij mogen bidden met meer kennis dan de oudtestamentische gelovigen, omdat we mogen weten van Hem die alles heeft volbracht en in Wie alles is vervuld. En wij mogen ook bidden met meer vertrouwen van verhoring, vanwege Zijn voorbidding. Als wij onze arme, gebrekkige gebeden bij Hem brengen, die beloofd heeft onze zaken bij Zijn Vader te willen behartigen. Wij hebben Zijn vaste belofte, Joh. 14:13: En zo wat gij begeren zult in Mijn Naam, dat zal Ik doen; opdat de Vader in den Zoon verheerlijkt worde.

Wat is dat, dat bidden in Zijn Naam? De kanttekening zegt: Steunend op Mijn beloften en verdiensten. Dat is bidden in Zijn Naam: steunen op Zijn verdiensten en beloften. Dat zijn de twee pijlers waar ons gebed op steunen moet, en steunen mag: Christus’ verdiensten en Zijn beloften. Als wij gelovig steunen op Zijn bloed, mogen we weten dat wij een genadige toegang hebben tot de Vader. Maar daarbij noemt de kanttekening nadrukkelijk ook Gods belofte als de vaste grond van de verhoring van ons gebed. Calvijn zegt ergens: als wij niet bidden op grond van Gods beloften, hangt ons gebed als rook in de lucht. 1

Dat bidden op grond van Gods beloften mogen we tweeledig opvatten: Allereerst de beloften van verhoring. De Heere heeft in Psalm 50:15 gezegd: Roep Mij aan in de dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren. En die bekende belofte van

Matth. 7:7: Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden. En Joh. 16:23: Voorwaar, voorwaar Ik zeg u: Al wat gij de Vader zult bidden in Mijn Naam, dat zal Hij u geven.

Wat ligt daarin een sterke grond voor de verhoring van onze gebeden. De grond van de verhoring ligt niet daarin dat wij zo goed kunnen bidden. Of dat de Heere aan ons iets verplicht is, integendeel. Maar al moeten wij zo vaak bidden met een hart dat ons aanklaagt en veroordeelt, dan mogen wij toch bidden met hoop en verwachting, omdat Hij Zelf beloofd heeft ons te willen verhoren.

Behalve de beloften van verhoring heeft de Heere ons ook Zijn beloften gegeven als inhoud van ons gebed. Bidden is eigenlijk niets anders dan de Heere Zijn eigen Woord voorhouden. David bidt in Psalm 119:49: Gedenk aan het woord, tot Uw knecht gesproken, op hetwelk Gij mij hebt doen hopen. En in 2 Sam. 7:25 bidt hij: Nu dan, HEERE God, doe dit woord, dat Gij over Uw knecht en over zijn huis gesproken hebt. Ook het ontroerende gebed van Daniël 9 vindt zijn aanleiding in Gods belofte dat Israël na zeventig jaar weer uit de ballingschap zou terugkeren: O Heere, hoor! o Heere, vergeef! o Heere, merk op en doe het, vertraag het niet! Om Uws Zelfs wil, o mijn God! Keer op keer zien we dat de bijbelheiligen hun gebeden lieten steunen op Gods beloften. Calvijn zegt: Er is in onze gebeden niets krachtiger dan God Zijn eigen woord voorhouden, en onze gebeden te laten steunen op Zijn beloften, alsof Hij uit Zijn eigen mond ons heeft voorgezegd wat wij vragen moeten. Want er kan niets meer zeker zijn dan Zijn eigen Woord. En als onze gebeden daar op steunen hoeven we niet bang te zijn dat ze tevergeefs zullen zijn of dat de uitkomst ons zal teleurstellen, want Hij die gesproken heeft zal bewijzen dat Hij waarachtig is. 2

Wordt vervolgd

2 comm. Num. 14:20-25

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 2022

Zicht op de kerk | 28 Pagina's

Omgang Met God

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 2022

Zicht op de kerk | 28 Pagina's