Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Achtste Gebod

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Achtste Gebod

De Dief Ontmaskerd

7 minuten leestijd

In de bespreking van het achtste gebod kiest Calvijn voor een tweedeling. Eerst bespreekt hij in vraag 205 van zijn Geneefse catechismus de vormen waarin het stelen voor kan komen. Hij noemt hier ‘alle soort kwaad van bedrog en misleidende kunsten’ waarmee wij op het goed van een ander jacht maken. Even verder maakt hij duidelijk dat we kunnen stelen door ‘geweld’, door ‘sluwheid en list’, en ‘op welke andere verkeerde wijze ook’.

Hieruit blijkt duidelijk dat Calvijn zich ervan bewust is dat we ook kunnen stelen onder de schijn van recht. Een overheid of een rechtbank kan er niet altijd de vinger tussen krijgen als wij het goed van de ander ontvreemden en onze kant op laten komen. Op hoeveel manieren kunnen we stelen? Ons kind kan een snoepje

stelen, wij kunnen misbruik maken van het kopieerapparaat op het bedrijf waar we werken. Hoe eerlijk is onze belastingaangifte? Hoe zuiver zijn onze declaraties? Hoe transparant zijn onze facturen? Zijn we misschien te gemakkelijk met onze ziekmelding? Of surfen we over het internet in de tijd van de baas?

In onze Heidelberger is dit nog wat nader en concreter uitgewerkt. Deze noemt evenals Calvijn geweld, schijn van recht, vals gewicht e.d. Opvallend is dat hier ook de valse waar bij staat. We kunnen rommelen met de kwaliteit van onze producten. Niet minder opvallend is dat men oog had voor woekerwinsten. Hoe relevant en actueel in een kapitalistische samenleving die hiermee onder kritiek wordt gesteld. Zouden christenen zich onderscheiden door het afzien van woekerwinsten? Een stapje verder: Kunnen we de ander uitbuiten omdat we altijd het goedkoopste willen hebben? Gaat ons goedkope jasje misschien ten koste van dat jochie van negen jaar in die donkere fabriek in Bangladesh?

Ik vind het ook treffend dat de Heidelbergse Catechismus alle misbruik en verkwisting van Gods gaven onder het stelen rangschikt. Als je dan leest hoeveel eten Nederlanders jaarlijks in de kliko dumpen. Als we gaven hebben, maar lui zijn om deze ten nutte van anderen te gebruiken, stelen we ook van God Die ons deze gaven geeft om dienstbaar te zijn.

Als je over al deze concretiseringen nadenkt, is er veel onrecht in de wereld. Er is meer onrecht in de wereld dat nooit wordt rechtgezet dan onrecht dat in rechtbanken wel wordt rechtgezet. Hoeveel wordt er gestolen door bedrijven, in families, door overheden, in kerken, in scholen, onder christenen? Wat zal de jongste dag ons allemaal te zien geven? Ieder werk wordt dan in het gericht gebracht. Alle dieven zullen dan publiekelijk worden ontmaskerd. Wie zal er dan geen dief blijken te zijn? Als we ons van deze laatste ernst (meer) bewust zouden zijn, zou dat veel oneerlijkheid voorkomen. Trouwens, in het licht van de eeuwigheid zijn onze aardse goederen vandaag al weinig waard. Waarom zouden we ons dan zo druk maken om zoveel mogelijk binnen te harken?

Bezitten Zonder Te Bezitten

In vraag 206 boort Calvijn nog een spade dieper. Hij legt de vinger bij de begeerte die ten grondslag ligt aan het stelen. Het is een treffend voorbeeld dat het tiende gebod de sleutel is om alle geboden te openen. Het laat ons tevens zien dat we alle geboden niet alleen uiterlijk, maar vooral ook geestelijk dienen te verstaan. Calvijn merkt treffend op dat God geestelijk is, zodat we alleen vanuit de geestelijke werkelijkheid de geboden van God op de juiste manier kunnen duiden.

Alleen God kan alle verlangens van ons hart vervullen. Daarom is er maar één goede begeerte, namelijk naar God: ‘Eén ding heb ik van de Heere begeerd.’ En: ‘Eén dag in Uw huis is mij meer dan duizend waar ik U ontbeer.’ Ons verdorven hart begeert alle kanten op, maar alleen in God komen onze verlangens tot hun vervulling. Als we aan God genoeg hebben, hebben we eigenlijk niets meer nodig. Zo bezitten we als niet-bezittende. Deze rust geeft het ware genot van de dingen die we krijgen. Dan zijn kleine dingen voor ons grote dingen die getuigen van de grote zorg van onze hemelse Vader. Zo worden we geoefend in opmerkzaamheid, fijngevoeligheid en dankbaarheid. Zo leren we ook dat we goederen en bezittingen, gaven en talenten, van de Heere krijgen om er dienstbaar mee te zijn. Onze oude natuur heeft het gevoel dat het rijkdom verdient en dat het bij ons hoort, maar de nieuwe mens in Christus beseft dat de Heere ons geld geeft om tot zegen voor anderen te zijn. Als we zo ons bezit investeren in Gods Koninkrijk, ervaren we ook dat het zaliger is te geven dan te ontvangen (Hand. 20:35).

Als dit onze gezindheid is, zien we genoeg gelegenheden om goed te doen. Het dringt Barnabas ertoe om een akker te verkopen en de opbrengst te bestemmen voor de armenzorg in de gemeente. Dan klagen we niet meer over het gebrek aan liefde in de gemeente, maar dan beoefenen we persoonlijk op deze manier de liefde. Dan leven we niet naar ons inkomen, maar geven we naar de mate van onze mogelijkheden. Te beginnen bij de huisgenoten van het geloof in onze directe omgeving.

Zalig Geven

Eigenlijk ging ik hierboven verder dan Calvijns woorden en zat ik meer op het spoor van onze Heidelbergse Catechismus. In de behandeling van het zevende gebod zien we eigenlijk niet zoveel verschil tussen de catechismus uit Genève en de catechismus uit Heidelberg. Maar het is opvallend dat de laatstgenoemde catechismus hier vraagt naar de positieve betekenis van het achtste gebod. Dat gaat een stap verder dan alleen de dingen die ons verboden worden. Het gaat hier om de nieuwe gehoorzaamheid vanuit Christus, de opstanding van de nieuwe mens. Het antwoord luidt dan in vraag 111 van de Heidelberger dat we het nut van onze naaste zoveel mogelijk bevorderen, dat we hem behandelen zoals we zelf behandeld zouden willen worden en daarbij dat we trouw zijn in ons werk om onze behoeftige medemens in ons inkomen te laten delen.

Hier wordt het herstel van het beeld van God zichtbaar. Immers, God geeft de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen eten en drinken, zonneschijn en rust, intelligentie en kracht. Als we enigermate in Zijn beeld mogen wandelen, zullen we iets van deze God uitstralen die ruimhartig uitdeelt van Zijn gaven en mogelijkheden. Je kunt ook zeggen dat het hier om de liefde gaat als de vervulling van de wet. Dit is niet minder ontdekkend dan de dingen die ons in de geboden verboden worden. Het is eerder andersom, dat de bedoeling van Gods geboden veel ontdekkender laat zien waarin wij falen, aangezien de bedoeling van het achtste gebod de vinger legt bij onze zelfzucht en hebzucht. Het achtste gebod laat ons zien dat wij niet onbaatzuchtig zijn. Liefde zoekt zichzelf niet, maar ik blijk voor mijzelf te leven.

Wat een machtige verandering in Christus dat we door de Geest uitdrukkelijk gericht worden op onze naaste. Hoe kunnen we onze naaste dienen in onze gebeden en in onze gaven, in onze aandacht of in onze tijd, met onze financiën of met onze relaties? Hier schittert het geheim van de liefde die zichzelf niet zoekt, maar die zichzelf geeft. Wonderlijk, de zegenende ziel wordt vetgemaakt. Hoe meer we geven, en vreugde. En dat is nog maar hoe meer we krijgen aan geluk het begin. De zaligheid betekent dat we deze vreugde in de wet onbegrensd uitleven.


De Behandelde Vragen En Antwoorden 204 T/M 207

Het Achtste Gebod

Vraag 204: Laten wij komen tot het achtste..

Antwoord: Gij zult niet stelen.

Vraag 205: Verbiedt dat alleen de diefstal, die door menselijke wetten gestraft wordt, of gaat het verder?

Antwoord: Onder de naam van dieverij worden alle soorten kwaad van bedrog en misleidende kunsten begrepen, waardoor wij op het goed van een ander jacht maken. Ons wordt hier dus verboden, zowel met geweld op het goed van de naaste af te gaan, of er met sluwheid en list de hand op te leggen, of op welke andere verkeerde wijze ook te trachten die te verkrijgen.

Vraag 206: Is het genoeg de handen van kwaaddoen af te houden, of wordt de begeerte hier ook veroordeeld?

Antwoord: Hierheen moeten wij altijd teruggaan: Daar de Wetgever geestelijk is, wil Hij niet slechts de uitwendige diefstal bedwingen, maar tevens alle raadslag en toeleg, die voor de anderen enigerwijze schadelijk zijn; en vooral de begeerte zelf; opdat wij ons niet zoeken te verrijken ten koste van de broeders.

Vraag 207: Wat moeten wij dus doen om het gebod te gehoorzamen?

Antwoord: Wij moeten moeite doen, dat ieder het zijne behoudt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 2022

Zicht op de kerk | 32 Pagina's

Het Achtste Gebod

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 2022

Zicht op de kerk | 32 Pagina's