Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Geven van de gaven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Geven van de gaven

6 minuten leestijd

Onder de titel ‘Gebeden en gaven’ schreef ik onlangs al wat over de collecte in de eredienst in historisch perspectief. Nu gaan we meer en breder in op het belang van de collecte in de eredienst en de praktische vormgeving daarvan. Dit keer onder de titel ‘Het geven van de gaven’. Het is een titel met een dubbele strekking: in de vorm van de collecte geven we onze gaven, maar we geven van wat we zelf ook als gaven van de Heere ontvangen hebben.

De historische verkenning heeft ons laten zien dat het geven van de gaven altijd een plaats gehad heeft in de christelijke liturgie. Trouwens ook in de liturgie van de synagoge, de directe voorloper van de vroegchristelijke liturgie, werden al de tienden ingezameld. In de eerste eeuwen brengen de leden van de christelijke gemeente gaven in natura en in geld mee naar de samenkomst. Van deze gaven wordt de gezamenlijke liefdemaaltijd gehouden en wat overblijft wordt gedeeld, met name onder armen, zieken en gevangenen, zodat niemand gebrek lijdt. Rond het jaar 200 doet dan de ‘corba’, een rieten mandje, zijn intrede in de dienst. Dat gaat rond en ieder kan er zijn geldelijke gave in kwijt.

Geven Wat We Zelf Ontvingen

Overigens vinden we ook in de Schrift zelf al aanwijzingen dat er geldelijke collecten werden gehouden. Ik denk dan aan de gaven die in de gemeente van Korinthe bijeen worden gebracht om de arme Jeruzalemse gemeente daarmee te dienen. De apostel geeft in 1 Korinthe 16:2 aan hoe ieder deze diaconale gave zal afzonderen: ‘Op elken eersten dag der week, legge een iegelijk van u iets bij zichzelven weg, vergaderende een schat, naar dat hij welvaren verkregen heeft; opdat de verzamelingen alsdan niet eerst geschieden, wanneer ik gekomen zal zijn.’ Deze geldelijke collecte werd dus niet in de samenkomst van de gemeente gehouden, maar ieder legde thuis apart wat hij of zij van de inkomsten van de week ervoor missen kon ten behoeve van de arme christenen in Jeruzalem.

Dat lijkt me overigens een voorname Bijbelse wenk: geven van wat de Heere je heeft gegeven en ook naar dat de Heere je gegeven heeft. Alles wat we hebben, hebben we van Hem ontvangen; en dat om eerst en vooral Hem ermee te dienen. Bovendien is het een geestelijke roeping om ook de naaste te dienen met dat waarmee de Heere ons wilde bedienen. Het is alles van Hem en daarom is ook alles voor Hem. Dat besef spreekt ook uit Davids dankgebed nadat hij de gaven voor de tempelbouw bijeengebracht heeft: ‘Want wie ben ik, en wat is mijn volk, dat wij de macht zouden verkregen hebben, om vrijwillig te geven als dit is? Want het is alles van U, en wij geven het U uit Uw hand’ (1 Kron. 29:14).

Zoals we eerder hebben gezien, had het geven van de gaven van meet af aan een plaats ín de vroegchristelijke liturgie. Ze was een direct uitvloeisel van de bediening aan de Avondmaalstafel. Bediend door de Heere verlangde men ook de naaste te dienen. Overigens niet alleen met gaven; het was eerst en vooral een zaak van gebed. Die twee waren in de eredienst nauw verbonden: de gebeden en de gaven voor hen die gebrek hebben. In de regel aan het einde van de dienst, na de prediking van het Woord. Deze lijn is door Calvijn bij de doordenking en de vormgeving van de liturgie doorgetrokken. Het geven van de aalmoezen, zoals hij het noemt, is voor hem een onmisbaar onderdeel van de eredienst. En ook wat hem betreft, zijn de gaven en de voorbeden nauw met elkaar verbonden.

Verschillende Vormen

Dat het geven van de gaven wezenlijk tot de eredienst behoort, is ook na de Reformatie hier te lande nooit betwist. Wel zien we dat de ‘collecte’ verschillend vorm wordt gegeven. De synode van Dordrecht (1574), ook wel ‘de liturgische synode’ genoemd, besluit – blijkens de kerkorde die vanuit de Acta is opgesteld – in artikel 49 het volgende ten aanzien van de collecte: ‘…het staen voor den deuren der Kercke om de aelmoessen te versamelen het allervoechelixte ende bequamste is’, maar dat ‘de wijse van omme te gaan’, dus van collecteren tijdens de dienst, in de vrijheid van de kerken staat. De predikant heeft er in dat geval wel op toe te zien, dat dit zoveel mogelijk ‘sonder erghernissen’ gebeurt. Het volgende artikel komt daar aan het eind nog weer op terug en stelt dat de collecte bij het uitgaan bij de deuren toch beter is ‘dan datmen sulcx int midden der predicatie tot groote hindernisse des dienst Gods doen moet’. Overigens komt ook de collecte in de dienst dan al voor. Er hebben wat dat betreft verschillende praktijken naast elkaar bestaan.

In de periode na de grote synode van Dordrecht (1618-1619) wordt er liturgisch gezien een steeds grotere plaats voor de preek ingeruimd. Wat daar in de dienst op volgde werd óf bekort óf naar voren verplaatst. Ook met de collecte is dat het geval. De voorbeden, die tot dan toe in de regel aan het einde van dienst werden gedaan, waren al naar voren verplaatst; men spreekt dan wel van ‘het grote gebed’ voor de prediking. Naar analogie daarvan wordt ook de collecte in de dienst naar voren gehaald. Aangezien dit gebed evenals de preek behoorlijk lang was, werd de collecte overigens ook wel gezien als een moment ‘tot verpozing van de aandacht’. Deze plaats – na het gebed en voor de preek – heeft de collecte in de gereformeerde liturgie hier te lande veelszins gehouden.

Oude Vragen Weer Nieuw

Intussen is de vraag naar de vorm van de collecte als onderdeel van de eredienst weer actueel geworden. Na afschaling van de coronamaatregelen kan de gemeente weer als vanouds opgaan, wat onder andere de vraag met zich meebrengt hoe om te gaan met de collecte. Blijft de collecte in digitale vorm gehandhaafd of komt ze in fysieke vorm terug? En collecteren we dan bij de uitgang of ín de dienst? Of is het wat beide kwesties betreft niet een zaak van ‘of…of’ maar van ‘en…en’?

Dat de collecte een plaats moet hebben in de eredienst zal hopelijk geen vraag zijn. Er is een doorgaande lijn van de Schrift, de hele kerkgeschiedenis door, dat we geven van wat we eerst zelf ontvangen hebben; geven met het oog op de dienst van de Heere en de nood van onze naaste. Een vraag is wel hoe we aan dit wezenlijke onderdeel van de eredienst vorm geven. Als het gaat over de gereformeerde liturgische praktijk hier te lande blijkt – historisch gesproken – de collecte bij het uitgaan aan de kerkdeur veel voor te komen en veelal zelfs de voorkeur te hebben. Tegelijk geven synodes die voor die liturgische praktijk het meest betekend hebben ook altijd ruimte aan andere vormen van het inzamelen van de gaven. In elk geval is niet één vorm de norm geweest. Vooral vanwege de nauwe verbinding van de gaven en de gebeden – de voorbede – heeft het mijns inziens de voorkeur om het geven van de gaven in elk geval óók een plaats te geven ín de eredienst zelf.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 december 2022

Zicht op de kerk | 32 Pagina's

Het Geven van de gaven

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 december 2022

Zicht op de kerk | 32 Pagina's