Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Gebruik Der Wet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Gebruik Der Wet

8 minuten leestijd

Heel mooi schrijft Calvijn dat de Wet het doel aangeeft. De volmaaktheid buiten onszelf in Christus. Zijn weg te gaan, in gehoorzaamheid.

Calvijn sluit met deze vragen de behandeling van de Wet af. In de vragen en antwoorden proeven wij een worsteling. Duidelijk is dat de Wet een ontdekkende functie heeft. Maar hoe fungeert zij nu als leefregel der dankbaarheid? En wat heeft zij nog te zeggen aangaande de ongelovigen? Deze zaken komen nu in deze aflevering aan de orde. Eerst aangaande de gelovigen. Het gaat erom om op de juiste wijze te leven en God te dienen. En hoe kunnen Gods kinderen hieraan voldoen? Want God eist datgene waaraan wij ook gehouden zijn. Maar, zo gaat Calvijn verder, als de gelovige ernaar staat, als hij maar de moeite neemt, dan rekent de Heere niet toe wat nog ontbreekt. Dat geldt althans de gelovigen. Want ongelovigen kunnen zich zelfs niet houden aan het kleinste deel van de Wet. Al zou er iemand te vinden zijn (Calvijn heeft het nog steeds over een ongelovige!) die zich aan een stuk van de Wet zou kunnen houden, dan is dat nog te weinig, want iemand die zich niet houdt aan al wat geschreven is in het boek der Wet is vervloekt (Galaten 3:10).

Het Ware Leven Voor Een Uitgewerkte Zondaar Is Alleen Te Vinden In Christus

Wat Calvijn schrijft kan gemakkelijk misverstaan worden. Het lijkt erop alsof hij schrijft aangaande de gelovige: ‘doe je best, God zal doen de rest, Hij zal het tekort aanvullen.’ Uit het geheel van Calvijns werken begrijpen we dat hij het zo wel niet zal hebben bedoeld. Toch zijn deze zaken helderder geformuleerd in de Catechismus van Heidelberg. In Zondag 44 lezen wij: ‘Maar kunnen degenen die tot God bekeerd zijn, deze geboden volkomenlijk houden? Neen zij; maar ook de allerheiligsten, zolang als zij in dit leven zijn, hebben maar een klein beginsel dezer gehoorzaamheid; doch alzo, dat zij met een ernstig voornemen niet alleen naar sommige, maar naar al de geboden Gods beginnen te leven.’ Dit staat in het kader van de behandeling van het 10e gebod, en ik raad u aan heel Zondag 44 goed te lezen!

Bovendien wordt in de Heidelberger vermeden dat we zouden gaan denken dat God ‘aanvult’. Immers in Zondag 23 lezen wij dat God uit louter genade de volkomen genoegdoening,

gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, evenals had ik nooit zonde gehad noch gedaan, ja, als had ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht die Christus voor mij volbracht heeft. Daaruit blijkt dat Christus’ gerechtigheid en heiligheid de zonden bedekken. Maar het blijft staan: in degene in wie God door Zijn Geest werkt komt uit genade door de liefde Gods een liefde en lust (begeerte) om niet naar sommige, maar naar al de geboden Gods te leven. Dit blijkt bij Calvijn ook. Dit blijkt uit vraag & antwoord 228. Daar wordt gesproken over verootmoediging. En het heil in Christus te zoeken, dus ook bij vernieuwing. Hier klinkt als het ware: ‘het is Israëls God Die krachten geeft’.

Heel mooi schrijft Calvijn dat de Wet het doel aangeeft. De volmaaktheid buiten onszelf in Christus. Zijn weg te gaan, in gehoorzaamheid. Dat horen we ook in het Formulier voor de Heilige Doop: we worden weder van God door den Doop vermaand en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid, namelijk, dat wij dezen enigen God, Vader, Zoon en Heiligen Geest, aanhangen, betrouwen en liefhebben van ganser harte, van ganser ziele, van gansen gemoede en met alle krachten, de wereld verlaten, onze oude natuur doden, en in een nieuw, godzalig leven wandelen. En dat in het gehele leven, zo blijkt uit de verdere vragen en antwoorden. Waarbij de gehele Bijbel leidraad is!

En dan nog kort over vraag & antwoord 227. Calvijn benadrukt dat de ongelovigen uit de heidenen niet te verontschuldigen zijn, aangezien zij krachtens de schepping een zeker besef hebben van goed en kwaad. Maar buiten Christus is alles tekort.

Daarom draagt op deze wijze de Wet bij tot hun verdoemenis. Calvijn haalt daarbij 2 Korinthe 3:9 aan, naar Romeinen 1:20.

Voor Calvijn is duidelijk: buiten Christus is alles te kort. In de Heidelberger wordt dat ook treffend uitgedrukt in Zondag 24, vraag & antwoord 62: ‘Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk daarvan zijn? Daarom, dat de gerechtigheid die voor Gods gericht bestaan kan, gans volkomen en der wet Gods in alle stukken gelijkvormig zijn moet, en dat ook onze beste werken in dit leven alle onvolkomen en met zonden bevlekt zijn.’ Als dat al geldt voor de gelovigen, hoeveel te meer voor degenen die het Evangelie ongehoorzaam zijn. Daarom is het ware leven voor een uitgewerkte zondaar alleen te vinden in Christus. Daarom zegt Paulus, die door de wet der wet gestorven was en door al zijn eigen gerechtigheid en heiligmaking was heen gezakt: ‘opdat ik Gode leven zou’ (Galaten 2:19) en ‘het leven is mij Christus, en het sterven gewin’ (Filippenzen 1:21). Kunnen wij dat ook zeggen?


De Behandelde Vragen En Antwoorden 224 T/M 232

Vraag 224: Waar de Wet de voorgeschreven vorm bevat om God op de juiste wijze te dienen, moet de christelijke mens dan niet overeenkomstig haar bevel leven?

Antwoord: Ja zeker wel, maar er is zo’n krachteloosheid in allen, dat niemand er op volkomen wijze aan voldoet.

Vraag 225: Waarom eist de Heere dan toch zo’n volmaaktheid, dat die onze vermogens te boven gaat?

Antwoord: God vereist niets waaraan wij niet gehouden zouden zijn. Maar, mits wij moeite nemen om ons leven in overeenstemming te brengen met wat ons in de Wet opgedragen wordt, rekent de Heere ons niet toe wat ontbreekt, ook al zijn wij verre verwijderd van de volmaaktheid.

Vraag 226: Spreekt gij nu in het algemeen over alle mensen of alleen over de gelovigen?

Antwoord: De mens, die niet door de Geest van God is wedergeboren, zou zich zelfs aan het kleinste punt van de Wet niet kunnen gaan houden. Sterker, ook al zou er iemand te vinden zijn, die er een deel van volbracht, dan zou hij nog niet vrij van schuld zijn. Want onze Heere verklaart, dat al degenen die niet volledig volbrengen wat er in de Wet staat, vervloekt zullen zijn.

Vraag 227: Dus men moet hieruit concluderen dat de Wet een dubbele functie heeft, aangezien er ook twee soorten van mensen zijn.

Antwoord: Kijk, want tegenover de ongelovigen dient zij slechts om hen aan te klagen en des te meer de mogelijkheid te ontnemen om zich voor God te verontschuldigen. Daarom zegt de heilige Paulus dat zij een bediening van dood en oordeel is. Voor de gelovigen echter heeft zij een heel andere werking.

Vraag 228: Welke?

Antwoord: Ten eerste, omdat de Wet hun toont dat zij zich niet kunnen rechtvaardigen met hun werken, brengt deze hen ertoe - door hen aldus te verootmoedigen - hun heil in Jezus Christus te zoeken. Vervolgens, omdat zij meer eist dan het hun mogelijk is te doen, maant deze hen aan de Heere te bidden hun de kracht en het vermogen te geven en zich intussen voortdurend schuldig te weten, opdat zij zich nergens op beroemen. In de derde plaats is zij voor hen als een teugel om hen in de vreze Gods te houden.

Vraag 229: Wij moeten dus zeggen dat het, hoewel wij de Wet gedurende dit sterfelijke leven nooit volmaakt uitvoeren, toch niet een overbodige zaak is, dat zij een dusdanige volmaaktheid van ons eist. Want de Wet wijst het doel aan waarnaar wij moeten streven, opdat een ieder van ons naar de genade, die God hem gegeven heeft, ijverig zijn best doet met het ernaar streven en van dag tot dag vorderingen maakt. Antwoord: Zo bedoel ik het.

Vraag 230: Hebben wij in de Wet niet een volmaakte regel voor al het goede?

Antwoord: Ja, zo zelfs dat God niet anders vraagt dan dat wij deze volgen. Alles wat de mens daarentegen onderneemt om buiten de inhoud hiervan te doen, keurt Hij af en verwerpt Hij. Want God vraagt geen ander offer dan gehoorzaamheid.

Vraag 231: Waartoe dienen dan alle vermaningen, voorschriften, bevelen en aansporingen van zowel de profeten als de apostelen?

Antwoord: Dit zijn slechts precieze toelichtingen van de Wet, niet bedoeld om ons af te houden van de gehoorzaamheid eraan, maar juist om ons daartoe te brengen.

Vraag 232: En behandelt de Wet desondanks niet datgene waartoe we persoonlijk geroepen zijn?

Antwoord: Wanneer zij stelt dat men ieder het zijne moet geven, kunnen wij daaruit terdege opmaken, wat in onze eigen positie, ieder op zijn plaats, vereist is. En vervolgens beschikken wij, zoals gezegd, over de uitleg ervan door de gehele Schrift heen. Want dat wat de Heere hier in het kort heeft vastgelegd, behandelt Hij op verschillende plaatsen in het kader van een uitvoeriger onderrichting.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 2023

Zicht op de kerk | 32 Pagina's

Het Gebruik Der Wet

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 2023

Zicht op de kerk | 32 Pagina's