Een Treffelijk Werk
In de vorige bijdrage kwam naar voren dat het ambt van ouderling te karakteriseren is als toezien op de kudde en toezien op de leer. We sloten die bijdrage af met te bedenken dat om in deze dienst ‘vruchtbaar te verkeren’ het opzicht over de kudde moet worden voorafgegaan door het opzicht over het eigen hart en het eigen leven. In dit derde en laatste artikel over het ambt van ouderling verkennen we diens werkzaamheden in gemeente en kerk en vragen we ons af welke uitrusting deze oudsten nodig hebben.
De Kudde Gods Weiden
De apostel Petrus vat met die woorden het hart van de ambtelijke dienst van de ouderling samen: ‘Weidt de kudde Gods die onder u is…’ Het woord ‘weiden’ laat zien dat het herderswerk is; en dat werk vraagt om een herderlijk hart. Een hart dat bewogen is met de schapen, in al hun verscheidenheid en naar de zo heel verschillende omstandigheden waarin we hen vinden. Er zijn volgzame schapen, dwalende schapen, zieke schapen; er zijn lammetjes en er zijn verloren schapen.
En wie denkt bij dat alles niet aan de goede Herder? Die met een bewogen hart en vol ontferming op de kudde zag; Die uitging om dat ene verloren schaap te behouden. Petrus wijst ons er bovendien met klem op dat het Góds kudde is, die we geroepen zijn te weiden. Zíjn kudde: dat vraagt de beste zorg, dat vraag heel ons hart, heel onze ziel, heel ons verstand en al onze krachten!
Om de kudde te weiden heeft de onder-herder kennis van zaken nodig. Ik denk ook aan kennis van pastorale zaken, maar niet alleen of allereerst daaraan. Eerst en vooral is kennis van de Schriften van belang. Om te weiden moet de herder de herdersstaf van het Woord weten te hanteren. Natuurlijk voegt het iets toe als een ouderling iets weet van de belevingswereld van zieken, van psychisch lijden, van rouw en zoveel onderwerpen meer. Naast de kennis van het Woord noem ik dan toch graag eerst nog de kennis van het hart. Verdieping van die kennis komt eerst en vooral uit het Woord tot ons. Daarnaast zou ik de broeders ouderlingen graag van harte willen aanbevelen zich in de theologische klassieken te verdiepen. De geschriften van bijvoorbeeld Augustinus, Luther en Calvijn, Ambrosius, À Brakel, de puriteinen en zovelen meer bevatten schatten aan inzicht waar we in de gemeente en in de kerk zeer bij gebaat zijn. Kennis van zaken is broodnodig om te kunnen weiden en te kunnen onderscheiden.
De Wacht Bij De Prediking Betrekken
Dat laatste brengt ons bij een andere belangrijke ambtelijke taak van de ouderling: de wacht te betrekken bij de prediking. De eredienst en de verkondiging van het Woord als het kloppend hart daarvan, zijn aan de zorg en verantwoordelijkheid van de kerkenraad toevertrouwd. De ambtelijke
handdruk aan het begin van de dienst drukt uit dat de leiding namens de kerkenraad wordt toevertrouwd aan de voorganger, terwijl de handdruk achteraf laat zien dat de kerkenraad als geheel de verantwoordelijkheid voor de gehouden dienst en de gebrachte prediking neemt. Dat daarvoor kennis en onderscheidingsvermogen nodig zijn, spreekt voor zich.
Graag maak ik daarbij nog de volgende kanttekening: Als u als ouderling van dienst tot deze taak geroepen bent, luistert u dan eerst en vooral of de verkondiging naar Schrift en belijdenis is, terwijl u persoonlijke accenten of voorkeuren wat meer op de achtergrond zet. Niet dat die er niet toe doen; en zeker is daar een goed gesprek over te voeren. Echter de eerste vraag is of de gebrachte prediking Bijbels is en overeenkomstig de leer zoals de kerk die heeft leren belijden. Net zoals de genoemde auteurs uit de rijke traditie van de kerk onderling best wat verschillend zijn, zo zullen ook verkondigers van het Evangelie heden ten dage wat verschillende accenten zetten. Binnen de grenzen van Schrift en belijdenis is dat niet zozeer problematisch maar eerder uitdrukking van de veelkleurigheid van het werk van Gods Geest. En natuurlijk vinden we daar als ambtsdragers ook persoonlijk iets van. Maar wie geroepen is tot de ambtelijke taak om ouderling van dienst te zijn, heeft zich eerst en vooral af te vragen of de verkondiging naar Schrift en belijdenis is.
Het Geheel Van De Kerk
Naast taken in de gemeente kunnen er voor de ouderling ook taken weggelegd zijn in het geheel van de kerk. Daarbij valt te denken aan de classicale vergadering of ook aan de synode. Echter, we kennen in de kerk een veelheid aan colleges, commissies en werkgroepen waar ook ouderlingen in vertegenwoordigd zijn. Denk bijvoorbeeld aan commissies voor het opzicht of commissies voor bezwaren en geschillen; maar ook de synode heeft tal van organen van bijstand waarin ouderlingen zitting hebben. Deze specifieke organen vragen vaak ook om bijzondere kennis of bekwaamheid. En onder de ouderlingen van de kerk zijn gelukkig broeders met veel en verschillende vaardigheden en deskundigheid.
Bij één ding leggen we in dit verband toch wel afzonderlijk de vinger: de kennis van de orde van de kerk. Er kan veel verwarring voorkomen worden, we kunnen voor veel vergissingen behoed worden, als er gedegen kennis van de kerkorde voorhanden is én we ons er ook op toeleggen ordelijk te denken en te handelen. De Heere is een God van orde; in Zijn gemeente en in Zijn kerk zal het dan ook met orde toegaan. Uiteraard kan niet elke broeder grondig ingevoerd zijn in de kerkorde; wel kunnen we ons ertoe verplichten te allen tijde naar de orde te denken, te besluiten en te handelen.
Als Één Die Dient
Ik ben me ervan bewust dat er in dit korte bestek veel op de broeders ouderlingen afkomt. We ‘moeten’ nogal wat. En wie in de dienst staat, weet uit ondervinding dat er veel op ons afkomt. Is het dan wel zo’n ‘treffelijk werk’? Niet als we op onszelf aangewezen zijn. Dan kunnen we alleen maar belijden: ‘En wie is tot deze dingen bekwaam?’ Maar als de uitoefening van uw ambt u uitdrijft naar Christus, u werpt op Christus, dan zal het nochtans een liefdedienst zijn. Heeft Hij Zijn discipelen er niet mee onderwezen én getroost: ‘Maar Ik ben in het midden van u, als een die dient’ (Lukas 22:27). Dan is onze bekwaamheid uit Hem. Dan mag je dienen, als je je bediend weet door Hem. En bovendien: Dan is er te schuilen, met ambtelijke zonden en gebreken, bij die meerdere Ambtsdrager, onze enige Hogepriester.
Om te leven van Zijn genade. En tegelijk verlegen om onderwezen te worden door Hem, Die ook onze hoogste grote Profeet en Leraar is.
Maar dan ook zoals Hij: in het midden van de broederkring, in het midden van de gemeente en de kerk als een die díent. Niet heersend, niet dwingend. Wel bewogen en tegelijk heilig beslist. Zoals Petrus in de al geciteerde brief het uitschrijft: ‘Weidt de kudde Gods, die onder u is, hebbende opzicht daarover, niet uit bedwang, maar gewilliglijk; noch om vuil gewin, maar met een volvaardig gemoed; noch als heerschappij voerende over het erfdeel des Heeren, maar als voorbeelden der kudde geworden zijnde’ (1 Petrus 5:2-3).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 februari 2023
Zicht op de kerk | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 februari 2023
Zicht op de kerk | 32 Pagina's