Zijn Trouw Aan Israël Nooit Gekrenkt
We moeten deze vragen stellen vanuit een houding van ootmoed. Er ligt namelijk schuld aan de kant van de kerk. Al heel vroeg in de kerkgeschiedenis was de overtuiging wijdverbreid dat Israël na Golgotha had afgedaan. Eeuwenlang was het voor veel Joden van tweeën één: de doop of de dood. Als we op ons in laten werken wat er in de loop van tweeduizend jaar kerkgeschiedenis allemaal over het Joodse volk is geschreven, blijft de verzuchting quis non fleret? over: Wie zou niet wenen? De apostel Paulus laat er in zijn brief aan de gemeente van Rome geen onduidelijkheid over bestaan: Heeft God Zijn volk verstoten? Dat zij verre. Dat zij ons genoeg. God heeft Zijn volk niet afgeschreven. Het Joodse volk is niet opgelost in de volkerenwereld. Maar wat houdt dit in voor het land? En hoe moeten we tegen de staat Israël aankijken? We zoeken in het licht van het Woord van God en met het oog op het vijfenzeventigjarig jubileum van de staat Israël naar antwoorden.
Het Land In Het Oude Testament
De Bijbel begint niet met het land Israël, maar met de schepping van de hemel en de aarde. Adam en Eva wonen in de hof van Eden. De zondeval leidt tot verbanning uit het paradijs. De menselijke geschiedenis gaat vervolgens door de zondvloed en langs de torenbouw van Babel naar de roeping van Abram. Hij moet zijn land (Ur der Chaldeeën) verlaten om te gaan naar het land dat God hem wijzen zal (Kanaän). De HEERE belooft dit land aan Abram en zijn nakomelingen. Het is opvallend dat het land in het Oude Testament nooit het eigendom van Israël wordt genoemd. Het beloofde land is van de belovende God. De bewoning van het land door het Joodse volk is om die reden dan ook nooit vanzelfsprekend. Het land kan het volk uitspugen als het volk Zijn geboden niet houdt. De ballingschap is hier een duidelijk bewijs van. De geschiedenis van het Joodse volk loopt echter niet dood in de ballingschap. De HEERE brengt een rest van het volk overeenkomstig Zijn belofte terug naar het land.
Het Land In Het Nieuwe Testament
We zien in het Nieuwe Testament zowel een horizontale uitbreiding van het land naar de aarde als een verticale uitbreiding van het land naar de hemel. Paulus verbreedt de belofte van de verlenging van de dagen in het beloofde land naar de belofte van een lang leven op de aarde: Eer uw vader en uw moeder (hetwelk het eerste gebod is met een belofte), opdat het u welga en dat gij lang leeft op de aarde.
Het beloofde land staat in andere teksten in het Nieuwe Testament symbool voor het hemelse Kanaän: Want indien Jozua hen in de rust gebracht heeft zo had hij daarna niet gesproken van een andere dag. Er blijft dan een rust over voor het volk van God. Deze horizontale en verticale uitbreiding van het land betekent niet dat de landbelofte verdampt is. Christus spreekt in Zijn eindtijdrede (waarin de nabije toekomst van de verwoesting van Jeruzalem en de verre toekomst van de wederkomst en de dingen die daaraan voorafgaan door elkaar lopen) nadrukkelijk over de heilige stad en de tijden van de heidenen: En Jeruzalem zal van de heidenen vertreden worden, totdat de tijden van de heidenen vervuld zijn. Christus geeft met deze woorden aan dat de stad en het land toekomst hebben. Jeruzalem zal weliswaar door de heidenen vertrapt worden. Maar er is een ‘totdat’. De Heere zal Zich weer over Jeruzalem ontfermen. Het is dus niet gedaan met het land, maar tegelijkertijd staat het land in het bredere kader van de zegen voor de volken van de wereld en de verwachting van het hemelse vaderland. Israël houdt een eigen plaats in het heilsplan van God, maar is niet Gods einddoel.
De Staat Israël
De val van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel in het jaar 70 luidden de tijden van de heidenen in. De bewoning van het land door het Joodse volk kwam nagenoeg ten einde (al heeft er de eeuwen door een klein aantal Joden in het beloofde land gewoond). Het Joodse leven is bijna tweeduizend jaar geleefd buiten de grenzen van Erets Israël. Het antisemitisme loopt als een bloedrode draad door deze twee millennia heen. De heidenen vertrappen niet alleen de stad van God, maar ook het volk van God.
De jaren veertig van de twintigste eeuw vormen een cruciaal keerpunt. Het is het decennium waarin miljoenen Joden zijn omgekomen in de vernietigingskampen. We zien in deze jaren echter ook dat het Joodse volk als het ware uit de as van de verbrandingsoven herrees. Op 14 mei 1948 werd de staat Israël uitgeroepen. En daar is het niet bij gebleven. Op 7 juni 1967 komt Jeruzalem in Joodse handen. Als we de periode tussen 1948 en 2023 overzien, moeten we zeggen dat de stichting van de staat Israël een katalysator is geweest voor de terugkeer van miljoenen Joden naar het beloofde land. Hoe moeten we theologisch tegen de staat Israël aankijken? Is deze staat de vervulling van Gods beloften? Betekent de inbezitneming van Jeruzalem dat de tijden van de heidenen beëindigd zijn?
Deze vragen worden in de veelkleurige Joodse wereld heel uiteenlopend beantwoord. We kunnen veel leren van de voorzichtige toon in het officiële gebed voor de staat Israël dat opgesteld is door de Sefardische en Asjkenazische opperrabbinaten. De staat Israël wordt daarin ‘het oogluikende begin van onze verlossing’ genoemd. Deze woorden zijn dubbel voorzichtig. De staat Israël is een begin van de verlossing en dat begin wordt ook nog eens oogluikend genoemd. Het is waar dat wij in het vijfenzeventigjarig jubileum van de staat Israël de trouw van Israëls God zien schitteren, maar tegelijkertijd is het nog ‘ten dele’.
Een Geestelijk Herstel
We zien in de stichting van de staat Israël en de terugkeer van miljoenen Joden naar het land van hun vaderen de trouw van Israëls God oplichten. We moeten er tegelijkertijd voor waken om deze gebeurtenissen zonder enig voorbehoud te zien als vervulling van Gods beloften. Het Joodse volk zal pas tot volle verwerkelijking van zijn identiteit komen door het geloof in de Heere Jezus Christus. We zien weinig van dit geestelijk herstel. De staat Israël heeft een seculier gezicht en een orthodox gezicht, maar op beide gezichten ligt het deksel van de miskenning van de Messias. We zien echter ook hoopvolle tekenen. Het aantal Messiasbelijdende Joden is in twintig jaar tijd verdrievoudigd. Er worden, om het met woorden van de apostel Paulus te zeggen, steeds meer afgehouwen takken in de goede olijfboom geënt. Laten we rond het vijfenzeventigjarig jubileum van de staat Israël voor de Heere neerknielen om Hem te vragen om het volle geestelijke herstel van het Joodse volk. Als Hij naar Zijn belofte hun bedekking wegneemt en zij hun Messias zien, wordt hun sjalom ten volle werkelijkheid.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 2023
Zicht op de kerk | 32 Pagina's