Het Heilig Avondmaal, de Betekenis
(Vraag En Antwoord 340-356)
Wie leest wat Calvijn in de 'Catechismus van Genève' schrijft over het sacrament van het Heilig Avondmaal, moet goed wakker zijn. Calvijn heeft namelijk heel wat vragen en antwoorden aan het Avondmaal gewijd, en die zijn nog niet zo eenvoudig te begrijpen. Je loopt het gevaar heerlijke, troostvolle zaken over het hoofd te zien. In dit artikel ga ik proberen die zaken ordelijk aan u door te geven. Zodat wij ons verheugen over het wonderlijke sacrament dat Christus ons heeft gegeven!
Brood En Wijn
We beginnen maar eenvoudig bij de beide tekenen. Wij vieren het Avondmaal met brood en wijn. Wat zit in die twee eenvoudige tekenen al een boodschap. Brood voedt ons broze lichaam en houdt het in stand. Zo voedt het Brood des levens, Christus’ lichaam, onze ziel. Het blaast ons zelfs nieuw leven in, zegt Calvijn (341). Het gebroken brood bepaalt ons dus bij Christus’ gebroken lichaam. Wijn geeft ons vreugde. Zo geeft het bloed van Jezus, waar de rode wijn ons op wijst, innerlijke blijdschap, verkwikking en kracht. Deze twee tekenen moeten we allebei gebruiken, stelt Calvijn. Niet alleen het brood, ook de beker is voor allen (352). Je kunt je afvragen waarom hij dat met nadruk verwoordt. Voor ons is het immers vanzelfsprekend. De reden is dat in de roomse kerk de beker de gewone gelovigen werd onthouden. De gewoonte was ontstaan om het sacrament niet onder twee gestalten (brood en wijn), maar onder één gestalte (brood) te gebruiken. Calvijn verzet zich hiertegen op grond van het gebod van Christus: ‘Drinkt allen daaruit’ (Matt. 26:27). Wat een zegen dat de Heere ons door middel van brood en wijn van tijd tot tijd richt op het verbroken lichaam en het vergoten bloed van Christus.
Verzekering
Het sacrament van het Avondmaal betekent echter veel meer. Bij brood en beker wil de Heere het geloof van Zijn kinderen versterken. Het is gegeven tot verzekering.
Als Calvijn de vraag stelt wat de betekenis van het Avondmaal is, geeft hij als antwoord dat de Heere ons daardoor wil verzekeren dat onze zielen gevoed worden tot het eeuwige leven (340). Wat ontvangen we nu eigenlijk door het brood?, zo vraagt Calvijn zich af. En zijn antwoord luidt dat Christus’ offer tot verzoening ‘ons nu gegeven wordt om ons te verzekeren dat wij aan deze verzoening deelhebben’ (347). En wat we door de wijn ontvangen? Christus’ bloed, dat Hij vergoot tot betaling voor onze zonden, ‘opdat wij er niet aan twijfelen hiervan de vrucht te zullen ontvangen’ (348). Waarom gaf God ons eigenlijk twee tekenen? Dat deed Hij ‘met het oog op onze zwakheid’ (351). Kortom, volgens Calvijn is het Heilig
Avondmaal bedoeld tot troost. Hoe vaak is het onder ons niet zo dat het sacrament ons wel tal van aanvechtingen geeft, maar geen troost. De voorbereidingsweek kan een week vol spanning zijn en de dienst zelf maakt ons Spaans benauwd. Dat is niet wat de Heere wil. Hij wil ons juist sterken, verzekeren, troosten. Dat roept wel de vraag op of er nog mensen zijn die die verzekerende genade van de Heere nodig hebben. Zijn er nog tobbers en twijfelaars, zoekers en zuchters? Als we het allemaal ‘op zak hebben’, of dat nu een bijzondere bekeringservaring is of een vanzelfsprekend geloof, hebben we Gods verzekering niet nodig... Dan herkennen we ons ook niet in de woorden die het klassieke Avondmaalsformulier geeft aan de beleving van de ware Avondmaalganger: ‘onze bezwaarde en verslagen harten’... Juist mensen met zo’n hart worden gevoed en verblijd door het Avondmaal.
Gemeenschap Met Christus
Het Heilig Avondmaal is dus – net als de Heilige Doop – een sacrament dat gelovigen zekerheid en houvast schenkt. Echter, als we het daarbij houden, zou je kunnen denken dat Christus nog op afstand blijft. En nu is het hoofdpunt van Calvijn dat dat niet het geval is. Christus schenkt ons zekerheid door Zichzelf in de tekenen aan ons te geven! In het Avondmaal hebben we werkelijk deel aan het lichaam en bloed des Heeren (342). Het is wel waar dat Zijn dood genoeg is om ons met de Vader te verzoenen en ons te bevrijden van het oordeel dat op ons rust, maar daarvoor moeten wij Hem wel ‘in ons opnemen’, stelt Calvijn (343). Wat bedoelt hij? Heel eenvoudig: alleen door het geloof hebben we deel aan Christus. Wie niet in Christus gelooft, is niet gered van de toorn van God. Slechts ‘door te geloven, dat Hij gestorven is en opgestaan om ons van de eeuwige dood te bevrijden en voor ons het leven te verwerven’ zijn we zalig (344). Dit roept wel een vraag op: dit geloof wil de Heere toch werken door de prediking van het Woord? Daarvoor is het sacrament van het Heilig Avondmaal toch niet nodig? Calvijn ziet deze vraag onder ogen (345). Hoe bijzonder de prediking en de Doop ook zijn, het Avondmaal voegt echt iets toe (346). Geloven betekent namelijk ook geloven dat Christus ‘in ons woont en met ons verbonden is’ (344). En juist dát laat de Heere ons in het Avondmaal zien.
‘Ik In U’
‘Ik voor u!’ Hoe vaak klinken die woorden niet in een Avondmaalsdienst? Terecht. Maar het is niet de hele waarheid. ‘Ik in u!’ Heerlijke werkelijkheid. In het Avondmaal is er werkelijk gemeenschap met Christus. Zo zeker als ik het brood tussen mijn tanden vermaal, is Hij in mij en ik in Hem. Zo zeker als ik de wijn doorslik, ben ik één met Hem. Is dat alleen het geval als we om zo te zeggen een ‘emotionele’ of ‘gevoelige’ dienst beleven? Als we geweldige indrukken hebben van Gods genade? Op het moment waarop ik dit artikel schrijf, ligt er net een Avondmaalszondag achter me. De dienst ging bij mijzelf niet gepaard met veel emotie, en toch was het goed. ‘Ik voor u!’ Ja, ‘Ik in u!’ De zegen zit niet in emotie, maar wel in een hartelijke, gelovige deelname. Zonder geloof is het onmogelijk om God te behagen met onze Avondmaalsgang. Zonder geloof is er geen vrucht. Maar als het geloof, gewerkt door Gods Geest, functioneert, dan zal de Heere Zijn sacrament zegenen. Nog een prachtige zin van Calvijn: ‘Aangezien Jezus Christus de waarheid is, moet men er niet aan twijfelen, dat de beloften die Hij in het Avondmaal doet, ook vervuld worden, en dat wat Hij daarin afbeeldt ook waargemaakt wordt’ (353). En daarom zegt het geloof: ‘Omdat Hij het belooft en voor ogen stelt, twijfel ik er niet aan, dat Hij ons deel laat hebben aan Zijn eigen wezen om ons met Zichzelf in één leven te verenigen’ (353).
Sursum Corda!
Komt dit niet in de buurt van Rome? Brood en wijn zijn Christus Zelf geworden? Calvijn wijst dit beslist af (355). Brood blijft brood en wijn blijft wijn, maar ‘door de ondoorgrondelijke kracht van Zijn Geest’ is de strijdende kerk op aarde één met Christus in de hemel (354). Nee, het gaat niet om brood en wijn. Het gaat om Christus. Daarom: sursum corda! De harten omhoog! Want daar is Christus, onze Advocaat, zittend aan Gods rechterhand (355). Zo biedt Calvijn ons nieuwe inzichten als het gaat om het Avondmaal. Laten we de Heere bidden om al meer te mogen verstaan van de rijkdom van het sacrament dat Hij Zelf heeft ingesteld. En mogen al de heiligen ons daarin tot een hand en een voet zijn.
De Behandelde Vragen En Antwoorden 340-356
Het Avondmaal
Vraag 340: Laten wij overgaan tot het Avondmaal. En ten eerste zou ik wel van u willen weten, wat de betekenis ervan is.
Antwoord: Het is daarom door Christus ingesteld, om ons te leren, dat onze zielen door de gemeenschap aan Zijn lichaam en bloed opgevoed worden tot de hoop van het eeuwige leven, en ons dat zeker te maken.
Vraag 341: Waarom wordt echter door brood het lichaam, en door wijn het bloed van de Heere afgebeeld?
Antwoord: Hierdoor worden wij namelijk onderwezen, dat de kracht die het brood heeft om de lichamen te voeden, tot onderhoud van het tegenwoordige leven, ook in het lichaam des Heeren aanwezig is, om de zielen geestelijk te voeden. Dat gelijk door de wijn de harten der mensen verheugd worden, de krachten hersteld worden, de gehele mens versterkt wordt, zó uit het bloed des Heeren hetzelfde nut door onze zielen ontvangen wordt.
Vraag 342: Voeden wij ons dus met het lichaam en bloed des Heeren?
Antwoord: Zó is mijn gevoelen. Want daar het gehele vertrouwen van ons heil in Hem gelegen is, dat Zijn gehoorzaamheid door ons aangenomen wordt, die Hij Zijn Vader bewezen heeft, geheel alsof ze de onze was, is het nodig dat wij Hem bezitten. Want Hij deelt ons Zijn goede gaven niet anders mede, dan doordat Hij Zich de onze maakt.
Vraag 343: Maar heeft Hij Zich dan toen niet gegeven, toen Hij Zich in de dood heeft gegeven, opdat Hij ons van het doodvonnis bevrijd, met Zijn Vader verzoenen zou?
Antwoord: Dat is zeker waar; maar het is voor ons niet genoeg, tenzij wij Hem nu ontvangen, opdat daardoor de kracht en de vrucht van Zijn dood tot ons zou overkomen.
Vraag 344: Bestaat de wijze van ontvangen dan niet in het geloof?
Antwoord: Dat stem ik toe. Maar ik voeg er dit tevens bij, dat dit geschiedt, wanneer wij niet alleen geloven dat Hij gestorven is, om ons van de dood te bevrijden, en opgewekt, om ons daardoor het leven te verkrijgen, maar dat wij weten dat Hij ook in ons woont, en dat wij met Hem verbonden zijn met dat soort eenheid, waarmede leden met hun hoofd samenhangen, opdat wij door de weldaad van deze vereniging, deelgenoten van Zijn goederen worden.
Vraag 345: Verkrijgen wij deze gemeenschap dan door het Avondmaal alleen?
Antwoord: Zeker. Want door het Evangelie wordt ons, gelijk Paulus getuigt, Christus ook meegedeeld. En terecht leert Paulus dit, wanneer wij daar horen dat wij vlees van Zijn vlees zijn, en been van Zijn gebeente, dat Hij het levende brood is, dat uit de hemel is neergedaald, om onze zielen te voeden; dat wij met Hem één zijn, gelijk Hij één is met de Vader, en dergelijke.
Vraag 346: Wat verkrijgen wij nog meer uit het sacrament, of welk nut brengt het ons bovendien aan?
Antwoord: Dit namelijk, dat deze gemeenschap, waarvan ik gesproken heb, ons bevestigd en vermeerderd wordt. Want ofschoon Christus ons zowel in de Doop als in het Evangelie voorgesteld wordt, ontvangen wij Hem toch niet geheel, maar slechts voor een deel.
Vraag 347: Wat hebben wij dus in het teken van het brood?
Antwoord: Dat het lichaam van Christus, gelijk het eenmaal voor ons geofferd is, om ons met God te verzoenen, zo nu ook aan ons gegeven wordt, opdat wij zeker weten, dat de verzoening ons betreft.
Vraag 348: En wat in het teken van het bloed?
Antwoord: Dat Christus, gelijk Hij Zijn bloed eenmaal tot voldoening voor de zonden, en als prijs van onze loskoping Zelf heeft gestort, het zó nu aan ons om te drinken toereikt, opdat wij de vrucht, die daaruit tot ons moet overkomen, gevoelen.
Vraag 349: Volgens deze uw antwoorden verwijst het Heilig Avondmaal des Heeren ons naar Zijn dood, om aan de kracht daarvan gemeenschap te hebben.
Antwoord: Zeer zeker; want toen is het enige en voortdurende offer, dat tot ons heil voldoende zou zijn, volbracht. Diensvolgens blijft er anders niets meer over, dan dat wij het genieten.
Vraag 350: Het Avondmaal is dus niet tot dit doel ingesteld, dat aan God het lichaam van Zijn Zoon zou worden geofferd.
Antwoord: Allerminst. Want dit voorrecht heeft Hijzelf alleen, daar Hij de eeuwige Priester is. En zó luiden Zijn woorden, als Hij zegt: Neemt en eet. Want hier heeft Hij bevolen, niet dat wij Zijn lichaam zouden offeren, maar alleen dat wij ervan zouden eten.
Vraag 351: Waarom gebruiken wij twee tekenen?
Antwoord: Daarin komt de Heere onze zwakheid te hulp, om ons gemeenzamer te leren, dat Hij niet alleen de spijs voor onze zielen, maar ook de drank is, opdat wij niet ergens anders dan in Hem alleen enig deel van geestelijk leven zouden zoeken.
Vraag 352: Moeten allen zonder uitzondering evengelijk beide gebruiken?
Antwoord: Zo luidt het bevel van Christus; en het is zeer grote zonde, daarvan op enige wijze af te doen, door iets daartegen te beproeven.
Vraag 353: Hebben wij in het Avondmaal alleen maar een betekening van die weldaden, die gij genoemd hebt, of worden ze ons daar in werkelijkheid geschonken?
Antwoord: Daar onze Heere Christus de waarheid zelf is, is het allerminst twijfelachtig, dat Hij de beloften, die Hij ons daar geeft, tevens ook vervult, en bij de tekenen de Waarheid ervan voegt. Daarom twijfel ik niet, dat, gelijk Hij met woorden en tekenen betuigt, ons zo ook van Zijn wezen deelgenoten maakt, waardoor wij in één leven met Hem samengroeien.
Vraag 354: Maar hoe kan dat geschieden, daar het lichaam van Christus in de hemel is, maar wij nog op de aarde rondzwerven?
Antwoord: Dit bewerkt Hij door de wondere en verborgen kracht van Zijn Geest, voor Wie het niet moeilijk is te verbinden, wat anders door afstand van plaatsen gescheiden is.
Vraag 355: Gij stelt u dus niet voor dat het lichaam in het brood ingesloten is, en ook het bloed niet in de kelk?
Antwoord: In het geheel niet. Veeleer ben ik van gevoelen, dat wij, om de waarheid van de tekenen deelachtig te worden, onze harten in de hemel moeten verheffen, waar Christus is, en vanwaar wij Hem verwachten als Rechter en Verlosser, maar dat Hij in deze aardse elementen verkeerd en tevergeefs gezocht wordt.
Vraag 356: Om kort samen te vatten wat gij gezegd hebt: gij verzekert dat er in het Avondmaal twee zaken zijn, namelijk het brood en de wijn, die met de ogen gezien worden, met de handen getast, met de smaak geproefd, en voorts Christus, waarmee onze zielen inwendig, als met hun eigen voedsel, gevoed worden. Antwoord: Dat is waar, en wel tot zover, dat ook de opstanding der lichamen ons hier, als door een gegeven pand, verzekerd wordt, daar die ook zelf gemeenschap hebben aan het symbool van het leven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 2023
Zicht op de kerk | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 2023
Zicht op de kerk | 32 Pagina's