Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Heilig Avondmaal, Het Rechte Gebruik

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Heilig Avondmaal, Het Rechte Gebruik

(Vraag En Antwoord 357-373)

10 minuten leestijd

Na de theologische toelichting op het Heilig Avondmaal, stelt Calvijn de meer praktische vragen aan de orde. Daar zijn we hem erkentelijk voor, want juist in de calvinistische traditie wordt er enorm geworsteld met het Heilig Avondmaal. We moeten onszelf beproeven, maar hoe dan? Moeten we dan volmaakt zijn om aan het Avondmaal deel te nemen? Hoe moeten we er nu tegenaan kijken als iemand niet deelneemt? Wie mag er nu precies aan het Avondmaal deelnemen? Al deze vragen bespreekt de reformator van Genève. Achtereenvolgens komen ze in dit artikel aan de orde.

Wat Houdt Zelf-Beproeving In?

Calvijn is er duidelijk over, omdat Paulus er duidelijk over is. We mogen slechts deelnemen aan het Avondmaal nadat we onszelf beproefd hebben (357). ‘Maar de mens beproeve zichzelven, en ete alzo van het brood en drinke van den drinkbeker’ (1 Kor. 11:28). Deze woorden schreef Paulus aan de gemeente van Korinthe, waar het juist rond de bediening van het Avondmaal helemaal misging. Rijken vraten zich vol en zopen zich dronken, armen zaten op een houtje te bijten... Verschrikkelijk vond Paulus dat. Begrijpelijk dat hij in die context oproept tot zelfbeproeving. Gelden die woorden vandaag dan nog steeds? Jawel, zegt Calvijn. Want wie aan het Avondmaal deelneemt moet weten ‘of hij een oprecht lidmaat van Jezus Christus is’ (358). Maar hoe komen we daar ooit achter? Kunnen we dat wel te weten komen? We zijn toch mensen met een bedrieglijk hart? Al is dat waar, dat ontslaat ons niet van de plicht om voor Gods aangezicht eerlijk na te gaan hoe het er met ons voorstaat. Dan zullen we wel concrete punten moeten weten waarop we onszelf hebben te onderzoeken. En daar gaat het vaak mis. We hoeven niet zoveel kilo zondekennis, zoveel pond geloof en zoveel gram heiligheid mee te brengen naar de tafel. En al helemaal niet een bepaalde bijzondere weg waarlangs we de Heere hebben leren kennen. Laten we het maar houden bij de kenmerken die Calvijn noemt. Dat zijn er twee. Ten eerste oprecht geloof en berouw. Ten tweede oprechte liefde tot onze naaste. Prachtig, hoe Calvijn aandacht heeft voor de binnenkant van het geestelijke leven (het hart), maar ook voor de buitenkant (het leven). Ze horen immers bij elkaar? Wie, geknield in de binnenkamer, eerlijk mag zeggen berouw te hebben over zijn zonde en nochtans te vertrouwen dat die zonden hem om Christus’ wil vergeven zijn, mag tot de dis van het verbond komen. Mits er geen sprake is van haat ten opzichte van wie dan ook.

Moeten We Dan Volmaakt Zijn?

Dit zijn stevige ‘voorwaarden’. Ze roepen automatisch een vervolgvraag op. Tenminste, in het hart van Gods kinderen wel. Nepbloemen staan er altijd prachtig bij. Daar schort niets aan. Maar de – echte – orchidee in mijn studeerkamer staat er momenteel niet zo mooi bij. Zo zijn huichelaars snel klaar met de zelfbeproeving.

Ze gebruiken de kenmerken slechts als checklist, om binnen no time te constateren dat dat ‘natuurlijk’ goed zit. Maar Gods oprechte kinderen gaan, als ze op hun plek zijn, zo niet te werk. Ze onderzoeken zichzelf... en vinden allerlei gebreken. Ze stellen die bange vraag: moet ik dan volmaakt zijn? En wee dan die pastor die de ruif zo hoog houdt dat het antwoord bevestigend lijkt te zijn! De opstellers van ons Avondmaalsformulier gingen anders te werk: ‘Maar dit wordt ons, geliefde broeders en zusters, niet voorgehouden om de verslagen harten der gelovigen kleinmoedig te maken, alsof niemand tot het Avondmaal des Heeren gaan mocht, dan die zonder enige zonde ware.’ Dat is precies de lijn van Calvijn. Het gaat om oprechtheid, niet om volmaaktheid (360). Hij gaat een stap verder. Zouden we het Avondmaal nodig hebben als we volmaakt waren? Welnee! Het is juist ‘een hulpmiddel en steun in onze zwakheid’ (361). Dan valt er een pak van je hart. Ik mag komen met mijn gebrekkige berouw, mijn zwakke geloof en mijn geringe liefde. Opdat de Heere het bij brood en beker zou vermeerderen.

Wat Als We Niet Deelnemen?

Maar het kan ook zijn dat we niet tot de tafel des HEEREN komen. De redenen daarvan kunnen heel verschillend zijn. Sommigen gaan niet omdat ze een conflict hebben met iemand binnen of buiten de gemeente. Mijns inziens mag dat ons niet verhinderen om aan het Avondmaal te gaan, als we ons er van onze kant voor ingezet hebben om weer in vrede te leven, maar dat terzijde. Anderen geloven dat ze Christus niet kennen en daarom zichzelf een oordeel zouden eten en drinken als ze toch zouden aangaan. Weer anderen mogen de Heere wel vrezen, maar wachten op het moment dat ze naar de tafel ‘getrokken’ worden. Onder deze groep bevinden zich ook mensen die zo bang zijn voor de koffiepraat na de Avondmaalsdienst dat ze veiligheidshalve maar blijven zitten... Hoe moeten we hier nu tegenaan kijken? Calvijn geeft ons onderwijs dat we erg nodig hebben. Hij wijst erop dat we de Naam van Christus belijden door deel te nemen aan het Avondmaal. In zijn woorden: ‘Het is namelijk zo, dat wij er door betuigen dat wij tot Gods volk behoren en ons christen-zijn belijden’ (362). Door naar voren te lopen, belijden we met Petrus: ‘Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liefheb’ (Joh. 21:17). Wat ‘belijden’ we dus door in de bank te blijven zitten? Het is de belijdenis van de gevallen Petrus: ‘Ik ken deze Mens niet’ (Mar. 14:71). Wie geen gebruikmaakt van brood en wijn ‘verloochent (...) als het ware stilzwijgend Jezus Christus’ (363). Huiveringwekkend!

Wie Mag Aan Het Avondmaal Deelnemen?

We moeten Calvijn wel goed verstaan. Hij pleit er niet voor dat ieder zomaar toegelaten wordt tot de tafel. Calvijn is voor orde in de kerk. Juist ook rond het sacrament van het Heilig Avond-maal. Dat betekent allereerst dat het Avondmaal bediend wordt door daartoe geroepen, bevoegde predikanten (366). Je hoort tegenwoordig ook wel van ‘huisgemeenten’ waar het brood wordt gebroken, maar zo horen we niet om te gaan met het heilig sacrament. Binnen de setting van de gemeente wordt het Avondmaal bediend. Juist ook om toe te kunnen zien op degenen die gebruikmaken van het sacrament. Niet iedereen mag deelnemen. Als er gemeenteleden zijn die het sacrament onwaardig zijn, mag de kerkenraad hen niet toelaten (368). Op deze manier zou het sacrament ontheiligd worden (369). In Korinthe nam de Heere de ontheiliging van het sacrament zo hoog op dat Hij de gemeente bestrafte met veel ziekte en veel sterfgevallen (1 Kor. 11:30). Dat onderstreept hoe nodig het is om toe te zien op de Avondmaalstafel. Als er iemand in openbare zonde leeft, moet zo iemand de avondmaalsgemeenschap ontzegd worden (373). Waarbij het altijd weer het verlangen is dat diegene zich bekeert en weer bij Christus aan tafel zal zitten! Nota bene: over het hart oordelen we niet. Misschien maakt u zich zorgen om Avondmaalgangers in uw gemeente. U bent bang dat ze zichzelf bedriegen. Leg het voor de Heere neer. Bid voor hen. Blijf zelf om die reden niet weg. U zou er Christus verdriet mee doen. Er zullen in deze bedeling altijd nepbloemen tussen de orchideeën staan. Totdat de dag aanbreekt waarop we geroepen worden tot het avondmaal van de bruiloft des Lams!


De Behandelde Vragen En Antwoorden 358-373

Het Avondmaal

Vraag 357 Wat is echter het rechte en wettige gebruik van dit sacrament?

Antwoord: Zoals Paulus het bepaalt: dat ieder mens zichzelf beproeft, voordat hij toetreedt.

Vraag 358 Wat moet hij bij deze beproeving onderzoeken?

Antwoord: Of hij een waar lid van Christus is.

Vraag 359 Door welke punten zal hij tot kennis van deze zaak komen?

Antwoord: Of hij voorzien is van ware boetvaardigheid en geloof; of hij zijn naaste een oprechte liefde toedraagt; of zijn ziel vrij is van alle haat en kwaadwilligheid.

Vraag 360 Eist gij dan in een mens een volkomen geloof en volmaakte liefde?

Antwoord: Het is passend dat beide oprecht zijn en ontdaan van alle schijn. Maar tevergeefs wordt zulk een volmaaktheid in allen dele geëist, waarin niets te wensen overblijft, daar zulk ene nooit in een mens gevonden zal kunnen worden.

Vraag 361 Dus verhindert de onvolmaaktheid waaraan wij nog lijden, ons de toegang niet?

Antwoord: Het is veeleer zó, dat als wij volmaakt waren, het Avondmaal onder ons geen nut meer zou hebben; het moet een hulpmiddel zijn om onze zwakheid te versterken en een steun bij de onvolmaaktheid.

Vraag 362 Hebben deze beide sacramenten bovendien geen ander voorgesteld doel?

Antwoord: Het zijn ook kentekenen van onze belijdenis en als zekere merken. Want door het gebruik ervan belijden wij ons geloof voor de mensen, en betuigen, dat wij in Christus één overeenstemming van religie hebben.

Vraag 363 Als het iemand zou overkomen dat hij het gebruik daarvan versmaadde, waarvoor zou hij gehouden moeten worden?

Antwoord: Dit zou een bedekte verloochening van Christus zijn. Het is zeker, dat zo iemand, daar hij zich niet verwaardigt te belijden dat hij een Christen is, niet waardig is onder de Christenen gerekend te worden.

Vraag 364 Is het niet genoeg in geheel zijn leven beide éénmaal ontvangen te hebben?

Antwoord: Eén doop is zozeer voldoende, dat het niet recht is die te herhalen. Maar bij het Avondmaal is het anders.

Vraag 365 Wat is dat verschil?

Antwoord: Door de Doop neemt Hij ons aan, en voegt de Heere ons bij Zijn kerk, om ons daarna voor huisgenoten te houden. Nadat Hij ons bijgeschreven heeft bij het getal van de Zijnen, betuigt Hij door het Avondmaal, dat Hij zorg draagt ons voortdurend te voeden.

Vraag 366: Komt de bediening zowel van de Doop als van het Avondmaal zonder onderscheid aan allen toe?

Antwoord: Deze zijn het eigenlijke werk van hen, aan wie het openbare leerambt is opgedragen. Want het weiden van de kerk met de leer der zaligheid, en het bedienen van de sacramenten zijn zaken die onderling met een voortdurende samenknoping verbonden zijn.

Vraag 367 Zoudt ge mij dit met een getuigenis van de Schrift kunnen bewijzen?

Antwoord: De opdracht om te dopen heeft Christus bijzonder aan de Apostelen gegeven. Bij het vieren van het Avondmaal heeft Hij bevolen dat wij Zijn voorbeeld moeten volgen. De Evangelisten vermelden echter dat Hij, om die te bedienen, het ambt van openlijke bedienaar heeft ingesteld.

Vraag 368 Maar moeten de herders, aan wie de bediening is opgedragen, niet overal allen en zonder uit te kiezen toelaten?

Antwoord: Wat de Doop aangaat, daar die tegenwoordig alleen maar aan de kinderen wordt toegediend, heeft er geen onderscheiding plaats. Bij het Avondmaal echter moet de bedienaar zich wachten, dat hij het niet aan iemand toereikt, van wie openlijk blijkt dat hij het onwaardig is.

Vraag 369 Waarom?

Antwoord: Omdat het niet zonder verachting en ontwijding van het sacrament zou geschieden.

Vraag 370 Maar heeft Christus het deelnemen daaraan niet toegestaan aan Judas, hoewel hij een goddeloze was?

Antwoord: Dat stem ik toe, omdat zijn ongodvruchtigheid nog verborgen was. Want hoewel die Christus niet onbekend was, was ze toch nog niet aan het licht gekomen, en ter kennis van de mensen.

Vraag 371 Wat moet er dus met de huichelaars gebeuren?

Antwoord: De herder kan hen niet weren als onwaardigen, maar moet dit nalaten, totdat God hun ongerechtigheid, onbekend als ze is, voor de mensen zal hebben geopenbaard.

Vraag 372 En wat, als hij weet, dat iemand onwaardig is, of hem dat bekend gemaakt is?

Antwoord: Ook dat zelfs zou niet genoeg zijn, om hen de gemeenschap te ontzeggen, als er geen wettige kennis, en het oordeel van de kerk bijkomt.

Vraag 373 Het is dus van belang dat er een vaste orde van regering in de kerken gesteld is?

Antwoord: Dat is waar, want anders zijn zij niet goed ingericht, en niet recht geordend. Dit is echter de reden, dat ouderlingen gekozen worden, die toezicht hebben op de zeden en waken om ergernissen weg te nemen. En van wie zij weten dat zij in het geheel niet in staat zijn het Avondmaal te ontvangen, en niet toegelaten kunnen worden zonder het sacrament te bezoedelen, dat zij die van de gemeenschap afhouden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 2023

Zicht op de kerk | 32 Pagina's

Het Heilig Avondmaal, Het Rechte Gebruik

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 2023

Zicht op de kerk | 32 Pagina's