Erasmus, de Drie-Eenheid en een Omstreden Tekst
Desiderius Erasmus (1466-1536) is onder ons (terecht) omstreden vanwege zijn vasthouden aan de Roomse (en later Arminiaanse) leer dat de mens niet zo verdorven is dat hij onbekwaam is tot enig zaligmakend goed. Tegelijkertijd heeft hij als humanist de reformatie een grote dienst bewezen door zijn uitgave van het Nieuwe Testament in de grondtaal: het Grieks. De reformatoren konden zich zo regelrecht op de grondtaal beroepen en waren niet langer afhankelijk van de Latijnse vertaling van Hiëronymus (de Vulgata: eind 4e eeuw na Christus). Hij is het instrument in de handen van God geweest, waardoor de woorden van 1 Johannes 5:7b en 8a in de Statenvertaling terecht gekomen zijn.
De woorden waarover het gaat, in 1 Johannes 5:7 en 8 luiden: Want Drie zijn er, Die getuigen in den hemel, de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze Drie zijn Een. En drie zijn er, die getuigen op de aarde, de Geest, en het water, en het bloed; en die drie zijn tot een. Nu doet zich bij de woorden …in de hemel… tot en met …op aarde… iets opvallends voor. In de meeste Griekse kopieën van dit gedeelte, ontbreken de genoemde woorden. Deze genoemde woorden worden ook wel het comma Johanneum genoemd. Comma Johanneum betekent zoiets als 'het deelvers van Johannes'. Het is daarbij belangrijk te weten dat het Nieuwe Testament niet als een totaal boek is overgeleverd, maar door de eeuwen heen is samengesteld uit verschillende delen (handschriften), die elk een stukje van het Nieuwe Testament bevatten. Deze verschillende delen zijn uiteindelijk samengevoegd in één boek. Nu zijn er bijvoorbeeld van 1 Johannes 5 verschillende stukjes die onderling niet helemaal overeenkomen. Daarom moet er aan tekstkritiek worden gedaan om te komen tot de oorspronkelijke lezing.
In de eeuwen voor de Reformatie maakten de meesten zich helemaal niet druk om de vraag wat er in het Griekse origineel heeft gestaan. Men las de Bijbel in de Latijnse vertaling van Hiëronymus en stelde zich daarmee tevreden. Deze vertaling bevatte echter wel wat afwijkingen ten opzichte van het Griekse origineel. In de tijd van de Reformatie wilde men de brontalen lezen. Om deze reden heeft Erasmus zich ingezet om het Nieuwe Testament in het Grieks uit te geven. Hij stuitte daarbij op het probleem dat hij geen handschriften vond, waar het comma Johanneum in vermeld werd. Daarom ontbreken deze woorden in zijn eerste (1516) en tweede (1519) editie van het Nieuwe Testament. En Luther heeft deze woorden in zijn eerste vertaling van het Nieuwe Testament om deze reden ook niet opgenomen. Daarbij moet worden bedacht dat hij vanuit de Vulgata het comma Johanneum kende. Toen Erasmus in zijn derde editie het comma Johanneum wel opnam, heeft Luther deze woorden alsnog vertaald en in zijn vertaling opgenomen.
Ook Calvijn, die men op dit punt eigenlijk in het Latijnse origineel moet lezen om precies te begrijpen wat hij zegt, wil zijn hand er niet voor in het vuur steken dat het comma Johanneum oorspronkelijk is. Voor zichzelf houdt hij de woorden voor oorspronkelijk, maar hij maakt hier geen halszaak van en legt de verzen uit alsof het comma Johanneum er niet staat. Deze kennis maakt dan ook begrijpelijk dat Calvijn deze woorden niet uitlegt als een bewijs voor de Drie-eenheid, maar als bewijs voor het Messiasschap van Christus. Met de grote hoogachting voor kanttekening 15 op 1 Johannes 5:7, moeten we de stelligheid van de kanttekeningen nuanceren met de voorzichtigheid van Calvijn.
De vraag blijft dan liggen, waarom Erasmus in zijn derde uitgave van het Griekse Nieuwe Testament het comma Johanneum wel heeft opgenomen. De achterliggende reden is dat Erasmus forse kritiek kreeg op de weglating van het comma Johanneum. Hij kreeg vervolgens een handschrift in het Grieks, waarin het wel vermeld stond. Het is, menselijk gezien, deze keuze geweest, die ertoe heeft geleid dat het comma Johanneum in de Statenvertaling terecht is gekomen.
Wat is nu het nut van deze toch wel wat gedetailleerde kennis voor studenten en predikanten? Het laat zien hoe belangrijk kennis van het Latijn is. Deze kennis maakt dat we een eerlijke weging kunnen maken in deze kwestie. Het is noodzakelijk als studenten en predikanten om gelovig en biddend met Gods Woord om te gaan. Dat sluit niet uit dat we ook nauwkeurig Gods Woord mogen bevragen op de uitleg. Hoewel 1 Johannes 5:7 en 8 zeker vanaf eind 4e eeuw na Christus is gelezen als regelrecht bewijs voor de Drie-eenheid, gaat het Johannes in de eerste plaats om het getuigenis van het Messiasschap van de Heere Jezus. Indirect geeft hij hiermee aan dat de Heere Jezus van eeuwigheid God is en omdat de Heilige Geest de getuige in het hart is, geeft Johannes aan dat ook Deze van eeuwigheid God is.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 2023
Zicht op de kerk | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 2023
Zicht op de kerk | 32 Pagina's