Ds. P.J. Hopman (1843-1889) (3)
‘Voor hoevelen heb ik de weg des behouds aangetoond, dat die niet ligt in de mens, maar in de soevereine genade van God.’ Met deze woorden is de prediking van ds. Hopman, waar we in dit laatste artikel bij stil willen staan, treffend getypeerd. Bij zijn afscheid van Wouterswoude sprak hij: ‘Mijn prediking heeft nooit uitgemunt in uitnemendheid van woorden of in menselijke wijsheid. En al had mijn prediking plaats in veel zwakheid, dikwijls in vreze en beving, velen hebben die prediking niet verworpen, maar aangenomen en gewaardeerd en erkend als gegrond op Gods Woord. En gij zijt er getuige van geweest, hoe mijn God mij heeft gesteund en geholpen, om dikwijls in betoning des Geestes en der kracht tot u te spreken.’
Trouw waren de Friezen van zondag tot zondag opgekomen onder het Woord van vrije genade. ‘Tot uw lof moet ik openlijk betuigen, dat gij steeds in grote getale zijt opgekomen in het huis Gods, om onder mijn Evangelieprediking neder te zitten. En God de Heere weet hoevele bekommerde zielen daaronder zijn opgebouwd, hoevele zwakgelovigen getroost, hoevele zwakken gesterkt, maar ook hoeveel hoogmoed is afgebroken en verkeerde loten zijn besnoeid.’
De volle raad gods
Hoe preekte ds. Hopman? Zonder aanzien des persoons had hij het Woord in de gemeente neergelegd. Hij zei: ‘Gemeente van Wouterswoude, gij weet zeer goed, dat ik mijn beste jeugdige krachten voor u in de dienst des Evangelies heb besteed; dat ik bij elk heb aangedrongen op geloof en bekering. Maar gij zijt ook mijn getuigen, dat ik nooit met pluimstrijkende woorden tot u gesproken heb en met vleiende lippen in uw midden verkeerd heb. Hierin ben ik vrij voor God, want de Heere God heeft er Zelve voor gezorgd dat ik met vrijmoedigheid in dezen van u heen kan gaan. Ik heb u de volle Raad Gods verkondigd. De zegen en de vloek heb ik u voorgesteld, het leven en de dood heb ik u verkondigd en in de tegenwoordigheid Gods mag ik in dezen met vrijmoedigheid zeggen, dat ik vrij ben van uw bloed. Sommigen zeggen zeker bij zichzelven, dat is wat te sterk gesproken. Neen, dat is niets te sterk, want uit waarachtige overtuiging heb ik de leer der zaligheid gepredikt en voorgesteld. Door ondervinding geleerd heb ik de zaligheid alleen aan Gods oppermachtige vrije genade toegekend en de verdienste van de zondaar uitgesloten.’
Pastoraal
Op pastorale wijze kon ds. Hopman tijdens de prediking als het ware met zijn hoorders in gesprek gaan. Zo laat hij in één van zijn preken een kind van God de volgende vraag stellen: ‘Al kan ik op dit ogenblik geloven, wie waarborgt mij dat ik morgen kan en zal geloven? Wie staat ervoor in dat ik het geloof zal behouden? Wie verzekert mij dat ik de loop zal voleindigen?’ Ds. Hopman gaf hierop het volgende antwoord: ‘Maar ongelukkige mens! Slaat dan toch uw testament eens open, waarin uw naam als erfgenaam geboekt staat en lees daar met eeuwige letteren geschreven voor u: ‘God is getrouw, door Wien gij geroepen zijt tot de gemeenschap Zijns Zoons!’ Ziet, dat is de waarborg voor het geloof en dat alleen geeft kracht om te mogen zeggen: Ik heb het geloof behouden, waardoor weer de zaak, ook van de allergeringste minste strijder, niet geheel hopeloos staat.’
Onderscheidenlijk
De prediking van ds. Hopman was niet alleen warm en nodigend, maar ook waarschuwend en onderscheidenlijk. Ter illustratie hiervan geven we enkele citaten uit een avondmaalspreek: ‘Er zijn veel mensen, die tot de eerbaren, tot de onbesprokenen, tot de vlijtige kerkgangers en uiterlijk godsdienstigen, ja zelfs onder de avondmaalgangers, onder de bidders en psalmzingers gerekend worden, en tot wie toch eenmaal het woord der verschrikking gericht zal worden: Ik heb u nooit gekend! Arme mens! Gij weet veel te spreken en uit te wijden over het modernisme, het ongeloof onzer dagen, dat in middernachtelijke duisternis de eeuwige verdoemenis tegemoet reist, maar gij zult, wanneer gij zo onbekeerd blijft, niet minder met een geopende Bijbel in uw hand en met de Naam van de Heere Jezus op uw lippen, gelijk Judas ter helle varen.’
Troostvol richt ds. Hopman zich in deze preek tot degenen die de Heere mogen vrezen: ‘Verstaat gij het wel allen, mijne hoorders? De Heere Jezus neemt het brood en dankt eerst. Voor wie en waarvoor dankt Hij? Volk van God! Dit verstaat gij in het bijzonder, nietwaar? De Heere dankt voor het Goddelijk raadsbesluit van het eeuwig genadeverbond, waarin gij door de vrije, eeuwige liefde Gods zijt opgenomen. De Heere dankt voor uw verlossing als arme zondaren. De Heere Jezus dankt voor de redding van de vloekwaardige kinderen van Adam uit de macht des duivels en uit de kaken der hel. Volk van God, voor wie dankte de Heere Jezus anders dan voor u en voor mij? Immers, wij waren het, gij en ik, die Hem van eeuwigheid op het harte gebonden waren en om welker terechtbrenging uit de macht des eeuwigen verderfs al Zijne zorgen zich bewogen.’
Vervolgens worden Gods aangevochten en bestreden kinderen liefelijk en ruim genodigd: ‘Komt dan ook vrij aan den Heiligen Dis, gij die arm en ongelukkig en ellendig zijt. Komt en koopt zonder geld en zonder prijs, beide wijn en melk. De Heere roept u hier om te nemen! ‘Arme ziel’, gij moogt vrij de Heere Jezus nemen en verkiezen tot uw Borg en Middelaar. Treedt toe tot de tafel des Nieuwen Verbonds. Eet en drinkt met het heilige gevoel, in u bewust, dat de Heere gezegd heeft: Dit is Mijn lichaam. In de verbreking van het lichaam des Heeren zijn de poorten van het Heilige der Heiligen, ja, van het Allerheiligste voor u geopend.’
Ten slotte spreekt ds. Hopman zijn onbekeerde hoorders ernstig aan: ‘Och! hoor toch, hoor toch nog, nu het nog niet te laat is. Als een uitgezonden dienstknecht van God bid ik u van Christus wege om u toch met God te laten verzoenen door het heilige bloed van de Heere Jezus. Tot een getuigenis zal het u in eeuwigheid zijn, dat gij in uw korte leven zo menigmaal de Heilige Nachtmaalstafel hebt zien staan, waardoor u het lijden en sterven van de dierbare Heere Jezus op een zinnebeeldige wijze werd voorgesteld, opdat gij ook zoudt komen tot geloof en bekering, om deel te mogen hebben aan de grote erfenis die Jezus heeft verworven door het storten van Zijn dierbaar bloed. Arme zondaar, weest nogmaals gewaarschuwd!’
De ene naam
Van dode rechtzinnigheid was ds. Hopman niet gediend. Ook gaf hij zondaren geen rust buiten Christus. In een catechismuspreek waarschuwt hij tegen mensen die de mond vol hebben van ontdekking, ‘zonder verder te gaan en op te klimmen tot de tweede verdieping in het gebouw’, namelijk de verlossing. Kaïn, Saul en Judas zijn hierin tot een waarschuwend voorbeeld. Ds. Hopman stelde: ‘Als gij ooit ontdekt wordt aan uzelven, slaat dan uw ene oog naar binnen op uwe zonden en ellenden, maar slaat het andere oog op Hem, Die kwam om zulke arme verlorene schepselen te redden van het eeuwig verderf. Zie dan op naar het Kruis op Golgotha’s heuvel! De Naam van de Heere Jezus is alleen onder de hemel gegeven om zalig te worden.’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 mei 2024
Zicht op de kerk | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 mei 2024
Zicht op de kerk | 32 Pagina's