Worden Alle Israëlieten Behouden? (2)
In deze korte artikelenreeks staan wij stil bij de vraag wat de betekenis is van de woorden die wij in Romeinen 11:26 lezen: ‘En alzo zal geheel Israël zalig worden’. Betekenen deze woorden werkelijk dat iedere Israëliet (of Jood) behouden wordt? Of gelden deze woorden alleen voor diegenen van het Joodse volk die in het laatste der dagen nog op aarde zullen zijn als de Heere de ogen en oren van Israël zal openen voor de Christus (Romeinen 11:8)? Of moeten wij de woorden uit Romeinen 11 op een nog andere wijze verstaan?
Noodzaak Van Het Bloed Der Verzoening
Wij zagen de vorige keer al dat er principieel geen onderscheid is tussen iemand die behoort tot het Joodse volk en iemand die daar niet toe behoort. Allen zijn zij uit Adam geboren, maar allen zijn zij ook van God afgevallen. Jood en heiden hebben, tot op zekere hoogte, ook hetzelfde voorgeslacht met namen als Enos, Henoch en Noach. Zelfs in de moederbelofte worden Jood en heiden gezamenlijk aangesproken. Toch maakte de Heere onderscheid. Hij riep Abraham en richtte met hem en zijn zaad Zijn verbond op. De Heere beloofde Wie Hij wilde zijn voor Abrahams zaad: ‘…en Ik zal hun tot een God zijn’ (Genesis 17:8b). Vanaf het eerste begin is echter ook duidelijk dat dit niet automatisch betekent dat alle nakomelingen van Abraham zalig zullen worden. Israël moest terdege Gods toorn en wraak vrezen als zij Zijn geboden en inzettingen niet zouden houden. De Heere is een jaloers God Die Zijn volk ook kwaad kan doen nadat Hij het eerst goed gedaan heeft (Jozua 24:19 en 20). Van begin af aan is duidelijk dat ook voor Israël geldt dat zij alleen door het bloed der verzoening behouden kunnen worden. Iedere zonde en ieder offer riep, als het ware, om de komst van de beloofde Christus. Heel de Kerk van het Oude Testament heeft met groot verlangen uitgezien naar de beloofde Messias (Hebreeën 11:13).
Niet Allen Israël Die Uit Israël Zijn
Wie niet in Christus geloofde, al behoorde hij tot het zaad van Abraham, werd niet zalig. Wij kennen dan ook vele voorbeelden van hen die wel tot Israël behoorden, maar toch verloren zijn gegaan. Wij moeten zelfs zeggen dat dit voor het meerderdeel van Israël gegolden heeft.
Er is het voorbeeld van Ezau, nota bene Abrahams kleinzoon en Izaks zoon. Toch zegt de Heere van hem: ‘En Ezau heb Ik gehaat; en Ik heb zijn bergen gesteld tot een verwoesting, en zijn erve voor de draken der woestijn’ (Maleachi 1:3). Later zal de apostel Paulus, juist in dat Schriftgedeelte waarin het gaat over Gods wonderlijke handelen met Israël, dezelfde woorden aanhalen: ‘Gelijk geschreven is: Jakob heb Ik liefgehad en Ezau heb Ik gehaat’ (Romeinen 9:13). Wij kunnen ook denken aan de dagen van de uittocht uit Egypte. Heel Israël vierde het Pascha. Heel Israël trok droogvoets door de Rode Zee. Toch lezen wij: ‘Maar in het meerderdeel van hen heeft God geen welgevallen gehad; want zij zijn in de woestijn ternedergeslagen’ (1 Korinthe 10:5). Saul was, als koning van Israël, de gezalfde des Heeren. Maar een boze geest Gods werd vaardig over hem en de Heere week van hem (1 Samuël 18:10 en 12).
Een Rest
Ook maakte de Heere soms Zijn knechten bekend dat maar een klein deel van het volk zich op hun prediking zou bekeren. Jesaja wist dat dit maar een tiende deel zou zijn (Jesaja 6:13). Jeremia wist dat hij moest preken tot het volk waarvan de Heere Zelf zei dat Hij ermee getrouwd was. Toch zou de Heere van datzelfde volk er uiteindelijk maar één uit een stad en twee uit een geslacht aannemen (Jeremia 3:14). Amos moest profeteren dat de Heere besloten had dat Hij Israël van de aardbodem zou verdelgen, al zou Hij dat niet ganselijk doen (Amos 9:8).
Nu zouden wij kunnen denken dat de woorden: ‘En alzo zal geheel Israël zalig worden’, pas in later tijden gesproken zijn en daarom voor de oude bedeling nog niet golden. Echter ook al in het Oude Testament zijn woorden te lezen die, bij eerste lezing, de indruk wekken dat niet slechts een klein deel van het volk behouden zal worden, maar het gehele volk. Zo lezen wij bijvoorbeeld in Jesaja 45:25: ‘Maar in den HEERE zullen gerechtvaardigd worden en zich beroemen het ganse zaad Israëls’. Deze woorden zouden de suggestie kunnen wekken dat ook al in de dagen van het Oude Testament het hele volk behouden zou worden. Toch is dat niet de werkelijkheid. Met de uitdrukking ‘het ganse zaad Israëls’, wordt uiteindelijk toch dat deel van het volk bedoeld dat zich, door genade, van hun zonden zal bekeren en het bloed der verzoening nodig zal krijgen. Zij zijn het overblijfsel naar de verkiezing.
Wij zien dus dat de Heere Zich in Zijn Woord soms zo uitdrukt dat het ‘kleine’ deel van het volk dat werkelijk behouden wordt, voor Hem toch geldt als het geheel. Van degenen die Hij verkoren heeft zal er uiteindelijk ook niet één ontbreken.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juni 2024
Zicht op de kerk | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juni 2024
Zicht op de kerk | 32 Pagina's