Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De historische Achtergrond van ‘Dordt’ (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De historische Achtergrond van ‘Dordt’ (1)

7 minuten leestijd

Bij de waterpomp op het dorpsplein, bij de poort en op de trekschuit sprak het volk van Nederland over het debat tussen Gomarus en Arminius. Wij kunnen ons vandaag totaal niet voorstellen dat een theologisch debat over Gods genade de hele bevolking raakt. Was het maar zo! Wat was er aan de hand?

Een Lange Aanloop

Al tientallen jaren waren er spanningen in de kerk van Nederland omtrent de Godsleer, de leer van de erfzonde en de rechtvaardiging, de binding aan de belijdenis enz. Ook al had Arminius zich niet uitgesproken over zijn diepste overtuigingen, Gomarus was niet gerust op zijn benoeming tot hoogleraar in Leiden. Hij had gehoord van diens prekenserie over de Romeinenbrief in Amsterdam.

Zijn uitleg van Romeinen 7 riep vragen op. Datzelfde gold voor zijn uitleg van Romeinen 9: hij zag Jacob en Ezau als vertegenwoordigers van categorieën. De Ezau-categorie zou de zaligheid in de werken zoeken en de Jacob-categorie zou de zaligheid door het geloof begeren. Het zou dan gaan om de verkiezing van gelovigen, zodat de persoonlijke verkiezing tot het geloof verbleekte. Een gesprek tussen Gomarus en Arminius haalde de kou echter uit de lucht, zodat Arminius in Leiden tot hoogleraar kon worden benoemd. Er kwam opnieuw onrust toen laatstgenoemde in 1604 een disputatie over de verkiezingsleer organiseerde. De stellingen waren op het randje van de gereformeerde theologie, maar ze konden ook goed worden uitgelegd.

Pamflettenstrijd

Onderwijl bleef deze kwestie niet beperkt tot de universiteit. Onder het volk voelde men het eeuwigheidsbelang van deze vragen, omdat het uiteindelijk ging om de vraag waar de laatste beslissing over onze zaligheid valt: bij God of bij de mens.

Er ontstond een geweldige pamflettenstrijd. De leer van Gomarus zou betekenen dat er geen verwachting was voor jonggestorven kinderen. Als we bedenken dat het een tijd was van grote kindersterfte, kunnen we ons voorstellen dat dit argument indruk maakte.

Ten tweede zou de leer van Gods verkiezing een onverschillige levenswandel met zich meebrengen. Men kan goddeloos leven en behouden worden en men kan deugdzaam leven en verloren gaan.

In derde plaats zou het zinloos zijn om ieder op te roepen tot bekering als Christus niet voor iedereen was gestorven.

De Gomaristen verweerden zich ook. Ze verweten de Arminianen dat zij de goede werken weer invoerden en terugkeerden naar de leer van Rome. Zo kon men de Arminianen ook beschuldigen van ontrouw aan het vaderland.

Het gevolg was dat Gomarus en Arminius zich moesten verantwoorden voor de Hoge Raad (1608). Gomarus stelde Arminius’ rechtvaardigingsleer onder kritiek, maar Van Oldenbarnevelt leidde het gesprek richting de verkiezingsleer. Gomarus heeft bij deze ontmoeting de geladen woorden gesproken dat hij met het gevoelen van Arminius niet voor Gods rechterstoel durfde te verschijnen. Dit moment brak voor Arminius snel aan, want hij stierf in 1609 aan tuberculose.

De Remonstrantie

De Arminianen stelden onder leiding van Wtenbogaert in 1610 een remonstrantie (verzoekschrift) op om vrijheid voor de visie van Arminius te vragen. De remonstranten beweerden dat ze voluit gereformeerd wilden zijn. Ze wilden God niet de schuld geven van het ongeloof. Ze vielen de extreme opvattingen over de verkiezing aan in de hoop dat deze discussie de calvinistische theologen onderling zou verdelen. Een opvallende zin uit het eerste kritiekpunt van de remonstrantie is dat God eeuwig heeft geordineerd ‘sonder eenige aenmerckinge van gerechticheyt off sonde, gehoorsaemheyt off ongehoorsaemheyt’. Zo raakt de remonstrantie ook het verzoeningswerk van Christus. In de remonstrantie wordt gepleit voor een algemene verzoeningsleer. Er is voor ieder een gelijke mogelijkheid. Het is genade om te geloven, het is genade om de goede keuze te maken, maar uiteindelijk zet de mens de knop om waardoor de genade gaat stromen. De remonstrantie raakt ook het werk van de Heilige Geest. Het valt op dat er grote aandacht wordt gegeven aan de wedergeboorte. Het werk van de Heilige Geest is noodzakelijk. Men komt niet door de kracht van de vrije wil tot het geloof. Zelfs de wedergeborene kan zonder de Heilige Geest geen vruchten voortbrengen. De crux zit daarin dat mensen de Geest kunnen weerstaan (Hand. 7:51). In de remonstrantie kwam ook de volharding aan de orde. De leer van de volharding zou mensen zorgeloos maken. Men wilde recht doen aan de noties in de Schrift waarin het gaat om de oproep tot volharding en het gevaar om af te vallen van het geloof.

In de remonstrantie kwam ook de verhouding tussen kerk en overheid aan de orde, evenals de binding aan de belijdenis.

De Haagse Conferentie

De overheid ontving deze remonstrantie positief. Zij stuurde deze rond naar de classicale vergaderingen met de oproep kerkelijke examens niet ‘hoogher of swaerder’ dan deze remonstrantie te laten gaan. Van Oldenbarnevelt had een volkskerk voor ogen waarin ruimte zou zijn voor remonstranten, luthersen, roomsen en doopsgezinden. Men kon zalig worden zonder de verkiezing tot het geloof te belijden. Deze oproep van de overheid bracht veel onrust. Dit leidde tot de ‘Haagse Conferentie’ op 11 maart 1611. De contraremonstranten aanvaardden het tolerantie-edict van de overheid niet, omdat de kerk niet tolerant kon zijn ten aanzien van een andere leer dan in de belijdenis van de kerk was vertolkt.

Tolerantie En Scheiding

De publicatie van de remonstrantie zorgde dus voor verscherping van de tegenstellingen, hoewel er aan beide zijden ook theologen waren die het theologische verschil rustig uit wilden praten, de ‘moderaten’. In Leiden konden remonstranten en contraremonstranten goed samenwerken, maar meestal was dit niet het geval. Rotterdam, Leiden, Amsterdam, Hoorn, Alkmaar en Den Haag waren centra van remonstranten. Hier werden de breuklijnen het meest duidelijk. Er ontstonden remonstrantse en protesterende contraremonstrantse classes. Predikanten werden afgezet. In Den Haag werd bijvoorbeeld ds. Rosaeus afgezet. De gemeente accepteerde dit niet. Wekelijks liepen 500-700 aanhangers van Rosaeus naar Rijswijk om daar het voedsel voor hun zielen te ontvangen. Hier is de naam ‘slijkgeuzen’ ontstaan.

In totaal waren er vier van de vijftien Hollandse classes gescheurd, namelijk de classes Rotterdam, Den Briel, Alkmaar en Hoorn. Later kwamen daar Gouda en Woerden nog bij, evenals Haarlem, Delft en Leiden. Het was duidelijk dat het beleid van Van Oldenbarnevelt had gefaald, maar hij matigde zich niet. Integendeel, hij trok de teugels aan. Toch nam het aantal dolerende gemeenten toe. Amsterdam werd een centrum van kerkelijk verzet. In het geheim kwam hier van 17-19 september 1615 een ‘heimelijke synode’ samen. Joos van Laren, Udemans, Bogerman, Festus, Plancius en Hommius waren onder de aanwezigen. In 1616 werd een ontwerp voor een acte van separatie geboren.

Maurits

Van Oldenbarnevelt vroeg aan Prins Maurits om met het leger tegen de aparte samenkomsten van de dolerenden in Den Haag op te treden. Dit was te veel voor Maurits. Op 23 juli 1617 bleef Maurits weg uit de hofkapel bij Wtenbogaert. Hij ging ter kerke bij de slijkgeuzen in de Kloosterkerk. Van Oldenbarnevelt kwam op 4 augustus met de Scherpe Resolutie. Daarin werd bepaald dat er geen synode zou worden gehouden, dat rechters geen klachten omtrent de religie in behandeling mochten nemen en dat het leger onder bevelhebberschap van de overheid kwam te staan. Bovendien werden overheden in steden gemachtigd om eigen soldaten (waardgelders) in dienst te nemen om zo de samenkomsten van de dolerenden uit elkaar te jagen. Voor Maurits was de maat vol, omdat het leger zich tegen gereformeerde volksgenoten zou keren en het gevaar van een burgeroorlog dreigde. In overleg met de Staten-Generaal trok Maurits naar Utrecht om daar de waardgelders af te danken. Van Oldenbarnevelt werd schuldig verklaard aan landverraad. Ook Hugo de Groot werd gevangengenomen. De laatste ontsnapte, de eerste vroeg niet om gratie en werd onthoofd. Deze politieke wending gaf de ruimte om een synode te organiseren.

Ten Slotte

We komen toe aan een terugblik op deze geschiedenis. Ongetwijfeld zijn er aan beide zijden van dit kamp onheilige krachten werkzaam geweest. Ondanks al deze menselijkheid en kleinmenselijkheid ging het wel ergens over, namelijk over Gods genade. Deze diepste intentie kunnen we niet uit het oog verliezen als we ons vandaag verdiepen in het belijden van Dordt. Achteraf mogen we belijden dat Gods genadige hand in deze geschiedenis is geweest en dat we ook vandaag door dezelfde onweerstaanbare genade als vierhonderd jaar geleden zeker zalig zijn en worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 januari 2025

Zicht op de kerk | 32 Pagina's

De historische Achtergrond van ‘Dordt’ (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 januari 2025

Zicht op de kerk | 32 Pagina's