Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenspraak 83

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenspraak 83

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

JAN: Daar het vorige keer laat was geworden moest ik wegens tijd afbreken en is de tijd nu weer aangebroken om er over verder te gaan hoe ik een bijbeltje had mogen ontvangen in blijdschap.

KEES: Dat is waar wat je daar zegt, want dat heb je mij beloofd. Daar heb ik ook gedurig over gedacht in deze veertien dagen, wat je mij nu dienaangaande hebt te vertellen en moet ik je eerlijk mededelen dat ik onder zeer grote belangstelling tot je gekomen ben om te luisteren.

JAN: Dat kan ik enigszins van je begrijpen; dan moet ik je eerlijk zeggen dat er wat zuchtingen uit mijn arme onsterfelijke ziel in die nood onder een levendig schuldbesef en bij tijden een schier onhoudbaar Godsgemis, waar toen mijn ziel schreide naar en om God als een hert schreeuwde naar de waterstromen, zijn opgegaan naar de troon der Genade of ik werkelijk Zijn Woord zou mogen ontvangen. En nu ik het op een wonderlijke wijze, althans voor mij wel zeer zeker, in mijn bezit heb mogen krijgen, heb ik geweend van grote blijdschap, daar ik geen grotere weldaad had kunnen ontvangen en ik wist werkelijk niets voort te brengen om Hem in waarheid te erkennen.

KEES: Als ik je zo beluisterd heb, dan ben je in die ogenblikken wel zeer verblijd geweest, en dat kan ik nog enigszins begrijpen ook, want als wij iets krijgen hetgeen dat we onmogelijk in ons leven kunnen missen en graag bezitten dan is elkeen toch zeker verblijd. Mij dunkt, en volgens mij kan dat niet anders, dan ben je wel zeker verheugd en zingende in je hart naar huis gegaan en misschien heb je onderweg wel hardop gezongen want dan doen zulken dan nogal veel.

JAN: O Kees, als ik nog weer aan die tijden denk en als zij weer voor mijn geest beginnen te leven, dan vervult een grote weemoed mijn hart dat ik daar nu de meeste tijd zo weinig van heb, en dat we nu wel eens moeten uitroepen met de profeet Jeremia in Klaagliederen 3 : 44: Gij hebt U met een wolk bedekt, zodat er geen gebed door kwam. We waren zo verblijd met die gave zodat van binnen in mijn hart alles zo rustig was en ik geen kwelling toen meer had, hetgeen mij ook al zeer verwonderde en het mijn verstand allemaal verre te boven ging zodat ik het geen naam kon geven. Maar ik was wel zo verblijd met die gave, dat, al hadden ze mij de hele wereld gegeven met al haar rijkdom en schoonheid in die omstandigheden dan was ik niet zo verbUjd geworden, maar ik geloof zeker dat dit nog smart tot mijn smart toegedaan zou hebben; Ik was zo verblijd geworden dat ik ongemerkt op de plaats mijner bestemming was aangekomen en terecht zoals je al opgemerkt hebt, al zingende in mijn hart en bij tijden dat ik van vreugde hardop zong.

KEES: Dat had ik wel gedacht dat zoiets gebeurd was, want dat heb ik in mijn leven ook al eens ondervonden in het maatschappelijke leven. Maar je hebt mij gezegd al zou je heel de wereld met al haar rijkdom en schoonheid toen hebben gekregen dan zou je niet zo blij geweest zijn maar integendeel zou dat je, naar jouw mening, je smart nog vermeerderd en vergroot hebben. Misschien mag ik daarop wel een antwoord en een nadere verklaring daarover van je hebben.

JAN: Waarom niet. Kees, als ik maar enigszins kan, zal ik al je vragen dienaangaande proberen te beantwoorden. Omdat in de eerste plaats dat de ledige plaats in mijn hart nooit kon vervullen en mijn doorwonde ziel niet kon helen, hetgeen ik goed gevoelde en de hele wereld met al haar rijkdom en schoonheid mij nooit ware blijdschap kon geven. En daarbij zou ik onder en met dat alles nog meer Gods toorn vergaderen aJs een schat zoals in de Bijbel opgetekend staat in Rom. 2 : 5, en dan nog meer Gods goedertierenheden en zegeningen verachten. Dan zou zulks mijn oordeel en verdoemenis nog des te zwaarder maken in de eeuwigheid.

KEES: Nu, ik kan dat wel niet begrijpen, maar zal dan maar aannemen dat het zo is; doch nu zou ik wel heel graag van je willen weten wat je toen onderweg, onder het huiswaarts keren toch wel gezongen hebt, en tegelijk wat je toen gedaan hebt toen je thuis bent aangekomen.

JAN: Goed, dat wil ik je wel vertellen. We mochten bij tijden onderweg zo vol zijn van blijdschap dat ik werkelijk hardop gezongen heb, daar de Heere naar mijn smekingen gehoord had en dat ik toen bij en in die ogenblikken zoveel liefde van en tot die God mocht ondervinden. Die ik in waarheid niet missen kon, dat ik zong het eerste versje van Ps. 116, en dat zelfs onder tranen: „God heb ik lief; want die getrouwe Heer. Hoort mijne stem, mijn smekingen, mijn klagen; Hij neigt Zijn oor', 'k roep tot Hem, al mijn dagen; Eüj schenkt mij hulp. Hij redt mij keer en keer." Toen we thuis gekomen zijn, zijn we direkt naar ons kamertje gegaan om direkt daarin te lezen want ik dacht werkelijk dat nu alles wel gauw in orde zou wezen, de raadselen in mijn hart opgelost, het gemis vervuld en dan zou ik zodoende nu wel aanstonds tot God bekeerd zijn.

KEES: Wel, en is het toen gegaan zoals dat je gedacht en gemeend had zo bij je zelf, of is het in werkelijkheid heel anders gegaan ? Wat heb je toen en hoelang heb je daarin gelezen ?

JAN: Ik heb er toen wel veel in gelezen en een hele tijd, want het was wel middernacht eer dat we gingen slapen al was het slapen in die tijd wel zeer weinig. We lazen hoe dat de kinderen Israels zich bekeerden en de Heere achterna schreeuwden en klaagden dat ze buiten de Heere niet meer konden doorgaan en dat ze hun zonden en ongerechtigheden beleden en lieten. Dat gaf werkelijk aansluiting in mijn amechtige ziel en wat kreeg ik een vermaak in des Heeren onmisbaar en dierbaar Woord en had zo mijn vermaak in Zijn getuigenis te middernacht.

Alle angsten en benauwdheid was geweken dewijl een zoete smaak en rust mijn ziel vervulde en het behaagde de Heere iets van Zijn gunst en liefde in mijn arme ziel uit te laten, en dat aan zulk één die nooit anders dan Hem getergd en onteerd had, tot mijn grote verwondering.

KEES: Zoals ik je dan nu gevolgd heb, dan was het tot grote verwondering van je ziel en had je toen zeker wel een innerlijke band aan je verkregen Bijbeltje als je daar zo in vermaakte.

JAN: Of ik daar een verlustiging in had en niet weinig ook, daar het was alsof dat des Heeren Woord alleen maar tot mij sprak en alleen voor mij was en zoeter was dan honing ja dan honingzeem en waren er menigmaal dagen dat ik, als ik maar even gelegenheid had, heen ging om een gedeelte uit dat Bijbeltje te lezen uit de begeerte mijner ziel.

Nu D.V. tot een volgende keer.

0.-V.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juni 1972

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Samenspraak 83

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juni 1972

De Wachter Sions | 8 Pagina's