LEESTAFEL

Bij de N.V. Uitgeverij „De Banier" verscheen een herdruk van de „Verhandeling van Enige Eigenschappen des Zaligmakenden Geloofs". Door Dr. Alexander Comrie.

Dit standaardwerk van Comrie wat tevoren al in 1930 door „De Banier" opnieuw uitgegeven, en toen van een voorwoord van Ds. G. H. Kersten, waarin hij een korte levensbeschrijving van Comrie gaf, voorzien.

In zijn voorwoord merkt Ds. Kersten op, dat Comrie de. Eigenschappen des geloofs heeft uitgegeven tot onderrichting der gemeente in een belangrijke zaak, die ook in onze tijden sommigen niet duidehjk schijnt. En dat gaat er dan over of er geloofsaannemen is vóór de inlijving in Christus, of dat het daarop pas volgt, waarop in de Eigenschappen dan helder uiteengezet wordt, dat er steeds de inlijving in Christus moet zijn voor er een aannemen van geloof kan zijn.

We voegen hier nog aan toe, dat, zoals we in de Wachter Sions al herhaaldelijk, en laatst nog in de jaargang '64-65 hebben uiteengezet, deze regel ook geldt, als Comrie het heeft op p. 391/92 over het verschil tussen de uiterlijke en de inwendige roeping. De algemene of uitwendige roeping vereist het geloof van-aUen tot wie ze komt, maar de inwendige verschaft uit en door genade het geloof, waarna dan volgen de ware oefeningen van het geloof.

Dat blijkt ook al daaruit dat hij daar zegt: „Ieder die het Evangelie hoort, heeft een recht om op te komen en tot de genade te vluchten, en met een heilvattend geloof die aan te grijpen."

Wie dat nu echter niet heeft door genade, en dus niet heeft dat heilvattend geloof en behoefte aan genade, heeft ook, zolang hij dat niet heeft, geen recht om op te komen en de genade aan te grijpen, waar hij anders gewis misgrijpt. Dat recht is dus geen absoluut recht, maar een beperkt recht, er zit een vereiste in begrepen. En dat vereiste is boetvaardigheid en berouw over het bedreven kwaad tegenover God en een heilvattend geschonken geloof. Zolang die er niet zijn, is er ook geen toegang tot de troon der genade. Er is hier dus sprake, zowel van een uitsluiten als van een insluiten, naar de eigen aard van het Evangelie.

Die ware boetvaardigheid en heilvattend geloof mist, is uitgesloten van dat recht om te komen, zolang hij zo is. Duidelijk genoeg toch zegt de Heere in Spreuk. 28, 13: Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn, maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid geschieden. Men moet dus ook hier bij Comrie wel onderscheiden tussen de bekendmaking van dat recht, en de zakelijke inhoud van dat recht.

De bekendmaking of uitroeping komt tot aUe hoorders, maar de zakelijke inhoud van dat recht is beperkt tot hen, die het vereiste geloof en bekering in zich hebben, met uitsluiting van alle andere hoorders, die nog niet met de ware boetvaardigheid en geloof door genade begiftigd zijn. Ook hier wordt in de voorstelling, volgens het EvangeUe, dus weer de ware ontdekking aan zonde en schuld, en het ware gemis vereist, om de genade te verkrijgen, die in de inwendige of krachtdadige roeping uit Christus, om niet, uit genade geschonken wordt.

Dat wordt nader nog door Comrie aangewezen met het voorbeeld van dat generaal of algemeen pardon: Elk, die gedeserteerd heeft, heeft een wettig recht tot het pardon, in die afkondiging beloofd, zegt hij, schoon niemand het dadelijk eigendom en de vergiffenis zijner misdaad heeft, dan die binnen de bepaalde tijd op de afkondiging inkomt, enz. Evenzo is het in dit geval, vervolgt hij, elk, die gelooft en bewust is, dat hij een zondaar is, heeft grond om het pardon aan te nemen, en daar op te vluchten tot dien God, Die het heeft laten afkondigen, en die zo komt, zal geenszins uitgeworpen worden. Hoe duidelijk is toch dat voorbeeld van dat generaal pardon. Vergiffenis der misdaad wordt uitgeroepen, voor ieder die komt, en dat vanzelfsprekend met erkenning van zijn misdaad, niet zonder erkeiming van zijn schuld, waar hij anders niet opgeroepen wordt zonder dat vereiste. Zo is het nu ook tegenover de Heere. Elk die gelooft en bewust is, dat hij of zij zondaar is, en dus moet het een bewust zodaar zijn, wordt het pardon aangeboden, en heeft nu daarin grond om het aan te nemen. Niet vanzelf omdat hij ontdekt is aan de schuld, maar omdat de Heere in Zijn Woord of Evangelie zegt en betuigt, dat Hij aan de zodanigen vergiffenis wü geven. De ontdekking aan de schuld is bij de hoorders van het Evangelie noodzakelijk, omdat er anders, krachtens Gods eigen ordinantie, geen vergeving kan geschonken worden, maar de grond waarop het pardon aangeboden en aangenomen kan worden, is de afkondiging Gods, en in die afkondiging of bekendmaking zegt de Heere dan dus in het algemeen tot alle hoorders, dat er een pardon of genade en zaligheid is voor al dezulken, die recht ontdekt zijn aan de hemelhoge schuld en waar bekommerd vanwege de veelheid hunner zonden, en in die weg met een heilvattend geloof tot Christus de toevlucht door genade nemen, met uitsluiting van alle onboet vaardigen van hart, zolang ze zo zijn.

De prijs van dit werk is in prachtband ƒ 17, 50.

Ook verscheen bij de N.V. Drukkerij-Uitgeverij „De Banier" van Ds. W. C. Lamain „Voor bijzondere tijden II", Twaalftal predikaties voor Hemelvaartsdag, Pinksteren en na Pinksteren. Het zijn bekende klanken, die we in, deze bundel van 12 Predikaties beluisteren. Enkele preken uit deze bundel hebben de homilie-vorm, de overigen de gewone preek-vorm met thema en verdeling.

De prijs van deze tweede bundel is gebonden in prachtband ƒ 12, 50. Indertijd verscheen als deel I van zijn hand een bundel van 12 predikaties voor Avondmaalsdiensten, Biddagen, Lijdensweken, Goede Vrijdag en Pasen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen