Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„DE TWEE-MENS IN DE WAARACHTIGE BEKERING”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„DE TWEE-MENS IN DE WAARACHTIGE BEKERING”

ONDERWERP DS. H. VAN LEEUWEN OP DE ONTMOETINGSDAG „PAND” VAN 27 AUGUSTUS TE KAMPEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarde vrienden,

De titel van ons onderwerp „De twee-mens in de waarachtige bekering” is een bekende uitdrukking, die ontleend is aan EFEZE 4 : 22 - 24, waar we lezen :

„Te weten, dat gij zoudt afleggen aangaande de vorige wandel, de oude mens, die verdorven wordt door de begeerlijkheden der verleiding; en dat gij zoudt vernieuwd worden in de geest uws gemoeds, en de nieuwe mens aandoen, die naar God geschapen is in ware rechtvaardigheid en heiligheid.”

Het is niet de bedoeling om een uitvoerige verklaring te geven van deze tekst, inaar om bijzonder te wijzen op de betekenis van de uitdrukking: „ de twee-mens”.

Zij ligt namelijk in de woorden begrepen: het AFLEGGEN van de oude mens en het AANDOEN van de nieuwe mens.

Onze Heidelberger verklaart in Zondag 33 dit „afleggen” en „aandoen” als het afsterven van de oude mens en als een opstanding van de nieuwe mens.

Deze afsterving en, opstanding geschieden in één daad van de Heilige Geest en hebben namelijk een begin.

Dit begin ligt in de WEDERGEBOORTE of LEVENDMAKING van de zondaar. „En dat gij zoudt vernieuwd worden in de geest uws gemoeds”, zo staat er in vers 23 van Efeze 4.

Maar deze vernieuwing is tevens ook een voortga a nd werk, want het is een proces, dat zich voltrekt in de „waarachtige bekering”, welke uit de wedergeboorte onmiddellijk voortvloeit, en welk proces zich ten volle zal voltrekken bij het sterven van de begenadigde zondaar. Dan eerst is Gods kind af - bekeerd, om ’t zo te zeggen. De woorden „afleggen” en „aandoen” uit Efeze 4 wijzen op dit proces.

Waárom is er sprake van een waarachtige bekering?

Wel, zo spreekt de Katechismus van de bekering in Zondag 33. Omdat er ook is een schijn - bekering.

Deze is een uiterlijke verandering van de mens, zoals wel eens gezegd wordt: een bekering „van de kroeg naar de kerk”. Het is een zogenaamde bekering van slechts en kele grove zonden.

Een schijnbekering openbaart zich ook in een historisch-geloof, een verstandelijk-weten zonder meer van de waarheden van Gods Woord. Zie bij koning Agrippa! Ook in een tijd-geloof, zoals bij Orpa en bij Demas. Verder ook in een wonder-geloof, zoals bij lichamelijke genezingen en uiterlijke gebedsverhoringen, waarvan o.a. de genezing van de negen melaatsen uit de gelijkenis een duidelijk voorbeeld is.

In deze schijn-bekeringen kan er dan ook geen, sprake zijn van een „twee-mens”, want dan is men nog een ge heel oude mens, gelijk dit geldt van elke onbekeerde zondaar! Van nature hebben we allen een VERDORVEN natuur, welke „onbekwaam is tot enig (geestelijk) goed en geneigd is tot alle kwaad”.

Mag ik eens vragen: wat is la, medereiziger naar de eeuwigheid? Nog een geheel oude mens? Och, dat Gods Geest ons hieraan ontdekke en dat we mogen worden: nieu we mensen, naar Gods beeld herschapen. Och, dat we WAARACHTIG bekeerd mogen worden en zo worden een „tweemens”!

„Een twee-mens”.

Maar dan goed te verstaan! Geen twee mensen, naast elkaar staande. Dat maakt het ANTINOMIANISME ervan in haar praktijk. Wanneer men, zondigt, dan is dat de oude mens, zo redeneert men en dan is dat zogenaamd nu niet zo’n groot bezwaar. Paulus wijst hierop en in verband hiermee, namelijk in Romeinen 6 : 1: „Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade te meerder worde? Dat zij verre. Wij, die der zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven?”

Daarom zij opgemerkt, dat de nieuwe mens juist een smart kent over het zondigen!

Dat de „twee-mens” geen twee mensen zijn naast elkaar, is met een beeld duidelijk te maken. Echter niet zo, dat dit beeld in alle onderdelen is over te brengen. Het gaat hier om déze zaak: wanneer men een vruchtboom wil veredelen, dan heeft een enting plaats of een okulering, waarbij een takje van een edele soort boom wordt gezet op een oude stam. Worden dat dan twee bomen naast elkaar? Natuurlijk niet. Het blijft é n boom! Maar — met tweeërlei natuur en wel zó, dat die ingezette edele tak de oude stam geheel zal overheersen. Welnu, zo zal het óók gaan ten opzichte van de twee naturen of de twee beginselen in de door God bekeerde mens, namelijk de overblijfselen van de oude, verdreven natuur en de nieuwe natuur of het nieuwe beginsel van het nieuwe leven. Dat is dus alzo: in die éne bekeerde mens werken die twee beginselen, namelijk die van het „vlees” en die van de „geest”.

„De twee-mens in de waarachtige bekering”. Daarin liggen verder treffende gedachten opgesloten.

Allereerst betreffende het begrip „mens”. Alhoewel de mens door zijn val in het paradijs totaal bedorven is geworden wat zijn natuur betreft, zo is hij evenzeer mens gebleven, namelijk in deze zin, dat hij nog redelijk, zedelijk schepsel is en derhalve verantwoordelijk blijft voor zijn daden. Alhoewel zijn verstand geheel verduisterd is geworden ten opzichte van ware Godskennis, zo heeft hij nochtans dit vermogen als zodanig behouden.

Zo is het ook met de wil en met het begeervermogen. Beide zijn boos en verdorven door de zonde, maar niet weggenomen. Immers zou de mens zonder verstand, wil en begeervermogen GEEN mens meer zijn. Het zijn wezenlijke eigenschappen van het mens-zijn.

Wat is daarom nog mogelijk? Wel, dat de mens, hóé ook totaal verdorven, nochtans herstelbaar, redbaar is! En dat kan alleen door het wonder van het hartvernieuwend werk van de Heilige Geest.

In de benaming „oude” mens ligt voorts een diep vernederende gedachte opgesloten. De mens is zogezegd oud geworden. Wij stammen immers van Adam af en hebben deel aan de erf-zonde! Neen, niet eerst aan de erf-smet, maar aan de erf-schuld, waarvan de smet het gevolg is, zoals de kerk altijd geleerd heeft naar Gods Woord en de belijdenis.

En gelijk een oud mens de zwakheden en vaak ook rimpels in zijn huid vertoont, zo is de „oude mens” ook lelijk geworden vanwege zijn diep bedorven bestaan, vanwege het zonde-bederf.

Ja, zo houdt de benaming „oude mens” ook de gedachte in, dat de mens dicht bij de dood staat, zoals dit van een oud mens geldt, maar niet minder ook van jonge mensen. Is er niet als eén schrede tussen ons en de dood, zoals David sprak tot Jonathan?

Daarom is het zo zeer noodzakelijk om een nieuw mens en tot God bekeerd te worden! En wat zijn daarvan de kenmerk en of eigenschappen?

Twee zaken, de AFSTERVING van de oude menis en de OPSTANDING van de nieuwe mens. Maar ook hierbij dienen we juist te verstaan, namelijk, dat die afsterving en, opstanding gelijk plaats heeft in de levenmaking van de zondaar. Wel met een bepaalde orde.

Onze Heidelberger verstaat onder de AFSTERVING van de oude mens „een hartelijk leedwezen, dat wij God door onze zonde vertoornd hebben en die hoe langer hoe meer haten en vlieden.”

Dit „leedwezen” openbaart zich in een smart over de zonde, gepaard gaande met een hartelijk berouw over de zonde over wat de zonde vóór God is, voor een heilig en een goeddoend God.

Spijt van de zonde gaat niet óm God, maar om de gevolgen van de zonde, zoals we zien bij Saul en bij Judas.

Het hartelijk berouw doet ook de zonde voor God belijden !


„’k Bekend’, o Heer’, aan U oprecht mijn zonden;
’k Verborg geen kwaad, dat in mij werd gevonden.
Maar ik beleed, na ernstig overleg.
Mijn boze daân; Gij naamt die gunstig weg.”


Aan dit hartelijk leedwezen is verbonden een haten en een vlieden van de zonde. Efeze 4 : 22 spreekt van de oude mens, die verdorven wordt door de begeerlijkheden van de verleiding. De verleiding kan zeer listig en sterk op Gods kind aankomen. Denk aan Jozef in het huis van Potifar, waar diens vrouw Jozef zelfs perste tot de zonde. Maar de vreze des Heeren deed Jozef getuigen: „

Het haten en vlieden van de zonde komt ook duidelijk uit bij de verloren zoon in de gelijkenis.

De tweede hoofd-eigenschap van de „ is „ of zoals de Katechismus verklaart: De op st a nding van de nieuwe mens.

Zij bestaat in een „ en in een „

We onderstrepen de reeds genoemde opmerking, dat dit „ verbonden is aan de „.

Die „ van de nieuwe mens is een daad van Gods Geest, waarbij de zondaar uit het graf der zonden opstaat en tot een nieuw leven wordt gebracht. „.

Zulk een krijgt een nieuw hart, een nieuwe gezindheid en een nieuwe beleving. Hij krijgt „ gedachten, over God, over Zijn Woord, over Zijn die,nst en over Zijn wegen. De omgezette wil en de gereinigde begeerten gaan uit naar de Heere en Zijn liefdedienst. Hij leert een nieuwe taal spreken, de tale-kanaäns”. Hij krijgt een nieuwe levenswandel.

In dit alles wordt een „ genoten. „! Dit is niet een, vreugde, zoals de wereld die zoekt in de genietingen van het vlees en zoals de godsdienstige mens die zoekt in een uiterlijke godsdienst. Dat is alles surrogaat-vreugde, welke zal eindigen in een eeuwige smart! Want deze schijn-vreugde heeft geen wortel in God. Daarom is zij voor een tijd als een tijd-geloof. Daarom vergaat zij.

Need, de hartelijke vreugde van de nieuwe mens heeft haar wortel in God als in de algenoegzame, volzalige, beminnelijke en dienenwaardige God!

Het is een vreugde, welke gesmaakt wordt in ’s Heeren Woord, in Zijn dienst en wegen.

Het is een v er ma ak daarin. Het is een „!

„, zo zingt de dichter van psalm 119. En in psalm 4 : 4 :


„ in ’t hart meer vreugd gegeven
Dan and’ren smaken in een tijd,
Als zij, door aards geluk verheven,
Bij koorn en most wellustig leven,
In hunne overvloed verblijd.”


Waarin, gel.-medereiziger, zoekt ú uw vermaak? Och, dat u die ware vreugde mocht nodig krijgen en zoeken, welke geboren wordt uit de waarachtige „!

Een hartelijke vreugde in God.

Maar hoe is dit mogelijk? God is toch een heilig en een rechtvaardig God? Zeer zeker. Dat wordt ook gekend in de weg der ontdekking. Toch is die vreugde-beleving mogelijk. Niet van de mens zelf vandaan, maar, zoals er bij staat: „.

Hij heeft de vreugde der ziel verworven door Zijn bitter lijden, waarin Hij afgedaald is tot in de diepste smarten der hel aan het kruis, opdat daardoor Gods eeuwige barmhartigheid, ge.nade en liefde zou mogen invloeien in het verslagen zondaarshart en dat zo de vreugde des heils mag genoten worden en wel: door het geloof, ja, al dieper en rijker, naar mate het geloof Christus doet kennen.

Maar is nu de genieting van die hartelijke vreugde altijd levendig bij Gods kinderen ?

Er wordt wel eens gezegd: Gods kind moet toch altijd blij zijn en, velen, die zich voor kinderen Gods uitgeven, leven zo. Zij geloven altijd, zij genieten altijd enz.

Dit is echter niet naar de Schrift, Welke zelfs de Bijbelheiligen ook laat zien in hun inzinkingen en afdwalingen. Zie de psalmen.

Nu wordt echter het BEGINSEL van de vreugde des heils, gewerkt in het hart in de wedergeboorte, nooit weggenomen. Dat blijft. Maar wel wijkt vaak de genie ting van die vreugde.

Vandaar is het, dat de „ een gedurige strijd ondervindt.

Hoe is dat dan ?

Wel, omdat de oude mens, al heeft hij de doodsteek gekregen, toch nog náwerkt in Gods volk.

Om nog een voorbeeld te gebruiken: een hoofdleger kan geheel verslagen zijn, maar dan steken daarna guerrilla’s vaak de kop op.

Paulus kende die strijd van de twee-mens. Zie Romeinen 7. O.a. „

Het deed hem uitroepen: „ Maar ook: „. Zo kan er ook bij bekommerden, ja, zelfs nog bij verzekerden in het geloof, de vrees zijn: ken ik wel waarlijk dat beginsel van die eeuwige vreugde, is het wel echt geweest of slechts tijdgeloof ; ben ik nog alleen oude mens?

Hoe zit dat nu? Vanwaar deze vrees? Wel, omdat zij bij zichzelf geen vruchten zien als goede werken. Er doen zich ook zoveel wilde loten voor aan de boom van hun leven Inderdaad!

Daarom is het SNOEIMES nodig, zoals de boomkweker dit moet gebruiken, om meer vrucht te verkrijgen. Zo ook in de bearbeiding des Heeren. De Heere gaf Paulus een „. En die kon niet weggenomen worden. Maar daartegenover kreeg hij die al-vertroostende en vervullende belofte: „

En wat doet die genade? Zij maakt klein en afhankelijk. Zij leert: „. Maar zij doet ook het heilgeheim verstaan: „

Zie, dat is de troost voor Gods kerk: In het geente takje komt zoveel levensstuwing, dat de oude stam nooit tot volkomen overheersing kan komen.

Ja, dat in de genade veel meer kracht tot behoudenis ligt, dan in de zonde kracht tot verdoemenis is.

„, Die overwonnen heeft al de machten van zonde, satan en wereld!

Zo leert en geeft de genade tot het afsterven van de oude mens en tot het aandoen van de nieuwe mens de kracht van Christus, de kracht Zijner opstanding.

Eens zal Gods Sion in de eeuwige overwinning mogen delen. De oude mens, de oude verdorven natuur, blijft in het graf achter, maar de nieuwe mens, de nieuwe natuur zal dan eeuwig opbloeien tot verheerlijking van de Drieënige God! Dan geen strijd meer, geen, „, maar alleen nieuwe mens.

Iemand vroeg eens aan een bekeerde man om zijn foto. Maar weet u, wat de man antwoordde? Dit: mijn oude foto is zó lelijk, die krijgt u niet en ........... mijn nieuwe is nog niet klaar!

Waarde vrienden! Kunt u dit óók getuigen?

Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1977

Bewaar het pand | 6 Pagina's

„DE TWEE-MENS IN DE WAARACHTIGE BEKERING”

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1977

Bewaar het pand | 6 Pagina's