Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis 13.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis 13.

Van de schepping aller dingen.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

We worden geleid naar artikel 12. ’t Lijkt me goed enkele opmerkingen vóóraf te maken. Dan weet u waarover het voor ditmaal gaat en in welke richting de behandeling van dit artikel zich uitstrekt.

Het geheel biedt veel stof. De schepping aller dingen, de voorzienigheid, de schepping van de engelen en de val van een deel van de engelen komen in dit gedeelte van onze belijdenis in het gezicht. We zullen ons wat moeten beperken. Gods voorzienigheid wordt in het volgende artikel weer en uitgebreid beleden. We zullen er dus bij leven en welzijn de volgende keer aan toe komen. De schepping van de engelen en de val van die tot duivelen worden hoop ik apart te bespreken. Zo blijft er voor ditmaal over: de schepping aller dingen. “Wij geloven, dat de Vader door Zijn Woord, dat is door Zijn Zoon, de hemel, de aarde en alle schepselen uit niet heeft geschapen, wanneer het Hem heeft goed gedacht, aan een iegelijk schepsel zijn wezen, gestalte en gedaante, en onderscheiden ambten gevende, om zijn Schepper te dienen”. Die éne zin is dus het onderwerp voor deze keer.

Belangrijk is het ook, dat we de gerichtheid van artikel 12 zien. Het gaat niet om het bespreken van allerlei vragen en problemen over en rondom Gods schepping. Zij waren er in de tijd van de opstelling van onze belijdenis. Zij zijn vandaag vermenigvuldigd. Het ongeloof heeft nooit gezwegen als het gaat om een werk Gods, zoals de schepping. Telkens komen nieuwe bedenkingen op tegen de schepping, toch blijft het ongeloof, dat er van het uur van de val is geweest. Het tooit zich iedere keer weer in een nieuw gewaad. Het gaat in artikel 12 positief om het gelóóf in de schepping aller dingen. Ook dit artikel begint met: “wij geloven...”. Het geldt niet alleen de werken van Gods genade, maar ook het werk van Gods schepping. We zijn misschien geneigd om te zeggen: kan de schepping ook niet buiten het geloof om erkend worden? Haast zou ik zeggen: we zien vandaag wat daar van terecht komt! Hier geldt het woord van Hebreën 11 : 13: “Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden”. Het gaat hier om het “verstaan”. Buiten het geloof is er wel een bepaalde mening over de schepping, maar niet dit verstaan. Calvijn schrijft in zijn commentaar op deze tekst: “want de gelovigen hebben niet alleen een lichtvaardige mening, dat God Schepper van hemel en aarde is, maar zij hebben een ingeworteld gevoelen in hun harten en bekennen de ware God”.

De schepping is voor onze belijdenis een geloofsstuk. Dat bepaalt alles. Zo wordt God als Schepper erkend. Zo wordt gebogen voor het Woord, dat van de schepping spreekt. Zo is er troost voor die God vrezen in de almacht Gods, waardoor Hij alle dingen geschapen heeft. In die lijn willen we enige facetten van artikel 12 bezien. We staan dan niet buiten de vragen van vandaag maar begeren die alleen te benaderen vanuit het geloof in God als de almachtige Schepper.

Uit niet

Scheppen.... het is een woord, dat in onze tijd veel gebruikt wordt. Met steeds groter gemak wordt allerlei menselijk werk zo betiteld. Bepaalde grootse kunstwerken van schilders, bouwmeesters werd sinds lang al “scheppingen” genoemd. Doch in de laatste jaren is dit woordgebruik nog verder uitgebreid. Uitdrukkingen als “creatie” en “creatief-bezig-zijn”zijn “in” geworden. Ik behoef het haast niet te zeggen, dat creatie toch schepping betekent. Voor de kleinste menselijke prestaties worden in alle kringen deze aanduidingen gebruikt.

Hoe arm komt dit alles uit tegenover het scheppen van God. Zijn scheppen is zo geheel enig van betekenis. Al onze pogingen om dat scheppen te vergelijken zijn ook in wezen met onvruchtbaarheid geslagen. Zijn scheppen is een openbaring, van Wie Hij is. Zo spreekt Gods eigen Woord van de schepping tegenover de afgoden. Zo begint het boek Genesis om alle aandacht voor Hem te eisen”. “In den beginne schiep God de hemel en de aarde”. Zijn scheppen is een daad van Zijn Goddelijke almacht, waar niemand anders ook maar enigszins aan toekomt. De profeet Jeremia spreekt tot het afgodische Israël om Gods enige betekenis te laten zien en van de afgoden af te brengen: “De góden, die de hemel en de aarde niet gemaakt hebben, zullen vergaan van de aarde en van onder de hemel” (Jeremia 10 : 11).

Het geheim van Zijn schepping wordt hier beleden: “Wij geloven, dat de Vader.... de hemel en de aarde en alle schepselen uit het niet heeft geschapen”. Uit niet! Wat betekent dat eigenlijk, het niets? Ik kan het niet zeggen. Laten we ook niet proberen dat met onze redeneringen te vullen, zodat dat “niets” toch weer “iets” wordt. Het heeft door de eeuwen heen niet aan pogingen ontbroken om dat te doen. Men heeft willen spreken van het niet-zijnde, de eeuwige ongevormde stof vóór de schepping. Sommigen hebben Genesis 1 : 2 zo willen verklaren: “de aarde nu was woest en ledig en duisternis was op de afgrond”. Maar nee.... “God roept de dingen, die niet zijn alsof zij waren”. We begeren mét Gods Woord en de belijdenis te blijven staan voor dit geheim.

De evolutie-gedachte, dat alles ontstaan zou zijn door een geleidelijke ontwikkeling, naar een in de dingen gelegen en werkende wet, ontneemt God de eer van Zijn Schepper-zijn. Dit wordt niet anders, als men daarbij een zekere Goddelijke leiding aanneemt. Het uitgangspunt blijft verkeerd. God wordt niet erkend als de bron van alles. Komt het ook telkens niet uit, dat de evolutie-gedachte een bespiegeling is van het verstand dat buiten God en Zijn Woord om de herkomst van die dingen verklaren wil? Geen één uitwerking van die gedachte is gelijk aan de andere. Men spreekt elkaar tegen. De ware wetenschap zoekt buigend onder Gods Woord in de vreze des Heeren de weg te gaan temidden van alle aanvechtingen, die er ongetwijfeld zijn. Dan wordt God verheerlijkt in Zijn scheppingsdaad. We hebben in onze tijd te doen met het uitdragen van de evolutiegedachte en in een vorm die uitermate gevaarlijk is. Men wil deze verbinden aan Gods Woord. Ondertussen aanvaardt men dat Woord niet als het geïnspireerde Woord. Velen van onze jongere mensen komen er op allerlei manier mee in aanraking. Het is één van Satans pijlen, die op de ondergang uit zijn. Laten we er in bewogenheid bij waken. We staan er niet boven. Het zit in ons eigen hart om de Schepper te onteren. Biddend blijven bij deze belijdenis is de weg.

God goed gedacht

Wat is de diepste oorzaak geweest, waarom God de hemel en de aarde en alle schepselen geschapen heeft? Men heeft op die vraag antwoord willen geven in ijdele bespiegelingen. Sommigen zeggen: God had schepselen nodig om aan hen Zijn liefde te bewijzen. Vanuit Zijn eenzaamheid zou God alles hebben gschapen. Anderen zeggen: God moest Zich van Zijn overvloed ontdoen. Zoals een fontein het water omhoog spuit, zo heeft God de wereld noodzakelijk uit Zich laten vloeien. Door zulke gedachten wordt het schepsel naast of boven God geplaatst en zou God afhankelijk geweest zijn van Zijn schepping.

Onze belijdenis zegt het zo heel eenvoudig: het heeft Hem goed gedacht. Het wordt hier betrokken op het begin van de schepping, maar we kunnen het op héél de daad van Zijn schepping betrekken. God is de Volzalig in Zich-Zelf. Hij heeft geen wereld nodig gehad. Hij heeft die in Zijn vrijmacht gewild. Achter Zijn schepping staat Zijn eeuwige raad. Het heeft Hem behaagd als de Drieënige God om schepselen te hebben. Schepselen, waarin Hij tot hun zaligheid Zijn eer zocht. Is het geen wonder? Hij, Die niets en niemand nodig had, heeft het gewild dat ook de mens er zou zijn om Hem groot te maken. Die vrijmacht sluit aan bij Zijn eeuwige vrijmacht, waarom Hij gevallen mensen behoudt en brengt tot de lof van Zijn Naam.

Tot dienst van de Schepper

Oorzaak en doel van Gods schepping zijn met elkaar verbonden. God schiep de hemel, de aarde en alle schepselen in Zijn vrijmacht, maar opdat zij Hem zouden dienen. Het gaat om de verheerlijking Gods. De hele schepping is openbaring van Gods deugden en is gericht op de verkondiging van Zijn lof. De Heere heeft alles gewrocht om Zijns Zelfs wil. Onze belijdenis zegt het weer op zo’n eenvoudige en treffende manier “aan een iegelijk schepsel zijn wezen, gestalte en gedaante, en onderscheiden ambten gevende, om Zijn Schepper te dienen”.

In elk schepsel komt het apart uit. Denk eens aan de dieren. Adam gaf die dieren namen elk naar zijn aard. Telkens lag er in die naam een ander wezen, dat bij ieder dier apart hoorde. Zo heeft God een rijke verscheidenheid en veelvormigheid in Zijn schepping gegeven. Hij gaf ook aan alle schepselen onderscheiden ambten. We hebben er al eerder op gewezen bij de verklaring van deze belijdenis: het woord ambt wijst hier op: taak, werkzaamheid. Naar Gods vrijmacht verleent Hij die aan elk soort schepsel apart. En in die gaven zoch te Schepper Zijn eer en lof. Al wat adem heeft love de Heere! Daar was het God om te doen dat die verscheidenheid des te meer Zijn deugden verheerlijken zouden. Des te meer zijn Schepper zou dienen.

Moeten we hier niet het meest aan de mens denken? Als in de volgende passage over Gods voorzienigheid gesproken wordt, wordt deze weer op Gods eer betrokken. Daar gebeurt het op een bijzondere manier. Daar wordt de méns genoemd. Hij onderhoudt en regeert het geschapene naar Zijn eeuwige voorzienigheid en door Zijn oneindige kracht... “om de mens te dienen, ten einde dat de mens zijn God diene”. De mens, kunnen we nu ook ten aanzien van de schepping zeggen, is door Gód gediend. Wat een goedheid Gods. Ook daarin dat Hij al die gestalten en ambten, die hele rijke verscheidenheid ten goede van de mens gegeven heeft. God kwam hem daarmee voor en heeft eerst dat alles bereid, vóórdat Hij de mens geschapen heeft. Maar nu opdat die mens Hem zou dienen, óók in wat de Heere rondom hem gegeven had in heel die schepping, waarover God de mens gesteld had in het Verbond der werken.

Hoe moet het vandaag spreken! Hoe gaan we met de schepping om die God gegeven heeft om de mens te dienen en opdat die mens Gód zal dienen. We worden in onze tijd bepaald bij het bederven door de mens van Gods schepping. Het milieu-bederf is een actuele zaak. Maar voor wie de naam des Heeren belijden moet het op een aparte manier spreken, ’t Gaat hier allereerst om de eer des Heeren, Die het van ons eist dat we als Zijn rentmeesters Zijn schepping zullen beheren. Alleen in die weg kan er verwachting zijn in de strijd tegen het milieu-bederf. Dan is er de boodschap dat er verlossing is voor gevallen Adamskinderen in Christus tot verlossing én uitzicht op herstel.

De vraag aan ons!

Deze éne zin in onze belijdenis over de schepping aller dingen is een vraag aan ons allen. Hoe leven wij temidden van de schepping, waarin God ons gesteld heeft? We zijn “huurders”. Zo heeft iemand het eens gezegd. Ons lichaam, onze ziel, alles wat aan ons is en dat we in dit leven bezitten is niet van óns, maar van Gód. Hij heeft het gegeven opdat we daarmee Hem zouden dienen. Van nature doen we het niet. Wij zijn diep gevallen mensen, die Hem de rug hebben toegekeerd en in alles eigen eer bedoelen. Maar God doet Zijn eis niet teniet. Hij blijft naar recht van ons eisen, dat we met héél ons leven Zijn eer zullen zoeken.

Hebt u uzelf zó al leren kennen? Diep schuldig tegenover God, Die verantwoording eist van ons leven. Ook daarin, wat we met Zijn scheppingsgaven hebben gedaan.

Wat een eeuwig wonder, dat diezelfde God, Die door het Woord alles geschapen heeft, Zijn Zoon gegeven heeft. “En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond.“ De zonde sloeg de breuk. Onherstelbaar van ’s mensen zijde. Maar Hij heeft de breuk hersteld. Door Hem is er verzoening van de schuld voor geheel onwaardige zondaren. En dat tot herstel van de ware dienst. De ware dienst, ook in het midden van een schepping, die zucht onder de vloek, die wij er inbrachten.

Allen, die door de Middelaar Gods en der mensen, toegepast door Gods Geest, van verzoening met God mogen weten, ervaren de troostgrond in de almachtige Schepper van hemel en aarde. Het levend geloof getuigt hier van de Vader Die alles geschapen heeft. Hij heeft alle dingen in Zijn Hand en staat er voor in naar Zijn eeuwig welbehagen, dat wij, door deze wereld geleid, straks zullen komen in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde, waar alles God eeuwig zal dienen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 oktober 1990

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis 13.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 oktober 1990

Bewaar het pand | 6 Pagina's