Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN HEILZAME VERTEDERING IN EEN BETEKENISVOLLE NACHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN HEILZAME VERTEDERING IN EEN BETEKENISVOLLE NACHT

Ik ben geringer dan al deze weldadigheden en dan al deze trouw, die Gij aan Uw knecht gedaan hebt.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer ons blad door onze lezers wordt ontvangen, zal de jaarwisseling weer tot het verleden behoren. Dit neemt echter niet weg, dat het ons alleszins betamelijk is, daarbij een ogenblik stil te staan.

Een jaar van veel betekenis, van lief en leed, van vreugde en smart is beëindigd, en een nieuw jaar zijn wij weer ingegaan, waarvan wij in het minst niet weten wat dit ons brengen zal.

Zien wij op de ernst der tijden, waarin wij leven, dan hebben wij het ergste wel te vrezen. De mens der zonde openbaart zich al bruter, terwijl de zonde en ongerechtigheid met de dag toenemen. Al verder scheurt het mensdom zich van God af en zoekt met allerlei vernuftige uitvindingen zichzelf te handhaven buiten God en zonder God, terwijl de sprake Gods van Zijn heilig ongenoegen over de ijdele en diep verdorven verheffing van de mens al duidelijker merkbaar wordt en waarbij de vrede, zelfs in algemene zin, van de aarde al meer wordt weggenomen.

"Hoe gelukkig is het als bij aI dat voortdraven van de mens op zijn eigen gekozen wegen, hetzij goddeloos of godsdienstig, wij eens stil gezet en gedrongen worden terug te zien op wat zoal plaats greep in het afgelopen jaar en daarbij op te zien tot de Heere, in Wiens hand ons lot en leven is en van Wie wij toch in alles ten diepste afhankelijk zijn. Wanneer wij in ware vertedering des harten voor God in het stof, in verfoeiing en veroordeling van onszelf, het bij het ingaan van het nieuwe jaar buiten Hem niet zouden kunnen stellen.

Zie, daar had Jakob iets van in de bange omstandigheden, waar ons tekstverband van spreekt. Hoe vreesde hij het ergste. En toch, voort moest hij en kon dit met zichzelf niet, daar de dood eds voor hem stond. Ezau kwam hem immers met vierhonderd gewapende mannen tegemoet en wat was nu anders te verwachten voor hem en al de zijnen dan om te komen?

In al deze zeer bange omstandigheden wordt hem echter vergund eens terug te blikken in zijn vorig veelbewogen leven en daarbij op te merken wie de Heere in al die tijden voor hem geweest was, terwijl er in hem toch nooit enige reden tot die beweldadigingen was geweest. Hoe komt Jakob daarbij in zijn onwaardigheid terecht. Hoor maar zijn uitroep: Ik ben geringer dan al deze weldadigheid en dan al deze trouw, die Gij aan Uw knecht gedaan hebt.

Hoe groot waren immers die trouw en weldadigheid des Heeren in Jakobs leven, maar hoe groot zijn deze ook in ieders leven, wanneer ons oog en hart daarvoor geopend worden.

Ja, dit is geldende zelfs voor een ieder, hetzij dan in algemene of in bijzondere genade Gods. Wanneer Mozes deze overdenkt, roept hij uit: „Heere, Gij zijt ons geweest een toevlucht van geslacht tot geslacht", Ps. 90 : 1. En David moet zeggen: , , Wie ben ik, Heere, en wat is mijn huis, dat Gij mij tot hiertoe gebracht hebt? " 2 Sam. 7: 18.

Hoe menigmaal had de vijand het op Jakobs ondergang aangelegd, doch de Heere had hem wonderlijk bewaard en verlost en in Zijn goedgunstigheid en in Zijn genade temidden van alle smarten doen delen.

Als hij gedacht aan Bethel, toen hij moest vluchten voor Ezau, die hem wilde doden, hoe de Heere Zich als de getrouwe Verbondsgod aan hem openbaarde en de verbondsbelofte, welke voor hem onmogelijk scheen deze ooit te verkrijgen en waarnaar hij zo lang had uitgezien, in soevereine ontferming hem schonk.

Hoe de Heere hem in al zijn wederwaardigheden en smarten zegende bij Laban, ondanks alle tegenstand, ja met een engelenleger rondom zijn leger te Mahanaim ' betoonde hem te beveiligen in alle nood en smart, terwijl hij daartoe in zichzelf toch geen redenen had. Hoe groot werden toen al die weldadigheden des Heeren Gen. 32 : 10 en welk een waarde kreeg de Heere steeds meer bij Jakob in Zijn onverdiende trouw en soevereine weldadigheid. Hoe gelukkig is het wanneer wij Godskennis en zelfkennis mogen verkrijgen en inleven wie de Heere wil zijn voor zulke alles verbeurd hebbende schepselen als wij in onszelf zijn. Hoe doet dit in diepe verootmoediging bukken voor God. Onzerzijds zijn immers alle weldaden verbeurd krachtens onze bondsbreuk in ons aller verbondshoofd Adam. Hoevele redenen geven wij door onze dagelijkse afmakingen wel, dat de Heere ons rechtvaardig in allerlei smarten en ellenden zou kunnen overgeven en doen vergaan!

Hoe noodzakelijk is het daarom boven alles te benodigen dat de Heere in Zijn genade, die in Christus is, ons in de verzoening van al onze zonden door het dierbare bloed des Lams doet delen, om in Zijn Goddelijke gunst voor tijd en eeuwigheid te mogen leven. Hoe moest Jakob anderzijdes ook leren, dat wij uit de verkregen weldaden, hoe g^ïht die ook mogen zijn, niet kunnen leven als de Heere Zich voor ons verborgen houdt.

Met alles wat plaats gegrepen had kon Jakob zichzelf uit al zijn smart en benauwdheden niet redden. Hoe noodzakelijk werd het, dat de Heere er opnieuw aan te pas kwam en betonen wilde hem in al zijn nood te kennen en daaruit te willen verlossen.

Dat juist deed Jakob zich vastklemmen aan de Heere met erkenning van Zijn vorige beweldadigingen. In deze gestalte was Jakob in al zijn nood een gelukkige Jakob. Al zal het straks nog banger voor hem worden als hij uit al zijn recht gezet, van al zijn kracht ontwricht wordt aan de Jabbok, de Heere zal hem, waar Jakob het met zichzelf verliezen moet, niet beschamen, ja hem overwinnaar maken in Gods kracht, want de dichter zingt:

Hij is nabij de ziel, die tot Hem zucht.
Hij troost het hart, dat schreiend tot Hem vlucht.
Dat ongeveinsd in 't midden der ellenden
Zich naar Gods troon met zijn gebeen blijft wenden.
Hij geeft de wens van allen die Hem vrezen.
Hun bede heeft Hij nimmer afgewezen.

Zulken mogen met Jakob ervaren, dat Hij wel beproeft, maar niet beschaamt, en de uitkomst, hoe onmogelijk deze schijnt, zeker schenken zal. Hoe profijtelijk is het voor ons daar iets van te ervaren met de wisseling des jaars. Een jaar is weer voorbijgesneld en het predikte ons, dat de eeuwigheid voor de deur staat en wie van ons weet hoe spoedig dat voor een elk onzer wezen kan. Hoevele roepstemmen zijn in het afgelopen jaar tot ons gekomen. Hoevelen zijn het jaar wel met ons begonnen, maar hebben het niet beëindigd. Hoevelen zijn in diepe rouw en smart gedompeld geworden over liefste panden, die ze moesten overgeven, daar de dood het was, die scheiding maakte. Hoe menigeen heeft het jaar doorgebracht in druk en smart en in allerlei tegenspoeden de dagen zien voorbijgaan.

In het jaaroverzicht, dat wij u in een volgend nummer hopen te geven, kunt ge ook bemerken hoevele achtbare ambtsdragers de gemeenten en hun geliefden ontvielen. Hoe droevig is het in ons vaderland, ja zelfs in heel de wereld gesteld, zoals wij trouwens reeds opmerkten. Het ergste is, dat het oordeel der verharding steeds verder doortrekt, wat immers op verwoesting doet uitlopen. Hoe verscheurd is daarbij Neerlands kerk, en wie beweent in diepe smart de verbreking van de dochteren Sions? Waar vinden wij nog dat zoeken van het wezenlijk heil van Sion met verloochening van zichzelf en het beogen daarbij boven alles van de eer Gods?

Toch waren de beweldadigingen des Heeren in het vervlogen jaar nog groot! Nog wilde de Heere ons door dit alles heen toeroepen, dat Hij geen lust had in onze dood, doch daarin dat wij ons zouden bekeren en leven. Hoe arbeidde de Heere aan ons ook bijzonder van zondag tot zondag door Zijn Woord.

Hoe profijtelijk zou het daarom zijn, wanneer wij bij de wisseling des jaars het buiten de Heere niet langer konden stellen en wij zoeken zouden met Jakob ons aan Hem te mogen vastklemmen, ja zonder Zijn genade en verzoenende ontferming, die in Christus is, het nieuwe jaar niet durfden ingaan.

Voor Gods volk, dat geen vreemdeling van de genade Gods is, kan de jaarwisseling wel eens bemoedigend zijn, daar deze immers aankondigt, dat eens de tijd voor ze zal aanbreken, dat zij van alle zonde, vrees, smart, ja van zichzelf verlost de strijd te boven zullen zijn om dan in de gemeenschap van Hem, hun Heere en Zaligmaker, Die ze kocht met Zijn bloed en tot Zijn eigendom gemaakt heeft, eeuwig en stoorloos te mogen verkeren om God drieënig toe te brengen alle lof, aanbidding en dankzegging tot in alle eeuwigheid.

Rotterdam-W

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 januari 1969

De Saambinder | 4 Pagina's

EEN HEILZAME VERTEDERING IN EEN BETEKENISVOLLE NACHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 januari 1969

De Saambinder | 4 Pagina's