Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pinksteren en daarna. 4

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pinksteren en daarna. 4

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

Want wij wéten, dat het ganse schepsel te zamen zucht en te zamen als in barensnood is tot nu toe. En niet alleen dit, maar ook wijzelven, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelven zeg ik, zuchten in onszelven verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes lichaams.

Rom. 8 : 22 en 23.

Het subtiele meest nog erger dan het brute van binnen. En dan dat ongeloof, heeft de ziel al wat kwaad gedaan. Neen, dan is er werkelijk meer te zuchten dan te roemen. En waren het nu maar ware zuchten. Maar o, dat zuchteloze zuchten. Het zijn allemaal maar ophouders op den weg. Ledeboer zeide eens: Mochten wij maar eens vergeten dat wij bekeerd zijn. Hiskia kreeg waarlijk te zuchten in zijn leven. Toen hij moest gaan sterven, kon hij niet sterven met hetgeen er in zijn leven gebeurd was. Neen, die man leerde zich met alles als onbekeerd kennen. O Heere! riep hij uit; Ik word onderdrukt, wees Gij mijn Borg. Zie dat is nu zuchten des Geestes. Maar Gods volk kan ook wel eens zuchten onder een levend gemis. Het hart kan zo menigmaal met zoveel vreze vervuld zijn dat zij wel uitroepen: Ik vrees dat ik nog alles mis en dat mijn werk geen waarheid is. O, soms kunnen de verbergingen zo bang zijn dat zij niet weten in of uit te gaan. Zuchten ook menigmaal uit de onverenigdheid met de wegen die de Heere komt te houden. Dan zuchten zij soms onder de openbaring der ongerechtigheid in land, volk, kerk, huis en hart. Maar zo is er ook wel eens een zuchten bij dat volk vanuit een levende verwachting. Want daar spreekt ook de apostel van in ónze tekst. Verwachtende; zegt de apostel. Dus dat volk is onder alles niet zonder verwachting. En die verwachting vloeit dan toch uit een levende hoop. Een hope die niet beschaamt, zegt Paulus, omdat de liefde Gods in het hart is uitgestort, door den Heiligen Geest Die ons is gegeven. En wat verwacht nu de levende Kerk? Wel, zegt de apostel:

De aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes lichaams. Maar u zult mogelijk vragen: maar zij zijn toch als kinderen Gods aangenomen? Zowel de kleinen als de groten? Zeker waar en gelukkig die door de Heilige Geest er de bewustheid van mag omdragen. Maar hier wordt ook nog wat anders bedoeld. Hier doelt de apostel op de volheerlijke staat der kerk met ziel en lichaam na de jongste dag. Op de wolken des Hemels zal de Heere eenmaal Zijn volk als de Zijnen erkennen en hen doen beërven naar ziel en lichaam dat eeuwig hemels koninkrijk. En dat in het aangezicht van al de vijanden van Hem en Zijn volk. Zie, daar ziet nu de apostel op, als hij spreekt over de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes lichaams.

En zekerlijk, die dag komt. Al weet niemand wanneer, toch zal de Vader het Koninkrijk de Zoon eenmaal overgeven en dan zal het einde zijn. En Zijn heerlijkheid geopenbaard worden op de wolken des hemels om te oordelen de levenden en de doden. Dat zal toch wat zijn, geliefden. Wat zullen dan de vijanden ineen krimpen van angst en verbaasdheid. Dan is het uit met het spotten en lasteren en liegen tegen dat arme en meest verdrukte volk. Dan zal er een algemeen geroep gehoord worden: „Bergen valt op ons en heuvelen bedekt ons voor het Aangezicht Desgenen Die op de troon zit!" Maar wat zal het een dag van onuitsprekelijke blijdschap zijn voor hen die Hem hier reeds hebben verwacht en Wiens verschijning zij hier reeds hebben lief gekregen. Dat zal de kroningsdag van Christus zijn. Christus gekroond met Zijn kerk en de Kerk gekroond met Christus. Daar zal het zijn: „Gaat uit en aanschouwt, gij dochteren van Sion, den Koning Salomo, met de kroon, waarmede Zijn moeder Hem kroonde op den dag Zijner bruiloft en op den dag der vreugde Zijns harten".

O, welk een geluk staat dat volk toch te wachten. Hier zo menigmaal onder vele bestrijdingen hun weg gaande, zullen zij dan voor eeuwig alle strijd te boven zijn. En dat met ziel en lichaam beiden, want zij zijn met ziel en lichaam gekocht met het bloed des Lams. Hier een lichaam der zonden en des doods omdragende, zullen zij er eenmaal voor eeuwig van verlost zijn en het heerlijk lichaam van Christus gelijkvormig worden om tot in alle eeuwigheid een Drieënig God te loven en te prijzen. Dit deed Job reeds uitroepen: „Mijne nieren verlangen zeer in mijne schoot". Zie, daar spreekt nu de apostel van. Dus hier gaat het over de verheerlijking naar ziel en lichaam beiden. En nu is die verwachting gegrond alleen op de Borggerechtigheid van Christus. Niet gegrond op enige werkzaamheid der ziel, maar zij vindt haar grondslag enkel en alleen in het souvereine welbehagen des Heeren, dat nu door de hand van Christus gelukkiglijk zal voortgaan. Ondanks alle strijd, zuchten en bekommeringen, ligt de Kerk toch vast in een onveranderlijk God. „Ik, de „HEERE, word niet veranderd; daarom zijt gij o kinderen Jacobs niet verteerd". O geliefden, als zo het werk van die dierbare Pinkstergeest mag gekend worden, wat brengt dat de ziel in een zalige verwondering. En zo mochten wij dan deze waarheid weer onderzoeken en dat in verband met de herdenking van de uitstorting des Heiligen Geestes op de Pinksterdag. In onze tekstwoorden zijn wij er op gewezen dat het ganse schepsel zucht en als in barensnood is tot nu toe. Zuchten onder de gevolgen der zonden. Maar gel., kent u nu ook iets van het zuchten waar over de apostel spreekt? Het gaat op de eeuwigheid aan. Vader Smytegelt zou zeggen: Leg Uw hart eens bij de stukken. Wat heeft de val in het Paradijs toch teweeggebracht. Alles onder het oordeel der verwoesting gekomen. Het pronkjuweel der schepping in een drievoudige dood gestort. En de grootste ellende, zijn ellende niet te kennen noch te gevoelen. Zo leeft de mens vervreemd van zijn Schepper in vijandschap op de dood en het eeuwige oordeel aan. O, wat is er toch een almachtige en onwederstandelijke kracht des Geestes toe nodig om de mens van dood levend te maken. Op de Pinksterdag is de Heilige Geest als de derde Persoon in het Goddelijke Wezen Zijn Kerk geschonken. Die zal in eeuwigheid niet meer van hen wijken. En waar de Heilige Geest Zijn intrek neemt, daar gaat Hij nooit meer weg. Gelukkig die het te beurt mag vallen. Nu gaat het werk des Heiligen Geestes nog door ook in deze boze tijd. Al is het dat wij er nu weinig meer van vernemen en het lijkt of de geest der onverschilligheid de overhand zal krijgen. Toch draagt de Heere alles nog om der uitverkorenen wil. Er moeten er nog toegebracht worden. O, dat het onder ons ook nog eens openbaar mocht komen. Aan alles is het te merken dat het op het einde aller dingen aangaat. O, die dag zal wat openbaren. Dan zal waarlijk het onderscheid gezien worden tussen dien die Hem dient en tussen dien

Vervolg op blz. 317

Meditatie (vervolg)

die Hem niet dient. Geve de Heere nog eens een heilzame onrust en doe nog haasten en spoeden om des levens wil. O, jong en oud, de Heere mocht er nog eens aan te pas komen.

Wat zal het toch zijn om onbekeerd de Rechter van hemel en aarde in de handen te moeten vallen. Hij beware voor zelfbedrog en ontdekke recht aan de breuk des harten. Met een handje vol godsdienst kunnen wij God niet ontmoeten. Neen, Die Geest gekomen zijnde zal de wereld overtuigen, van zonde en van gerechtigheid en van oordeel. De Heere gaat een rechte weg met Zijn volk, dat wij die rechte weg mochten leren kennen en bewandelen. Maar zo gedenke de Heere ook Zijn volk in deze veel bewogen tijden. Hij mocht nog eens opwekken tot het ware zuchten. Menigmaal ook zo zuchteloos op aarde verkerende, mocht de Heere de haper nog eens ontdekken. Geve nog recht te klagen over de zonden en het ver af leven. De Noordenwind der ware ontdekking mocht de hof van Zijn Kerk nog eens doorwaaien. En zo mocht de Heere doen wederkeren met geween en smekingen. Maar dat ook het zuchten waarvan de apostel spreekt nog eens ware zielspraktijk mag worden. De zonden mochten maar steeds drukken en de verdorvenheid van ons bestaan mocht tot rechte smart worden om met Paulus te mogen uitroepen: , , Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods". Dan zal de ziel ook meer staan naar de volmaaktheid en gaan zuchten om de aanneming tot kinderen en in ware beoefening krijgen, waarmede wij nu gaan besluiten: En de Geest en de Bruid zeggen: Kom! En die het hoort, zegge: Kom! En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet.

Nu zo zegene de Heere de waarheid tot Zijn eer en heerlijkheid. Amen.

A.

V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1989

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Pinksteren en daarna. 4

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1989

De Wachter Sions | 8 Pagina's