Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de Adventsdagen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de Adventsdagen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

Toen zeide Ik: Zie, Ik kom; in de rol des hoeks is van Mij geschreven.

Ik heb lust, o Mijn God om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden Mijns ingewands.

Psalm 40 : 8 en 9.

Geliefden,

Zo zijn wij weer gekomen tot de adventsdagen waarin wij enige weken zullen bepaald worden bij de beloften Gods aangaande de komst van de Middelaar. Door alle tijden heen en op velerlei wijze heeft de Heere gesproken van de Verlosser Die tot Sion komen zou om de goddeloosheid van Jakob af te wenden. Menigmaal heeft de Heere Zelf tot de Vaderen van die komst gesproken en later door middel Zijner profeten van die komst getuigd. Ook door de ceremoniële wetten laten afbeelden onder het volk van Israël. Al de offeranden die gebracht werden onder het Oude Verbond wezen heen naar de komst van het geheel enige Offerlam wat de Heere Zichzelf van eeuwigheid voorzien had. Al was het dat stromen bloeds vloeiden en dagelijks vele dieren geofferd werden, al dat bloed en al die offeranden konden op zichzelf niet één zonde wegnemen. Nee, dat rantsoen zal de mens Gode niet kunnen geven; want de verlossing hunner ziel is te kostelijk, en zal in eeuwigheid ophouden. Dat vinden wij ook in ons teksthoofdstuk verklaard. Lees maar eens het 7e vers. Gij hebt geen lust gehad aan slachtoffer en spijsoffer. Gij hebt Mij de oren doorboord; brandoffer en zondoffer hebt Gij niet geëist. Zo op het eerste gezicht lijkt deze tekst in tegenspraak te komen met de Goddelijke inzettingen die Hij Mozes en het volk van Israël gegeven heeft. Want de Heere had toch Zelf de offeranden geboden? En nu lezen wij dat de Heere in dezelve geen lust had en ze zelfs niet geëist had. Hoe moeten wij dat nu zien? Welnu, wij lezen in de Schrift: Door het geloof heeft Abel een meerdere offerande Gode geofferd dan Kaïn, door hetwelk hij getuigenis bekomen heeft, dat hij recht-vaardig was, alzo God over zijn gave getuigenis gaf; en door hetzelve geloof spreekt hij nog, nadat hij gestorven is. Noach, Abraham, Izak en Jakob, zij hebben allen geofferd, voordat de Heere de offeranden instelde onder het volk van Israël. Doch hun offerande steunde op het ware geloof in de beloofde Verlosser, Die eerlang zal ingaan met Zijn Eigen bloed in het binnenste heiligdom om verzoening te doen over de zonden Zijner uitverkorenen. Maar nu heeft de Heere de offeranden onder Israël ingesteld in de eerste plaats om het volk de schuld voor ogen te stellen en te betuigen, dat zonder bloedstorting geen vergeving mogelijk is. Voor de ware, geestelijke Israëliet was dat offer tot versterking van het geloof in de enige offerande van Christus. Maar voor het merendeel was het slechts een godsdienstige handeling en dachten zij Gode te behagen door een uiterlijke eigenwillige godsdienst. En zie, dat behaagde de Heere niet. Daarom lezen wij: Gij hebt geen lust gehad aan slachtoffer en spijsoffer... brandoffer en zondoffer hebt Gij niet geëist. Nee, de Heere ziet het hart aan en walgt van alle eigenwillige godsdienst en uiterlijk vertoon zonder boetvaardigheid en verslagenheid des harten. In Psalm 50 lezen wij: "Om uw offeranden zal Ik u niet straffen, want uw brandoffers zijn steeds vóór Mij."

Nee, aan de vele offeranden mankeerde het niet. Maar het hart hield zich verre van de Heere. Lees heel die 50e Psalm eens. Daar zegt de Heere: "Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik ten enenmale ben gelijk gij; Ik zal u straffen en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen". Maar wat is dan het rechte, Gode behaaglijke offer? Wel, wie dank offert (uit een oprecht hart), dié zal Mij eren; en wie zijn weg wél aanstelt, dien zal Ik Gods heil doen zien. Daar is er maar Eén geweest Die een Gode verheerlijkende offerande heeft gebracht en dat is de Heere Jezus geweest. Zie, daarvan spreekt nu onze tekst. Toen zeide Ik: "Zie, Ik kom; in de rol des boeks is van Mij geschreven". Hier spreekt de Tweede Persoon in het Goddelijke Wezen, als de van God verordineerde Middelaar. En als Hij spreekt over de rol des boeks waarin van Hem geschreven is, dan geloof ik dat wij dit eerst hebben aan te merken als het Boek van Gods eeuwig, onveranderlijk Raadsbesluit. Raad en het Wezen zijn Mijne; Ik ben het verstand. Mijne is de Sterkte. In de Raad des Vredes heeft Christus Zich Borg gesteld voor de uitverkorenen. Want wij lezen: En de Raad des Vredes zal tussen die Beiden wezen. Reeds in de stille eeuwigheid was Zijn sprake tot de Rechter van hemel en aarde: Zie, Ik kom, in de rol des Boeks is van Mij geschreven. Daarin zijn ook Zijn uitgangen van ouds van de dagen der eeuwigheid. Toen was Ik een voedsterling bij Hem en Ik was dagelijks Zijn vermakingen, te allen tijde voor Zijn aangezicht spelende. Spelende in de wereld Zijns aardrijks; en Mijn vermakingen zijn met der mensenkinderen. Maar ook in de rol des Boeks van het Goddelijke Woord. Het Woord der Goddelijke beloften van Zijn komst alle eeuwen door. Het Woord des eeds en verbonds. Want dan is het door twee onveranderlijke dingen, in welke het onmogelijk is dat God liege namelijk eed en belofte. En daarin mag de ziel bij ogenblikken een sterke vertroosting hebben. Ik heb lust, o Mijn God, om Uw welbehagen te doen. Hij zal komen om het welbehagen Zijns Vaders te volvoeren en dat met een volmaakte en heilige lust. Hij zal komen met een Goddelijke opdracht als die Gezant, die Uitlegger, de Eén uit duizend. Hij heeft lust om Zijn Vader te verheerlijken en om al de geschonden deugden op te luisteren. Hij is alzo de tweede Adam. Wat de eerste Adam moeden vrijwillig heeft verlaten en laten liggen heeft Christus volkomen opgeraapt en hersteld. Maar door Zijn komst heeft Hij ook Zijn uitverkoren volk Zich tot een Eigendom verkregen. Het was Zijn lust. Zijn eer en vermaak om het welbehagen Zijns Vaders te volvoeren in het doen van de wet en het lijden van de straf en dat Borgtochtelijk en plaatsbekledend voor Zijn volk.

Uw wet is in het midden Mijns ingewands. Hij droeg als de ware Ark des Verbonds de heilige wet en bedekte dezelve met het Verzoendeksel Zijner gerechtigheid. Die wet door de mens overtreden kon niet anders dan vloek voortbrengen en de dood eisen van de schuldige zondaar. Maar Christus droeg die vloek en door Zijn volmaakte voldoening aan de wet heeft Hij haar van haar vloek ontwapend en alzo aangebracht dat nu een schuldige zondaar niet door een wettische weg, maar door een wettige weg tot de zaligheid gebracht zal worden. Zie Ik kom. En dat niet alleen gesproken in de eeuwige Vrederaad en in de tijd door de beloften aan de Vaderen geopenbaard, maar nu ook in de volheid des tijds gekomen. Want als de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet. Zo kwam de Wetgever onder de wet, opdat Hij dezelve zal vervullen tot ere van de Drieenige God en de volkomen verlossing der Zijnen.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 1993

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Voor de Adventsdagen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 1993

De Wachter Sions | 8 Pagina's