Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vroege ontmoetingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vroege ontmoetingen

Dieren in het winterbos

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als het eerste ochtendrood zich aankondigt, verschijnt een hert aan de rand van de weg. Verderop steekt een roeddel damnhinden een pad over. Een paar zwijnen haasten zich het bos in. Ondertussen klimt de zon verder omhoog. Kortom, het winterbos ontwaakt. Voor de vroege wandelaar is er heel wat te zien. <br />

Het begint boven de bomen al wat lichter te worden als ik om half acht het bos in fiets. Het was een heldere februarinacht en het kwik is gedaald tot 6 graden onder nul. Dit is het ideale weer om naar een stukje hei te gaan waar in de winter de herten zich vaak laten zien als het 's nachts heeft gevroren. Ik heb nog een half uur om ernaartoe te fietsen voordat de zon aan de horizon verschijnt. Het is behoorlijk koud, maar door het fietsen merk ik er niet zo veel van. Als het eerste ochtendrood zich in de verte aankondigt, zie ik plotseling een hert in een open bosje aan de rand van de weg. Ik rem voorzichtig, maar het hert heeft mij over de grindweg al aan horen komen. Terwijl het dier mij goed in de gaten houdt, kijkt hij even naar de andere kant van het grindpad. Als ik met hem mee kijk, zie ik daar nog twee herten staan, die even de situatie afwachten. Na een aantal seconden rennen ze de weg over en verdwijnen met z' n drieën het bos in. Het waren twaalf- of vecrtienenders.

Trucje
Ik sta nog even te luisteren naar de stilte, maar dan fiets ik door om met zonsopgang op de heide zijn. Als ik een zandpad op fiets, rennen opeens enkele damhinden het pad over. Ik fiets gewoon door en het roedel damwild blijft op tachtig meter vanaf het pad stilstaan. Als ik al ver van de dieren verwijderd ben, staan ze me nog na te kijken. Dit trucje lukt nog wel eens met damwild of reeën: gewoon doorfietsen en net doen alsof je ze niet hebt gezien. Als je vijf minuten later terug komt, is de kans groot dat ze er nog lopen. Je moet wel op de fiets of met de auto zijn, want als je te voet bent gaat dit trucje niet op. Nieuwsgierig loop ik door, totdat ik aan de rand van de heide ben. Door de kijker speur ik de vlakte af. In de verte lopen twee reegeiten in de wit bevroren heide. Ze zijn te ver weg om ze te fotograferen. Ernaartoe sluipen heeft over de open vlakte geen zin: ze zullen me van veraf al zien aankomen.

Oppassen
Tussen een paar heuvels op de vlakte hangen wat grondnevels, die de sfeer een extra dimensie geven. Ik pak de fotospullen uit, maak een paar opnamen van het landschap, en loop het pad langs de hei verder af. Achter een van de heuveltjes zie ik een gewei bewegen. Er lopen dus toch dieren! Iets dichterbij gekomen zie ik dat het twee herten zijn, een jonge en een wat oudere. Het oudere en tevens zwaarder gebouwde hert heeft zijn gewei afgeworpen. Er is al iets zichtbaar van een nieuw bastgewei. Het jongere hert zal zijn gewei in maart wel afwerpen. Als ik nu eens door het dal op de heuvel kon komen, dan zou er nog een leuke opname te maken zijn. Terwijl ik aan het denken ben hoe ik de situatie aan zal pakken, komt de zon boven de horizon uit. Voorzichtig loop ik door het dal; de herten kunnen me nu niet zien, alleen horen. Als ik de heuvel verder opklim, krijg ik steeds meer van de herten te zien. Bijna bovenaan gekomen moet ik oppassen. Half sluipend door de bevroren heide krijg ik de herten steeds beter in beeld, totdat het oudere hert iets gehoord heeft. Ik beweeg geen centimeter meer. Hij luistert aandachtig, maar kijkt gelukkig de verkeerde kant op. Als hij mijn kant op kijkt ben ik erbij, maar gelukkig gaat hij na een halve minuut verder met voedsel zoeken.

In de lens
De zon heeft inmiddels de grondmist doen verdwijnen; ik zet mijn camera met statief in de juiste positie. De herten trekken langzaam verder van mij weg, dus moet er snel gefotografeerd worden. Ik maak een geluidje en het jonge hert kijkt op. Dan meteen scherp stellen en de camera klikt. Het oudere hert heeft de camera gehoord en kijkt nu ook recht in de lens. Ik kan nog twee opnamen maken voordat de herten het voor gezien houden. Ze staan aan de bosrand nog even te kijken, maar maken dan dat ze weg komen. De twee reegeiten is het niet ontgaan dat de herten zo'n haast hadden. Ze kijken de heide over of er misschien onraad is, maar ze hebben mij niet in de gaten en gaan rustig door met voedsel zoeken. Terwijl ik tevreden verder wandel, gaan m'n gedachten terug naar de ontmoeting met de twee herten. Hierdoor zie ik de vos die de weg wil oversteken te laat. Hij is het pad al over C> en verdwijnt in de dekking. Het pad heeft inmiddels de heide verlaten en loopt nu door een dicht dennenbos.

Zwijnen
De zon klimt steeds verder omhoog en de rijp aan de vegetatie begint te smelten. Verder op het pad steken een paar wilde zwijnen over die nogal haast hebben. Ze kunnen mij niet hebben geroken, want ik loop tegen de wind in. Al gauw blijkt waarom ze zo gehaast waren: een wandelaar komt mij tegemoet. Als ik op de plaats ben aangekomen waar de zwijnen overstaken, is hun lucht nog goed te ruiken. Ook zijn de printen op het pad te zien. Tussen de grote printen zijn ook heel kleine zichtbaar. Die moeter van biggetjes zijn. Het is heel goed mogelijk dat er half februari al jonge zwijntjes zijn. Op een vijfsprong loop ik een pad in dat naar een stukje hei gaat. Daar loop ik een weggetje in naar een ander heideveldje, waar in de ochtend geregeld reeën lopen. De zon is nu al een uur op en de kans op het zien van wild wordt kleiner. Bij de heide aangekomen heb ik geluk. Er lopen drie reegeiten en een bok. Aan hun bewegingen zie ik dat het niet lang meer zal duren voordat ze de dekking in trekken. De bok heeft al genoeg gegeten en houdt de omgeving in de gaten. De geiten knabbelen zo hier en daar nog wat aan de vegetatie, terwijl ze richting de dekking lopen. Ik ga achter een boom zitten om minder op te vallen en maak een paar opnamen van een reegeit die aan de rand van de heide staat. De bok heeft het klikken van de camera gehoord en kijkt in mijn richting.

Sprong
Als ik me verder niet meer beweeg zal de bok niets in de gaten hebben, omdat ik half achter een boom zit. Zo'n groepje reeën wordt een sprong genoemd, en bestaat alleen in de winter. In de andere jaargetijden leven de dieren solitair, behalve in de bronsttijd. Het voordeel van het leven in groepjes is, dat het gevaar veel eerder wordt opgemerkt. In de zomer is dit minder van belang, omdat dan de bomen en de struiken in blad zitten. De grootte van de sprongen loopt nogal uiteen. Zo kun je in de polder gemakkelijk tien dieren bij elkaar tegenkomen, terwijl een sprong in het bos meestal uit niet meer dan vier dieren bestaat. Er leven in Nederiand zo' n 25.000 van deze sierlijke dieren in bos-, heide-, duin- en moerasgebieden. Zelfs in polders kun je ze tegenkomen, als er maar wat dekking voor ze in de buurt is.

Gewei afwerpen
In november of december werpt de reebok zijn gewei af, omdat het bovenste deel van de rozestokken afsterft. De rozestokken zijn knobbels op de schedel waarop het gewei groeit. Ieder jaar worden deze dus iets korter. In de tijd dat de bok geen gewei draagt, is hij toch van de geit te onderscheiden: de witte haarvlek op zijn achterwerk, ook wel spiegel genoemd, is niervormig. Bij de reegeit is deze hartvormig. In de winter is de spiegel beter zichtbaar, zodat de leden van de sprong elkaar beter kunnen volgen. Na het afwerpen van het oude gewei begint meteen de groei van een nieuw, op de nu iets kortere rozestokken. Het groeiende gewei is omgeven door huid waardoor bloedbanen lopen die stoffen aanvoeren voor de opbouw van het nieuwe gewei. Deze huid wordt bast genoemd. Zo spreekt men van een bastgewei en van een bastbok als men het over de bok in deze periode heeft. In maart/april is het gewei volgroeid en sterft de huid af. Daardoor begint de bast te jeuken en zal de bok zijn hoofdtooi van de dode huid ontdoen door het langs boompjes en struiken te vegen. Het gewei wordt nu als dode massa gedragen en is klaar voor de bronst in juli/augustus. Dit afwerpen en opnieuw opzetten van het gewei gebeurt op dezelfde manier bij de mannelijke edelherten in februari/maart.

Muizejacht
Meestal werpen eerst de oudere dieren het gewei af. Het afgeworpen gewei van een reebok vind je niet zo gauw, omdat het gemakkelijk in de vegetatie opgaat. Afgeworpen geweien van herten kom je eerder tegen. Deze zijn namelijk veel groter. Ze worden zo gauw mogelijk door de jachtopzieners opgezocht, want een mooi gewei brengt al gauw een paar honderd gulden op. En anders gaan de zwijnen eraan kluiven. De reeën, edelherten en zwijnen worden in slechte tijden gevoerd, maar de vos en de marterachtigen moeten zelf hun kostje bij elkaar scharrelen. De das, die ook niet wordt gevoerd, gaat half in winterslaap. Hij zal slechts af en toe zijn burcht verlaten. De vos moet echter bij vorst en sneeuw op muizejacht. Omdat er nu veel minder te jagen is, kun je de vos ook overdag tegenkomen. Tijdens strenge winters sterven er dan ook de nodige jonge vossen, omdat het voedselaanbod te klein is.

Flinke sneeuwbui
Voor mensen is het bos natuurlijk het mooist wanneer er een laagje sneeuw ligt. Een wandeling in dit winterbos moetje niet te lang uitstellen, want het aantal dagen dat de sneeuw blijft liggen is, door het Nederlandse zeeklimaat, meestal niet erg groot. Als het 's nachts heeft gesneeuwd, kun je in de ochtend precies zien welke dieren er zijn geweest. Zo is het spoor van een vos soms kilometers lang te volgen. Samen met een sporenboekje kun je een goede indruk krijgen van dieren die in de omgeving leven. De ochtenden na een nacht met een flinke sneeuwbui zijn de mooiste uit de winterperiode. De kans datje vossen tegenkomt is dan groot. Zo zag ik op zo'n ochtend in maart eens vier vossen, waarvan er twee in de sneeuw aan het spelen waren. Ze rolden als jonge honden op hun rug door de sneeuw. Het zijn de momenten die je niet gauw vergeet. Ander wild, zoals de edelherten, is na zo' n sneeuwbui een beefle bang om buiten de dekking te komen. Als de sneeuw een paar dagen ligt hebben ze er niet veel moeite meer mee. De dieren lopen natuurlijk goed in de kijker als er sneeuw ligt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 13 februari 1991

Terdege | 64 Pagina's

Vroege ontmoetingen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 13 februari 1991

Terdege | 64 Pagina's