Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opgravingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opgravingen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

9

In artikel 8 behandelden we als eerste methode om de oude Bijbelse naam van een ruïneheuvel te weten te komen, de inschriften. x\ls volgende methode om te komen tot

PLAATSNAAMKUNDE

willen we noemen:

2. De overlevering of traditie.

Het mag als bekend worden verondersteld, dat er een tijd geweest is, waarin de „gewone" mensen niet konden lezen of schrijven. Belangrijke gebeurtenissen werden aan de vergetelheid onttrokken door mondelinge overdracht. De vader vertelde het aan de zoon, die het later weer aan zijn kinderen vertelde, die op hun beurt toen ze groot geworden waren, het weer-doorgaven aan hun kinderen enz. Zo ging het ook met de namen dersteden. De kinderen hoorden de naam van hun stad

van de ouders en door de geslachten heen en de eeuwen door bleef de naam van zo'n stad dezelfde. Terecht is er dan ook gezegd, dat de overlevering de band is tussen het verleden en het heden.

Dit principe past men nu ook toe op de reeds lang verwoeste en dus onbewoonde tells of ruïneheuvels in Kanaan. Door via de overlevering een spoor te vinden of een echo op te vangen is dan ook de meest voor de hand liggende manier om de plaats van een vergane stad of het toneel van een voorbije gebeurtenis te achterhalen. Daar de ruïneheuvels thans onbewoond zijn, is het duidelijk, dat men de naam van zo'n heuvel moet vragen aan de mensen, die daar dan in de buurt wonen. Maar nu komen de maars

a. Vraagt een Palestijns archeoloog de naam van een te onderzoeken teil aan buurtbewoners, dan zullen ze hem zeker een naam noemen, maar altijd een Arabische en geen Hebreeuwse. Hieruit volgt al dadelijk, dat de archeoloog" een grondige kennis moet hebben van beide talen, enerzijds om in modern-Arabische woorden de stexk verbasterde Bijbelse plaatsnamen terug te vinden, anderzijds om misleiding door oppervlakkige gelijkenis te ontgaan. Mogelijkheden van klinker-en medeklinker-verwisseling van hebreeuws tot arabisch komen herhaaldelijk voor. De wetenschap, die dit bestudeert, is zelfs op de dag van vandaag nog niet helemaal klaar gekomen.

1). Bovendien ondergaan plaatsnamen in de mond van het volk noodzakelijk ook veranderingen.

Dat kan men in onze eigen Vaderlandse geschiedenis nagaan. Om een paar voorbeelden te noemen: Amsterdam heette oorspronkelijk Amstelredamme, Leiden heette Lugdunum, Wijk bij Duurstede — Dorestad. Kampen schreef men als Campen enz.

Een paar Bijbelse voorbeelden zijn: Engedi heet nu Engaddi, Bethlehem werd Bet-Lahm. Deze zijn nog eenvoudig, door een leek te volgen. Moeilijker wordt het al in het moderne Zer' in het Hebreeuwse Jizreël te herkennen of uit Betin Bethel te halen. Dit eist een zekere voorstudie om van moeilijker en moeilijkste gevallen maar te zwijgen.

c. Afgezien van de broosheid der taalkundige beschouwingen moeten we nog ernstig rekening houden met een ander element, n.1. de onbetrouwbaarheid van de inlichtingen der inlanders, aan wie de naam van een plaats moet worden ontlokt, natuurlijk mèt de juiste schrijfwijze. Vooral spreekt die onbetrouwbaarheid duidelijk buiten de grote bevolkingscentra. Gustav Dalman — en hij kan het weten —• zegt, dat de fellah's met genoegen aan hun ondervragers alle namen opdissen, die zij blijk geven te verlangen. Merrill zocht de bergtoppen Nebo en Pisga. Toen hij in de vermoedelijke omgeving was, werd hem op een desbetreffende vraag door een bewoner dier streek geantwoord: „Vroeger noemden wij deze hele bergketen Nebo. Maar tien of vijftien jaar geleden zijn hier een hele partij Europeanen gekomen en hebben ons ondervraagd over Nebo en Pisga en sindsdien zijn wij onder elkaar overeengekomen om het oostelijk deel Nebo en het midden en westen Pisga te noemen." Zoek het nu maar uit. Wat er bij zulk een mentaliteit terecht komt van de „oude" overleveringen, behoeft o.a. geen betoog meer.

d. Tenslotte komt het heel vaak voor, dat men door overlevering erin geslaagd is, de moderne plaatsnaam precies te weten is gekomen en deze naam terug kan brengen tot een Bijbelse naam b.v. Beth Semes. Wie dan in zijn argeloosheid mocht denken, ook werkelijk het oude Beth Semes te hebben gevonden, heeft het mis, want gaat men graven, dan vindt men helemaal geen fundamenten of overblijfselen uit vroegere eeuwen. Het blijkt, dat we te doen hebben met een betrekkelijk nieuwe stad. Wel kan men er dan vrij zeker van zijn, het Bijbelse Beth Semes in de buurt te vinden en na nauwkeurige afgravingen en onderzoekingen vindt men die stad dan ook in één van de naburige heuvels. We hebben hier weer met een nieuw, nog niet genoemd ver-

schijnsel te doen, n.1. de oude stadsnaam is verplaatst naar een later gebouwde, naburige stad, terwijl de heuvel der oude stad soms in de loop der tijden een geheel nieuwe naam kreeg.

Dit verschijnsel wordt hierdoor verklaard, dat vooral iri de laatste perioden van het oude Palestina, het tijdperk der Romeinen, de bewoners van oude steden hun hooggegroeide tells verlieten en in een nabije vlakte of dal een nieuwe nederzetting" vestigden, waaraan zij, geheel natuurlijk, de naam gaven van hun oude stad. Een dergelijke verhuizing kon om verschillende redenen geschieden, maar hangt vaak samen met de veiliger toestanden, die in de genoemde periode in het land begonnen te heersen. Deze maakten de defensieve stellingen op de heuveltoppen achter dikke muren in overvolle steden overbodig en nodigden uit tot het betrekken van lager of gunstiger gelegen en ruimere plaatsen, dicht bij de akkers, die door de bewoners werden bewerkt en vooral dichter bij de onmisbare bron. De steeds hoger rijzende teil had in de loop der jaren op vele plaatsen het aansjouwen van water en van alle andere proviand moeilijker gemaakt en met veel genoegen zullen talloze zwoegers en zwoegsters zich op het terrein der nieuwe nederzetting hebben gevestigd, Waar het vei-moeiende klimmen met zware lasten niet meer nodig was en bovendien de soliede, nog niet doorwoelde grond het bouwen der huizen, nu meestal van steen, heel wat gemakkelijker maakte. Eeuwen lateikomen de archeologen en vinden slechts „jonge" ruïnes, waar een naam van eerbiedwaardige ouderdom hun de illusie had gegeven van de ontdekking «ener Bijbelse stad.

Behalve het reeds vermelde Beth Semes noemen we als voorbeeld van dit verschijnsel nog Harosjeth deiheidenen, Gerar, Jericho enz. De laatste stad heeft zich zelfs tweemaal verplaatst en wat thans zo heet, heeft met het Bijbelse Jericho niets te maken. We hopen D.V. hier later uitvoeriger op terug te komen.

3. Bijbelse gegevens.

Soms kunnen we in het raam Plaatsnaamkunde ook gebruik maken van Bijbelse gegevens. Als voorbeeld willen we hiervan bespreken Gibea, de stad van Saul.

Volgens Richteren 19 en 20 lag deze stad ten noorden van Jeruzalem en niet ver daar vandaan, want de Leviet uit dit verhaal komt bij het naderen van de avond in Jeruzalem aan en vóór de nacht komt hij nog in Gibea. Volgens Richteren 20 : 31 lag Gibea op een punt, waar de noordelijke weg naar Bethel een zijwegheeft naar Beth Horon. Men ging toen zoeken naar een heuvel, 6 a 7 km ten noorden van Jeruzalem. Men vond daar Teil el Foei en men vermoedde sterk, dat dat Gibea Sauls was. De befaamde Amerikaanse geleerde W. F. Albright ging deze heuvel afgraven en onderzoeken en kwam tot de conclusie, dat dit omstreeks 1200 j. v. Chr. een nederzetting was geweest. Uit de Kanaanietische periode (bronstijdperk) werden geen voorwerpen gevonden. Toen bestond hij dus nog" niet. Dit klopt met het boek Jozua, waar Gibea niet in genoemd wordt. Ook bleek uit de opgravingen, dat de stad nog geen eeuw had bestaan, toen hij reeds weer verwoest werd. Denk hier weer aan de oorlogen der Benjaminieten (Richt. 19 en 20). Daarna weer opgebouwd als versterkte woonstede, werd het de residentie van koning Saul. Weer een verwoesting volgens Albright en dit moet dan overeenkomen met de nederlaag op Gilboa, waar Saul zijn treurig einde vond. Opnieuwd werd Gibea opgebouwd, want koning Asa bouwde hier een toren (1 Kon. 15 : 29) maar nogmaals volgde een verwoesting.

Gibea is een prachtig voorbeeld, waarbij Bijbelse gegevens samenstemmen met de uitkomsten der opgravingen. In de naam van deze stad kan men zich dan Ook haast niet vergist hebben.

„De tegenwoordige archeoloog leest in de verwoeste puinhopen als in een boek hoe voortreffelijk de Bijbelse en archeologische gegevens elkaar aanvullen en elkaar wederzijds bevestigen." (Böhl).

Uit dit en uit de voorgaande artikelen blijkt zonne-

klaar, dat opgraven een zeer moeilijk werk is, waarbij vergissingen niet kunnen uitblijven. Een aardige vergissing willen we onze lezers niet onthouden:

„De Joodse archeoloog Theodor F. Meysels te Jeruzalem vertelt in „Erets" hoe hij in 1939 de opgravingen van een heuvel bij Tell-Aviv bezocht, waar men de resten van een Hyksos-beschaving uit plm. 1600 v. Chr. had ontdekt. Hij was zo geboeid door de vondsten en resultaten, dat hij zijn hoed in een groeve vergat. Kortelings, zo schrijft hij verder, werd ik weer aan mijn hoed herinnerd. In het eerste bericht over de na de oorlog hervatte opgravingen stond namelijk: „Een der interessanste vondsten was een kegelvormig voorwerp van bruinkleurig vilt. Waarschijnlijk een fragment van een vilten Hyksos-helm, zoals die bekend zijn uit de Egyptische fresco's." (Christelijk schoolblad 44e jaargang no. 9)

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1953

Daniel | 8 Pagina's

Opgravingen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1953

Daniel | 8 Pagina's