Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BEKENDE VRAGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BEKENDE VRAGEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De mannen konden het niet eens worden over onderstaande vragen. Ik hoop, dat zij het antwoord in het volgende eensgezind mogen beamen, maar misschien is dat te veel verlangd. Subsidiair, zou de rechter zeggen, hoop ik dan, dat ieder er gegevens in vindt om een eigen oordeel te vormen.

De woordvoeder van de mannenvereniging stelde de volgende vraag eerst aan de orde: Wat wordt in Johannes 3 : 16 bedoeld met het woord „wereld". Zijn dat alle mensen of de uitverkorenen? Wanneer hier alle mensen bedoeld zijn, hoe moeten we dan de kanttekening bij deze tekst lezen? "

Dat is de vraag? Ik mag de tekst uit Johannes 3:16 wel als bekend veronderstellen. De kantekening luidt bij het woordje wereld: d.i. niet alleen de Joden, maar ook de heidenen in de ganse wereld verstrooid." Als ik de Kanttekenaar goed versta, wil hij er de nadruk op leggen, dat God Zijn Zoon niet alleen voor de Joden gezonden heeft, maar ook voor de heidenen, dus ook voor ons. Het gaat hier dan om wat Calvijn noemt: e eerste trap der verkiezing. Christus mag en moet gepredikt worden aan alle mensen, niet alleen aan de Joden. Worden nu alle mensen, die de prediking horen, zalig? Helaas niet, maar dat komt voor hun rekening. Niet ieder die hoort, wordt zalig, maar ieder, die gelooft. Calvijn schrijft hier als volgt over: Dat is een heerlijke lof des geloofs, dat wij horen, dat het ons van de eeuwige verdoemenis bevrijdt. Want Hij heeft klaarlijk willen uitdrukken, hoewel wij tot de dood geboren schijnen te zijn, dat ons nochtans een vaste verlossing in het geloof in Christus voorgesteld wordt, waarom wij de dood, die ons anderszins belaagt, geenszins te vrezen hebben. Hij heeft hier ook een algemeen woordje: en iegelijk bijgevoegd, een eensdeels om alle mensen zonder onderscheid tot de gemeenschap des levens te nodigen, anderdeels om ook de ongelovigen alle onschuld te benemen". Het moge elke lezer duidelijk zijn, dat hij deze twee zaken goed vast moet houden namelijk dat ieder genodigd wordt en dat ieder, die verloren gaat, door eigen schuld verloren gaat. Die schuld wordt gemaakt door onwil zich te laten bekeren, ongeloof, verzet tegen Christus en verwerping van Hem.

Wij moeten ook niet vergeten deze twee zaken op onszelf toe te passen. Wij zijn persoonlijk tot de gemeenschap des levens uitgenodigd en als we niet in Christus geloven, gaan we door eigen schuld verloren. Calvijn spreekt in dit verband niet over verkiezing, alleen over eigen verantwoordelijkheid. We gaan verder: „Tot hetzelve dient ook het woordje wereld, dat hij tevoren gebruikt heeft. Want hoewel in de wereld niet gevonden kan worden, dat de goedgunstigheid Gods waardig is, zo betoont Hij zichzelf nochtans als genadig aan de gehele wereld, als Hij hen al te samen zonder onderscheid roept tot geloof in Christus, hetwelk niet anders is dan een ingang in het leven. Maar laat ons indachtig zijn, dat in het algemeen allen die geloven op deze wijze het leven in Christus beloofd wordt, dat nochtans het geloof niet aan alle mensen eigen is! Het is wel waar dat Christus allen aangeboden en voorgesteld is, maar nochtans opent God alleen aan de uitverkorenen

de ogen, om Hem door het geloof te zoeken".

Dus met het woord „wereld" is in vers 16 het geheel van Joden en heidenen bedoeld, maar zalig worden is niet gegeven met de aanbieding, doch rust op het geloof. Ten overvloede schrijft Calvijn bij Johannes 3:17: Het woordeke wereld wordt wederom gebruikt, opdat zeker niemand menen zou, dat hij buitengesloten wordt, zover hij tenminste de weg van het geloof houdt."

Calvijn merkt ook op: „En zo dikwijls als ons onze zonden bekommeren: zo dikwijls als de satan ons tot vertwijfeling zoekt te brengen, zo moeten wij dit schild daartegenover stellen, dat God ons door de eeuwige verdoemenis niet wil laten verderven , aangezien Hij Zijn Zoon tot zaligheid der wereld verordineerd heeft."

Er komt dus niet het woord uitverkiezing bij te pas. Ik lees dat woord ook niet in de Kanttekening. Doch hiermee zijn we niet klaar. De mannen verwijzen ons naar Johannes 11 : 51, 52. In die verzen wordt namelijk ook van twee groepen gesproken. Maar bij deze twee denkt men op het eerste gezicht aan de uitverkorenen uit de Joden en uit Israël. Het komt mij voor echter, dat de Kanttekenaars hiervoor al gedacht hebben aan het feit, dat de genade van Christus aan heel de wereld en niet alleen aan de Joden ten goede komt. Het gaat hen er immers niet om teksten aan te halen, die over de uitverkiezing spreken, want zij spreken er in hun kanttekening, hierboven vermeld, ook niet van. Dat volgt ook uit hun aantekening bij Johannes 11 : 51, waar geen sprake is van uitverkorenen uit de Joden, maar van het volk der Joden. Weliswaar wordt bij vers 52 gesproken van „de uitverkorenen uit alle volken door de ganse wereld", doch dit is een droevig gevolg van het feit dat in Joh. 11 : 52 niet over de prediking en aanbieding van Christus aan-de ganse wereld gesproken wordt, maar over de toepassing van het heil aan de uitverkorenen.

Voort voeren de Kanttekenaars ook 1 Johannes 2 : 2 aan. In het rede-verband past alleen, dat zij hier denken aan het feit, dat Christus voor de hele wereld in het algemeen is, en niet voor de Joden alleen. Maar als zij dat laatste vers toelichten, merken zij op, dat de verzoening alleen gelovigen ten goede komt. Maar daar spreken zij niet over bij Johannes 3 : 16. Daar gaat het niet over de toepassing, doch over de schenking van Christus aan de gehele wereld, welke alleen ten goede komt aan hen, die geloven. Het zou een heel ernstige zaak zijn als Christus alleen aan de uitverkorenen gepredikt mocht worden, want dan zou ieder eerst moeten weten of hij uitverkoren was, voordat hij het waagde zich op Gods beloften te beroepen. Maar in elk geval, bij Johannes 3:16 spreken de Kanttekenaars niet van verkiezing en daarom kunnen de aangevoerde teksten alleen maar een bewijs zijn voor de algemeenheid van de aanbieding.

Ik meen dat de Erskines eens heftig geprotesteerd hebben tegen de eis, die sommigen hen stelden om Johannes 3 : 16 van de uitverkorenen te verstaan. Men wilde deze vrome, trouwe mannen remonstrant noemen, omdat zij over de liefde Gods tot het ganse menselijk geslacht wilden spreken, maar zij wilden liever remonstrant ten onrechte genoemd worden, dan ontrouw zijn aan Gods Woord, zoals de Geest het hen had leren verstaan. Misschien dat voor sommigen de jongere Brakel enig gezag heeft. Zij kunnen in hoofdstuk 22 van zijn Redelijke Godsdienst Johannes 3:16 als volgt verklaard vinden: Hier staat niet, dat Christus voor de wereld gestorven is, ook niet, dat God alle mensen in de wereld liefgehad heeft, maar dat Hij de wereld liefhad. Liefde tot de wereld is liefde tot de mensen, gelijk Titus 3:4: Maar wanneer de goedertierenheid van God onze Zaligmaker en Zijn liefde tot de mensen verschenen is". Hij heeft Zijn liefde niet betoond aan de engelen die gezondigd hebben, maar aan het menselijk geslacht, zodat de liefde tot de wereld niet is liefde tot allen en ieder mens in de wereld, maar in het algemeen tot de mensen ... Zodat de wereld betekent het menselijk geslacht in 't algemeen, en niet ieder mens in het bijzonder".

U ziet, Brakel brengt de tekst ook niet in verband met de uitverkiezing. Waarom ook zouden we de kracht en de heerlijkheid er van zoeken te beperken. Laten we liever zoeken tot het geloof te komen, dat onmisbaar is voor de zaligheid. Op een andere plaats in Hfdst. 6 maakt Brakel melding van Johannes 3 : 16; 6 : 51; 2 Corinthe 5 : 19; 1 Johannes 2 : 2 en zegt dan: Deze plaatsen spreken niet van het eeuwig besluit Gods... maar van het zenden van Christus ten nutte van de mens. Het woord wereld betekent hier mensen, het menselijk geslacht, tot welk Gods mensenliefde uitgaat. Het menselijk geslacht is het voorwerp van de liefde en de weldadigheid Gods. Dat zegt niet, dat God ieder mens in de wereld liefheeft, dat Christus ieder mens het eeuwige leven geeft, ieder mens de zonde niet toerekent, gelijk te zien is uit de gewone taal des Bijbels".

Nu komt de tweede vraag. Zij luidt: „Is het bloed van Christus niet genoeg om heel de mensheid zalig te maken? "

Hier kan een kind de was doen, want ieder lid van een mannenvereniging wordt geacht De Dordtse Leerregels te kennen. Daar lezen we in Hoofdstuk II: „God is niet alleen ten hoogste barmhartig, maar ook ten hoogste rechtvaardig. En zijn gerechtigheid (gelijk Hij zich in Zijn Woord geopenbaard heeft) vereist dat onze zonden, tegen zijn oneindige majesteit begaan, niet alleen met tijdelijke, maar ook met eeuwige straffen, beide naar ziel en lichaam, gestraft worden; welke straffen wij niet kunnen ontgaan, tenzij aan de gerechtigheid Gods genoeg geschiede".

Maar alzo wij van onszelf niet kunnen genoeg doen en ons van de toorn God bevrijden, zo heeft God uit oneindige barmhartigheid Zijn eniggeboren Zoon ons tot 'n Borg gegeven. Die, opdat Hij voor ons zou genoegdoen, voor ons of in onze plaats, zonde en vervloeking aan het kruis geworden is.

Deze dood des Zoons Gods is de enige en volmaakte offerande en genoegdoening voor de zonden; van oneindige kracht en waarheid, overvloediglijk genoegzaam tot verzoening van de zondaren der ganse wereld".

Hier hebt u het in heel duidelijke taal. De dood van Christus is meer dan genoegzaam om de hele mensheid zalig te maken. Dat zou moeilijk anders kunnen. In de psalmen lezen we: „Brandofferen noch offer voor de schuld. Voldeden aan Uw eis noch eer." Dus de dieren kunnen niet aan de gerechtigheid Gods voldoen. Wij kunnen ook verder niets bijbrengen, waardoor onze schuld zou worden weggedaan. „Wie zal die prijs der ziele dat rantsoen, Aan God in tijd of eeuwigheid voldoen? "

Maar nu neemt God Zelf een offer en geeft dat aan de de mensheid. Geweldig is dit offer. Het is de Zoon Gods Zelf. Hier zijn eenvoudig geen woorden voor. Hij is God uit God en Licht uit Licht en tegelijk mens uit mens. Zo kan Hij in het vlees lijden en als God de zwaarste straf dragen zelfs de toorn Gods tegen de zonden van het ganse menselijk geslacht. Als Hij het grote offer brengt is het een geweldig offer. Deze waarheid moeten we echter niet gebruiken om lang te vragen hoe dat kan en of het wel aan alle mensen gepredikt mag worden en zo. Neen, men moet als volgt redeneren. Er schijnt, zo moet men tot zichzelf spreken, geen ander middel te zijn tot mijn zaligheid dan de dood van de Zoon van God. Hoezeer is het dan noodzakelijk, dat ik deel krijg aan Hem. Dit is nu het geheim van het Evangelie: de zaligheid ligt alleen in Christus. Daar is een weg tot de Heere Jezus. Maar die weg is de Christus Zelf niet. Die weg is een weg van missen en zoeken, maar dat missen en zoeken geeft geen recht op het eeuwige leven. Sommige mensen zeggen: als er maar een gemis is. Ik stem toe, dat een gemis een grote zaak is. Maar de Schrift zegt niet, dat het de grond voor onze zaligheid is. Daar is slechts één grond. Die ene grond is Christus en Zijn volbrachte werk. Maar het is niet genoeg dat er een vaste grond is. Zolang een vliegtuig in de lucht is en de motoren weigeren, helpt het mooiste vliegveld niet. Het is pas veilig als het op het vliegveld geland is. Wat is er dus nodig? Dat is verschillend, want de mensen zijn verschillend. Daar zijn rechtvaardigen, zondaren en verlosten. De rechtvaardigen (in eigen oog) moeten goddelozen worden, de zondaren moeten uit de staat van de natuur en der overtuiging overgezet worden in de staat der genade, de verlosten moeten in Christus bevestigd worden. Voor de bekommerde en verlegen zondaren nu, die zichzelf als wereldlingen, goddelozen en radelozen leren kennen, moet het vaststaan dat Christus aan de wereld gegeven is en voornamelijk aan de goddelozen. Daarvan kan men bij Kohlbrugge lezen in een preek over Jo-

hannes 3:16: God heeft de wereld liefgehad, zegt de Heere". Waarom zegt onze Heere niet: lzo lief heeft God Zijn volk gehad? Daarom niet, omdat dit voor Nicodemus geen troost zou zijn geweest, als hij later tot de erkenning van zijn verlorenheid zou gekomen zijn. Want wie een arm zondaar geworden is, kan zich niets meer aanmatigen, is met de wereld op één hoop geworpen. Hij is de voornaamste der zondaren, geen groter is er in de hele wereld. Tot nu toe meende Nicodemus echter, dat hij en zijn gelijkgezinden het uitverkoren volk waren; dat God alleen hem en de Farizeeën lief kon hebben, omdat zij zo godsdienstig en uit Abraham voortgekomen waren. Zulk een volk nu maakt de Heere tot „geen volk" en „wat geen volk" en „wat niet bemind" was, maakt Hij tot Zijn volk en beminde.

Onder „de wereld" verstond de Heere alle volken tesamen genomen, zowel heidenen als Joden, zoals God ook tot Abraham zegt: „In uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde". Die wereld is een verschrikkelijke wereld, maar God heeft die wereld liefgehad. En nu komt het hierop aan, dat wij ons met de wereld op één hoop laten werpen, zodat men in waarheid belijdt, dat het vrije onverdiende genade is.

Voorts is het de gereformeerde leer, dat de dood van de Zoon van God genoegzaam is tot betaling der zonde van alle mensen, maar dat deze dood alleen aan de uitverkorenen en ware gelovigen ten goede komt. Volgens Kohlbrugge heeft Luther gezegd: „de uitverkorenen worden zalig, de rest hale de duivel". De Godgeleerden uit Hessen zeiden: „de kracht en waardigheid van de dood van Christus is zo groot , dat hij genoegzaam is om alle mensen, al waren er meer dan duizend werelden, met God te verzoenen, maar Christus heeft die verzoening verkregen en verworven alleen voor Zijn schapen".

Voor ons persoonlijk komt het nu hier op aan, dat wij onbekeerden worden in eigen oog, goddelozen, moedelozen. mensen voor wie het niet meer kan, verlorenen. Er staat immers geschreven: Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken, dat verloren was" (Lukas 19 : 10). De mannen echter, het zijn Zeelandertjes, en u weet, die groeien en bloeien overvloedig, zijn nog niet tevreden. Zij willen nu ook nog weten. waarom God niet alle mensen zalig maakt. Wie weet daar een antwoord op?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 juni 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

BEKENDE VRAGEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 juni 1967

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's