Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gericht in de prediking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gericht in de prediking

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hier en daar wordt de opmerking gehoord, soms versterkt tot een klacht, dat het gericht in de prediking van vandaag niet tot zijn recht komt. Daardoor ontbreekt de waarschuwing teveel en boet de prediking in aan ernst. Gods recht krijgt niet het accent dat het behoort te hebben en de schuld van de mens evenmin. Hel en hemel in hun felle tegenstelling schijnen te verbleken en het getal gerusten in Sion wordt groot.

Het is niet de eerste keer dat deze opmerkingen gehoord worden. Dr. K. Dijk, die in 1952 een geschrift uitgaf met de titel: „Het gericht Gods in de prediking des Woords”, uit ook een klacht in deze trant en wijst op anderen, die het voor hem in deze eeuw ook reeds deden. Zijn er mogelijk oorzaken aan te wijzen voor dit gesignaleerd gemis? Ik meen van wel.

Allereerst denk ik aan het feit dat men telkens te gemakkelijk de werkelijkheid van de gemeente uit het oog verloren heeft. Het is niet al Israël wat Israël heet. Ook in haar dreigt het gevaar van het verloren gaan en het vervallen aan het eeuwig gericht. Daarom mag de prediking van het gericht in haar niet zwijgen. Wie de genade mist of zich met de schijn staande houdt, zal aan het gericht vervallen. En dat moet gezegd worden ernstig en duidelijk.

Vervolgens valt te wijzen op invloeden van bepaalde theologische voorstellingen. Men spreekt hierbij van de triomf der genade, die zó groot is dat het werk van Christus gezien wordt als voor allen volbracht. Alleen zij weten het nog niet. Verloren gaan en onder Gods gericht omkomen acht men een „onmogelijke mogelijkheid”. De genade triomfeert over alles en allen, zij het niet hier dan straks na dit leven.

Hier blijft voor het oordeel en het gericht dat over de mens zal gaan eigenlijk geen plaats meer over.

Laten we ook niet vergeten dat het achterwege laten van gericht en oordeel in de prediking ook een zekere reactie kan zijn. Er zijn tijden geweest dat in bepaalde richtingen en kringen de prediking van het gericht hoofdzaak was. De donders van het oordeel rommelden en de flikkeringen van het vuur van het dreigend gericht werden gezien. Dat kan in bepaalde tijden en onder bepaalde situaties nodig zijn. Toch kan noch mag de prediking daarin opgaan. Zij heeft meer te zeggen dan dit alleen. Wanneer men nu in een ander uiterste vervalt, omdat men de onjuistheid van het andere gezien heeft, is men evenmin op het juiste pad. Wanneer er nimmer een woord gehoord wordt over oordeel en gericht, die zeker komen, is men schromelijk eenzijdig en mag de prediker zichzelf wel eens bedreigd zien door het gericht dan Ezechiel aankondigt over de ontrouwe herders. God kan het bloed, van door hun nalatigheid verloren gegane schapen, eisen van hunne hand.

Een factor die vandaag meewerken kan tot het achterstellen van het spreken over het gericht is de verlegging van het accent in de prediking. Er wordt meer van de mens uit en van zijn situatie uit gesproken dan van God uit. Wat de mens nodig heeft in zijn situatie moet de hoofdzaak van de prediking zijn. De problematiek van de mens schijnt de hoofdzaak te zijn. Dat God — met eerbied gezegd — ook zijn problematiek over ons gevallen mensen heeft schijnt men geheel te vergeten. God schijnt er te zijn om de mens en niet omgekeerd. Welk recht God op de mens heeft en dat Hij zijn oordeel over de mens doet gaan in verleden, heden en toekomst, daar denkt men niet aan.

In dwaze verlatenheid oordeelt de mens over God en wil van geen oordeel Gods over hem horen.

En wat al deze factoren gemakkelijk ingang geeft is de zichzelf bedriegende afkerigheid van de mens, hij hoort liefst zachte dingen.

Dan is de zonde geen zonde meer, de schuld geen schuld meer, het recht geen recht meer. en … de genade geen genade en het evangelie geen evangelie van God meer.

WAT ZEGGEN SCHRIFT EN BELIJDENIS?

Het gaat niet om in dit kort bestek verschillende uitspraken uit de Schrift te bespreken. Het is nodig in te zien welke lijnen in verband met ons onderwerp in de openbaring Gods te zien zijn en in de prediking in het oog te houden. Deze lijnen behoeven niet telkens in de prediking beredeneerd te worden maar zij vormen het stramien, waarop het geheel van de prediking gebouwd is.

De lijn van heel het Oude- en het Nieuwe Testament is dat God de schuldige op geen enkele wijze onschuldig houden kan. Dit kan alleen in Christus, die ons genadig gegeven is (en wordt in de verkondiging van het evangelie) en in wie wij door het onderwijs, dat de Heilige Geest geeft, leren geloven en al ons heil vinden.

Buiten deze heilsweg Gods in Christus is God een verterend vuur en eeuwige gloed bij Wie niemand wonen kan. Dit moet in de prediking heel duidelijk uitkomen zonder dat dit nadrukkelijk telkens met dezelfde woorden wordt gezegd. Wie deze weg afwijst of niet persoonlijk gelovig leert bewandelen valt onder het gericht Gods.

Dit moet mede door de prediking tot een levende bewustheid in de gemeente worden. Niet maar tot een dogmatische stelling, die men onbewogen en soms hard belijdt en bespreekt, maar tot een levensbesef dat door de prediking telkens verlevendigd wordt en dat ons klein houdt voor Gods aangezicht. Dit is de schuldbewustheid die ons telkens treft in de psalmen. Zie b.v. ps. 130 e.a.

Verder gaat het in de H. Schrift om het juiste verband tussen de eis, het recht en de genade Gods.

Juist in het licht van het recht, het oordeel en het gericht, krijgt het evangelie zijn volle betekenis. Het verkondigt niet de terzijdestelling van het recht en het oordeel Gods, neen, het verkondigt dat God zelf op een ondoorgrondelijke wijze zijn recht en oordeel over de gevallen mens heeft gehandhaafd. Er is aan voldaan en dat heeft verzoening teweeg gebracht door het wonder van de komst van de Zoon Gods zelf in het vlees.

Het evangelie is een evangelie in de sfeer van recht en oordeel. Daarom is het zo vast en betrouwbaar. Wie deze achtergrond van het evangelie niet ziet kan het wonder van het evangelie niet verkondigen.

Het evangelie is maar niet alleen voor ons van betekenis. Het is tegelijk het hoogtepunt — of wil men: het dieptepunt — van de openbaring Gods. Het is ook een vreugde voor God en het mysterie voor de engelen, die begerig zijn daarin te zien.

Vroeger zei men: de deugden Gods worden door het evangelie niet gekrenkt maar juist opgeluisterd. Een nogal zwaarzinnige uitdrukking maar wel echt theologisch, d.i. van God uit — gedacht.

Art. 20 Ned. Gel. Bel. zegt terecht in het opschrift dat God in het evangelie zijn rechtvaardigheid en barmhartigheid bewezen heeft. Zie het artikel zelf!

Er kan niet over het evangelie gesproken worden wanneer de gerechtigheid en het gericht daar niet in doorklinkt.

Trouwens ook in en achter de sacramenten, doop en avondmaal, ligt op dezelfde wijze de realiteit van recht en gerechtigheid. En dat geef ze juist zulk een diepe zin. Eindelijk is er in de Schrift nog een derde lijn die eist dat er van het oordeel en het gericht niet gezwegen worde in de prediking.

Dat is het gericht dat vanuit het evangelie een nieuw accent krijgt. Dit gericht is aan Christus als de verhoogde Heiland toebe-trouwd. De Christusverschijning in Openbaring 1 verenigt deze beide gedachten in zich: Hij is de Heiland en Hogepriester maar niet minder de Rechter. Er is meer dan eens in het N.T. sprake van de „toorn des Lams”. Deze gedachte sluit in het gericht dat Christus oefent over allen, die het evangelie of verachten of niet leren verstaan of — en dat niet minder — er op een eigenzinnige wijze uit geleefd hebben. Daarom dient ook juist vanuit het evangelie gewezen op de Rechterstoel van Christus. Dan komt in het licht dat er geen verdoemenis is voor degenen die in Christus Jezus zijn maar wel voor allen die buiten Hem zijn. De toorn des Lams.

Het is van dit gezichtspunt uit begrijpelijk dat Paulus spreekt in 2 Kor. 5:1: „Wij dan weten de schrik des Heren, bewegen de mensen tot het geloof.”

Deze „schrik” des Heren is niet het schrikken van ons, maar zij wijst op het verschrikkende dat van de verhoogde Heiland uitgaat, wanneer wij voor Zijn rechterstoel verschijnen. Deze schrik des Heren, dient niet verzwegen of vergeten te worden in de prediking. Er kan en moet dus in gevarieerdheid van het recht, het oordeel en het gericht Gods gesproken worden. Er mag niet van gezwegen worden.

MOTIEVEN VOOR DE PREDIKING VAN HET GERICHT

Ook hier wil ik slechts op enkele lijnen wijzen.

Allereerst eist de bediening van Ëet Woord dat er van het gericht gesproken wordt. Het Woord alleen maar ook het Woord geheel dient verkondigd te worden. Er mag niet eenzijdig, naar eigen keuze met het Woord worden omgegaan. Evenmin mag de smaak van een bepaalde groepering of bepaalde wensen van de gemeente deze keuze bepalen. Het Woord spreekt veelzijdig en tot deze veelzijdigheid behoort ook het spreken over het gericht dat ons allen individueel eens raakt. En dat gericht is niet alleen toekomstig. Het is ook nu in de wereld en onder de mensen aanwezig. Rom. 1 : 18, 19. Het gaat ook door onze ziel als wij beseffen wat het is zondaar voor God te zijn. Het zal er zijn in ons sterven alsook in het einde aller dingen wanneer het verborgene in het licht gesteld zal worden.

Een ander motief voor de prediking van het gericht is bediening van de sleutel van het koninkrijk der hemelen.

In deze sleutelmacht is een element dat de persoon raakt, die deze oefent en een element van het gezag, waarmede het geschiedt, maar vooral ook een element dat de gemeente raakt en haar eigenlijk onder het gericht brengt en de schifting Gods over haar doet gaan.

Ik kan hier niet de bizonder schone en duidelijke manier waarop de catachismus in Znd. 31 vr. 84 over de bediening van het Woord als sleutelmacht spreekt behandelen. Laten zij, die toezicht op de prediking hebben te oefenen, zich de inhoud van dit deel van onze belijdenis eigen maken! De bediening van het Woord brengt schifting en doet de schaduwen van het gericht vooruit vallen. Er zijn tweeërlei kinderen. er zijn schapen en bokken; er zijn twee soorten ranken; er zijn er die zich niet van harte bekeren en die dat wel doen. De reden voor deze schifting, die God zelf eens publiek in het licht zal stellen, is aanwezig in de onvolkomenheid van de kerk op aarde. Zij dient bewust gemaakt te worden aan de gewetens der mensen. De catechismus zegt dat dit „verkondigd en openlijk betuigd wordt”. Dat wil dus zeggen niet maar zo terloops even aangestipt wordt. Als derde motief voor de prediking van het gericht geldt de heiliging van het leven. Het gericht Gods gaat niet alleen over het zondaar zijn van ons en evenmin alleen over ons al of niet waarachtig in Christus geborgen zijn. Het oordeel gaat ook over de werken. Christus heeft in zijn prediking er meer dan eens over gesproken en de apostelen, met name wel Paulus, hebben dat meermalen met nadruk gesteld.

De prediking van dit element in het gericht dient een prikkel te zijn ijverig te zijn in goede werken. Dit is geen nieuwe grond voor het oordeel Gods. Verre van daar. Zij vloeit voort uit het evangelie der genade zoals dat in Christus is en vergeving (rechtvaardiging) maar ook verandering, vernieuwing en bekering (heiliging) is vanuit een levend en functionerend geloof. Ook van deze zijde van Gods oordeel dient de gemeente niet onkundig te blijven. Het kan haar dringen om vruchten te dragen, niet naar het vlees te wandelen, niet der wereld gelijkvormig te zijn, geen lust in onreinheid te hebben en de vervulling met de Heilige Geest te zoeken.

HOE DIENT DE PREDIKING VAN HET GERICHT TE GESCHIEDEN?

Allereerst in ernst. Het gaat om een ontzaglijke waarheid, dat wij als mensen allen het gericht tegemoet gaan. Dit is een harde boodschap, die geen aanlokkelijkheid heeft. Integendeel, zij schrikt af en heeft het hart van de mens niet. Wie daarom zou willen zwijgen over de ernst van het gericht, doet tekort aan de waarheid Gods. Christus, die de zachtmoedige bij uitstek is, heeft de steden, die het evangelie tegengestaan hadden met klemmende ernst gewaarschuwd voor het gericht en eveneens met diepe ernst het licht van het komende oordeel laten vallen over de godsdienstige zonden van de Farizeeën.

Hij heeft van zichzelf gezegd dat hij tot een oordeel (een crisis) in deze wereld gekomen is. En de schiftende functie, die het optreden van Christus heeft, ook in de prediking, vindt haar bevestiging in het gericht dat komt.

Een tweede punt is dat het wijzen op het oordeel in de prediking, niet uit „bangmakerij” moet gebeuren. De angst brengt niet verder. Spreken over het oordeel dient te geschieden vanuit de oproep tot bekering. Bekering is noodzakelijk, zij is geoorloofd, zij is mogelijk en is vol rijke zegen. Het komende gericht dient een prikkel temeer te zijn om tot God de toevlucht te nemen. Het oordeel valt te zwaarder over wie zich niet bekeert. Het is onverantwoordelijk en ongeoorloofd om onbekeerd voort te leven.

Verder dient in soberheid over het oordeel gepreekt te worden. In de Roomse boetprediking, zoals die voorheen en mogelijk nog wel door rondreizende preek-paters beoefend werd was de realistische schildering van het komende gericht en het eeuwig oordeel een hoofdelement. Zij kan wel een onrustig geweten brengen. En dit kan iets van een zekere voldoening geven aan een mens, die zondige wegen gaat. Het voorbeeld daarvan is Herodes, die de boetpre-diker Johannes de Doper graag hoorde maar hem toch maar gevangen zette en liet onthoofden. Geschilderde hellevlammen zonder meer doen het hart niet breken en werken geen bekering. Hoogstens verwekken zij gewetens-religie.

Een element dat in de prediking van het gericht niet mag ontbreken is dat van de vertroosting. Men lette op de wijze, waarop antw. 52 van de catechismus en art. 37 van de Ned. Gel. Bel daarover spreken. Er is voor wie de Ilere vrezen een rijke vertroosting in het gericht. Het brengt hun volkomen rechtvaardiging, die voert naar de triumf met Christus. Dan blijkt de genade meer te zijn dan het rechtvaardig verdiende oordeel. En het wekt verwonderende aanbidding van het wondere heil Gods.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1971

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Het gericht in de prediking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1971

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's