Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOPENDE EN UITZIENDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOPENDE EN UITZIENDE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hopende: Thans zouden we wat willen gaan zeggen van het 4e vers van Hooglied 1. Ik denk dat we deze keer aan het eerste gedeelte wel genoeg zullen hebben. Trek mij, wij zuUen U nalopen, zo horen we de bruid hier zeggen.

Uitziende: ls ik mijn mening hier even zeggen mag, dan geloof ik dat we deze trekking waarom de bruid hier bidt, te onderscheiden hebben van die trekking die plaats vindt in de levendmaking van de geestelijk dode zondaar. In die levendmaking wordt de zondaar getrokken uit deze tegenwoordige boze wereld, volgens Gal. 1 : 4. Van deze trekking wordt ook gesproken in Hozea II : 4, als de Heere daar zegt: k trok ze met mensenzelen, met koorden der liefde. En in Jer. 31 : 3 lezen wij: e Heere is mij verschenen van verre tijden. Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid. Dat is echter een andere trekking dan die de bruid hier in de tekst bedoelt. Ik geloof wel dat het goed is dat we dat op de voorgrond even zeggen.

Hopende: Het is zeker goed, dat u daar even op wijst. Immers vinden we hier een bede van de bruid om getrokken te mogen worden. En die bede is er niet bij" de eerste trekking.

Uitziende: Maar vriend, dat zullen de zovele gewillige mensen van deze tijd niet •met u eens zijn. Er wordt juist heel wat gebeden door vele mensen om getrokken te worden. Die mensen kommen biddende tot de levendmaking. Zij willen heel graag bekeerd worden. En zij worden daarin door velen bemoedigd, die het hun voorhouden dat zij in het bidden om getrokken te worden maar ernstig moeten aanhouden, daar God zeker geen bidder zal laten staan.

Hopende: Dat liedje van dat God geen bidder zal laten staan, wordt wat gezongen tegenwoordig. En ik kan best begrijpen dat dat er wel in wil. Dan krijgt men nog eens moed. Als die totale doodstaat van de mens altijd maar gepreekt wordt, van dat hij niet wil en niet kan, dan wordt hem alle moed ontnomen.

Uitziende: Ik denk echter dat bij die mensen die dat zeggen, de moed door die prediking nog wel niet ontnomen wordt. Ze weten immers hun afkeiuing wel over die prediking te geven, daar volgens hen in die prediking de verantwoordelijkheid niet genoeg wordt gehandhaafd en het Evangelie niet ruim genoeg doorklinkt. Dus als ze er dat nog van weten te zeggen, dan hebben ze nog wel wat moed. Ik denk, dat als zij de moed eens verloren, dat zij dan juist gingen vragen om getrokken te mogen worden.

Hopende: Och vriend, wat wordt de totale geestelijke doódstaat van de mens toch over het algemeen geloochend! Men wil er zogenaamd nog wel aan vasthouden dat de mens van nattire geestelijk dood is, maar men kent hem toch nog wel een vermogen en een gewilligheid toe om aan God te vragen om getrokken te worden. En och, ik weet wel dat men het ons verwijt, dat wij de onbekeerde mens een tegenwerping in de hand geven, als zou hij niet meer om bekering behoeven te bidden, maar we hebben om de uitvluchten die een orubekeerde mens zoekt, de waarheid niet te verzwijgen. Als hij met zulk een uitvlucht komt, is dat er al een bewijs van dat hij liever niet bidt Oim getrokken te worden. We houden onze kinderen voor dat zij de Heere moeten vragen om een nieuw hart. Als we dat doen, houden we ze echter de noodzakelijkheid der waaraöhtige bekering voor ogen. Maar al binden wij ze de noodzakelijkheid daarvan op het hart, tegelijk kminen we goed genoeg zien dat zij niet begeren om door de Heere getrokken te worden. De mens is totaal geestelijk dood. Maar hij is ook nog vijandig dood. Och vriend, men kan net zoveel praten en redeneren over dat vragen en bidden als men maar wil, maar die door God levend gemaakt worden, zullen allemaal erkennen dat zij er nooit naar gevraagd hébben. En de Heere zegt in Zijn Woord, dat Hij gevonden is van degenen die naar Hem niet hebben gevraagd of gezocht. Dat houdt dus in, dat Hij door die zogenaamde vragers en zoekers juist niet wordt gevonden.

Uitziende: Wat zullen dan toch velen bedrogen uitkomen! Immers zijn er toch zoveel vragers en zoekers die het zelf zo goed weten dat zij maar aan moeten houden omdat God geen bidder zal laten staan. Ze hebben dus nogal verwachting van hun bidden. Ze schijnen nogal Godebehagelijk te bidden. Het ware te wensen dat zij eens niet meer bidden konden. We kunnen zoveel tegen de Heere zeggen, maar de Heere zal eens wat tegen ons moeten zeggen. De ware bidder is met zijn bidden niet geholpen. Die zegt: Zeg Gij tot mijn ziel: Ik ben uw heil.

Hopende: En in Psalm. 85 horen we de ware bidder zeggen: Ik zal horen wat God de Heere spreken zal. Vriend, we behoeven om de waarheid niet heen te draaien. De mens van nature vraagt en zoekt naar God niet. En dat mogen en moeten we hem onomwonden voor ogen houden. Maar tegelijk hebben we hem de volle ernst en het gewicht van dood en eeuwigheid voor te stellen en dus ook de noodzakelijkheid van de waarachtige bekering. En die bekering eist God nog van de mens ook. En waar hij redelijk schepsel is, daar hebben we hem zijn volle verantwoordelijkheid voor ogen te stellen. Vandaar mogen we hem met ernst voorhouden dat hij aan God te vragen heeft, of Hij hem zou willen schenken wat Hij van hem eist. Maat dat is wat anders dan dat wij hem in de inbeelding stijven, als zou hij wel in waarheid aan God om bekering vragen.

Uitziende: Het is wel goed, dat we daar eens even wat van gezegd hebben. We moeten echter nu tot ons onderwerp komen. In de tekst vinden wij de bruid aan het woord. En het blijkt uit heel het Hooglied, dat het haar om de dadelijke gemeenschap met die hemelse Bruidegom is te doen. In die gemeensdhap kan zij uit zichzelf niet komen. Ze moet getrokken worden. En haar bede is er een bewijs van dat er al een trekking is, maar daar kan ze zichzelf niet mee helpen.

Hopende: Het is een veelomvattende bede, die we nu krijgen te overdenken, We hebben op de bede van die bruid nu nog niet wat nader kunnen ingaan, •maar wat we deze keer besproken hebben, kan in het bijzonder voor deze tijd toch ook wel nuttig zijn. De volgende keer hopen we dus van de bede van de bruid nog wel wat meer te mogen zeggen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1964

De Wachter Sions | 4 Pagina's

HOPENDE EN UITZIENDE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1964

De Wachter Sions | 4 Pagina's