Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PASTOR IN EEN PASTORALE GEMEENTE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PASTOR IN EEN PASTORALE GEMEENTE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(vervolg op het artikel in het nummer van april 2005)

PASTORALE BREEDTE ÉN BEPERKING

Een predikant is niet alleen prediker, maar ook pastor. Zijn kerntaak — de bediening van Gods Woord — krijgt ‘handen en voeten’ in zijn pastoraat in de gemeente. Zijn pastoraat dient de afstemming van Gods Woord op het (geloofs-) leven van de hoorder. Vanuit dit gezichtspunt begin ik — net als in mijn eerste artikel over ‘de predikant’ — in de praktijk. De nieuwe start gaf mij gelegenheid mijn pastorale identiteit te (her-)ijken — mede door de hoeveelheid, verscheidenheid en veelkleurigheid aan pastorale zorg die op mij afkwam. Binnen de kerkenraad hebben wij afspraken gemaakt over mijn pastorale taak in de gemeente om (1) in de raad het pastoraat te ‘stroomlijnen’ en (2) te voorkomen dat de totale werklast te hoog zou worden. Ook de beleving van de werkdruk. De afspraken zijn tot stand gekomen na overleg met alle twaalf wijkteams (de wijkouderling, wijkdiaken en de diaconaal medewerkster). Elk team heeft zijn zorg per pastorale eenheid aangeduid met één woord, oplopend in intensiteit: nuttig, nodig, noodzakelijk.

Dit leverde na bespreking in de kerkenraad mijn (voorlopige) pastorale taakvelden op:

(1) toerusting van de broeders kerkenraad in hun zorgtaak in de wijk zowel pastoraal als diaconaal; (2) bijstand in het ‘bijzondere’ pastoraat als lid van een pastoraal team: begeleiding van gezinnen en/of individuele gemeenteleden met ‘bijzondere’ zorgen en moeiten; (3) begeleiding van (chronisch) zieken in ziekenen verpleeghuizen en zorgcentra — in overleg met het wijkteam; (4) afleggen van doopbezoeken; (5) gesprekken met a.s. echtparen m.b.t. hun kerkelijke huwelijksbevestiging en (6) huwelijkscatechese — samen met mijn vrouw; (7) felicitatie-bezoek bij huwelijksjubilea vanaf het gouden jubileum (50 jaar getrouwd dus). De kerkenraad heeft aan de gemeente inzicht verstrekt over mijn taakvelden.

Waarom schrijf ik dit voor u op? Niet om mijn werk te ‘etaleren’, maar vooral om kerkenraden te activeren dit onderwerp te agenderen en nog meer om (jonge) collega’s te stimuleren hun pastorale taken af te bakenen om (1) te hoge werkdruk te voorkomen en om (2) (meer) tijd vrij te maken voor (Schrift-)studie, meditatie en ‘stille tijd’ met het oog op de kerntaak: verkondiging van het evangelie.

Informatieverstrekking aan de gemeente bewerkt een wisselwerking tussen kerkenraad en de gemeente, bevordert de betrokkenheid en begrip van de gemeente voor het totale werk van de predikant. Hierdoor wordt het geestelijk klimaat in de raad en de gemeente gestimuleerd en gevoelens van frustratie zonodig geneutraliseerd c.q. geminimaliseerd, in het bijzonder bij de predikant. Bij alle druk(-te) in het kerkenraadswerk bevorderen werkafspraken de saamhorigheid en de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor het geestelijk leiding geven aan de gemeente.

DE PASTORALE GEMEENTE

De eerlijkheid gebiedt mij te schrijven dat in onze raad de roep steeds luider klinkt om ‘meerdere schouders’ voor de pastorale bearbeiding van de gemeente. Dit signaal hangt samen met de beschikbare energie, mentale spankracht en tijd die ‘over’ is na de dagtaak en de verantwoordelijkheid in huwelijk en gezin of inzet in het huishouden. Ik denk bij dit laatste aan een alleengaande ambtsbroeder. Ons staat dan ook voor ogen een pastorale gemeente, waarin het onderling pastoraat (h)echt functioneert. Wij herkennen dit in Paulus’ visie op gemeente als ‘lichaam van Christus’ (1 Kor.12: 12–27) o.l.v. haar Hoofd, Christus. Zij is een gelóófsgemeenschap en een geloofsgeméénschap! Zij is geroepen tot gemeenschap met Christus en met elkaar door het geloof in Hem (Hand.2:41; 1 Kor.l:9; 10:16v). Het onderling pastoraat is daarom te zien als ‘de bloedsomloop van de gemeente’. Anders gezegd: wij zijn eikaars ‘handen en voeten’: de bijbelse invulling van ‘het ambt aller gelovigen’. Het stimuleert een ‘gezond’ en (h)echt gemeenteleven in vreugde en verdriet! In die gelóófsgeméénschap speelt de prediker als pastor en de pastor als prediker een eigen rol. Hij verkondigt Christus. Hij begeleidt de gemeenschap op de ‘werkvloer’ van het onderlinge pastoraat. Hij beoefent zelf het pastoraat overeenkomstig de gemaakte afspraken.

DE IDENTITEIT VAN DE PASTOR

Het is voor een pastor nodig en zinvol eigen pastoraal functioneren regelmatig te herijken om zijn pastorale identiteit (weer) in beeld te krijgen: de relatie tussen zijn gelovig mens-zijn, zijn eigen levensgeschiedenis en spiritualiteit én zijn pastor-zijn. Zijn pastorale identiteit wordt — als het goed is — gekenmerkt door integriteit, door het ontwikkelen van een professionele houding (hij is geen manusje van alles, geen kelner die voldoet aan de wensen van de klant) en door oprechte betrokkenheid ‘op afstand’ om ongewenste intimiteiten te voorkomen. Een te grote nabijheid maakt de pastor vleugellam. Hij moet ook een ‘tegenover’ kunnen zijn in situaties van uitoefening van tucht (‘sleutelmacht’ HC zondag 31). Hij heeft een ambtsgeheim en moet daar uiterst zorgvuldig mee omgaan. Hij moet er voor waken dat hij geen speelbal wordt van twistende partijen in de gemeente. Het behoort tot zijn pastorale competentie dat hij weet te zwijgen en/of te spreken. Dit lijkt vanzelfsprekend, maar hij moet daar met name in precaire pastorale zaken op bedacht zijn.

Een ‘echte’ pastor is betrouwbaar (1 Kor.4:2; 2 Tim.2:2), bekwaam om de gemeente toe te rusten tot dienstbetoon (Ef.4:12), wijs om de gemeente te onderwijzen in de Schriften (2 Tim.2:2; zie ook 1 Thess.5:12v; 1 Tim.3:1–16; 1 Petr. 5:1–3). Hij is een mens met een warm hart, die herderlijke zorg mag verlenen aan een medemens op een stukje van haar of zijn levens- of geloofsweg. Al deze aspecten werken op elkaar in, stimulerend, soms ook blokkerend. Dit vraagt om zorgvuldigheid in het optreden en bescheidenheid.

De pastor beseft telkens weer dat hij ‘slechts’ reisgenoot is met het Boek voor onderweg in de hand. Alleen, hij bepaalt niet de route die gegaan moet worden; hij loopt mee.

WAT IS PASTORAAT?

Dit alles hangt (voor mij) samen met de vraag wat pastoraat is. Het is afgeleid van ‘pastor’, herder. Pastoraat is het herderlijke omzien naar elkaar in verantwoordelijkheid aan én in navolging van de Heiland, ‘de goede Herder’ (Ezech. 34; Mat. 2:6; Joh. 10:11–18), ‘de grote herder der schapen’(Hebr.13:20), ‘de opperherder’ (1 Petr. 5:4). Jezus gebruikt de herdermetafoor om de zending door zijn Vader aan te geven (Mat.l5:24; Lk. 19:10; Joh. 10:2, 16) en de betekenis van zijn lijden en sterven (Mk. 14:27; Mat. 26:31; Joh. 10:11, 15).

Hij bearbeidt zijn kudde, de gemeente met ontferming, liefde, zorg. Hij geeft haar leiding, leven en overvloed. Hij zorgt voor haar voedsel. Hij biedt haar bescherming, een thuis. Hij werkt aan haar eenheid. Jezus geeft dit werk na zijn hemelvaart niet uit handen. Hij legt het wel in de handen van zijn gemeente en haar ambtsdragers. Zijn pastoraat is en blijft fundament onder en basis voor het pastoraat in de gemeente. Het is zorg vóór mensen dóór mensen voor Gods aangezicht! Die zorg vraagt om een liefdevol oog en een open oor. Gods Woord wordt verbonden aan en afgestemd op de ‘zorgvraag’ van déze unieke mens met wie déze pastor oploopt op dít moment in déze concrete situatie van het (geloofs-)leven.

De predikant is in de gemeente dus niet de enige pastor. Maar dit wisten wij wel! Scherper gezegd: de eigenlijke pastor is de ouderling. De uitspraak ‘de ouderling is (nog) niet geweest’ is calvinistischer dan ‘de dominee is (nog) niet geweest’! Wellicht is het goed dit opnieuw te (gaan) doordenken in de kerkenraad. De werkdruk van de predikant kon hierdoor wel eens structureel minder worden.

EN DE PREDIKER ALS PASTOR DAN?

Hij is in zijn hart ‘overtuigd’ dat God hem geroepen heeft tot de dienst van prediking, onderwijs en pastoraat. Hij geeft met de kerkenraad geestelijke leiding aan de gemeente om haar geestelijke groei naar Christus, haar Hoofd, te bevorderen en te werken aan de groei van de gemeente naar elkaar toe in liefde (Ef. 4:15v). Het geven van leiding heeft bestuurlijke aspecten in zich, maar hij is geen manager. Zijn leiding staat in dienst van Christus en zijn gemeente. Daarnaast levert hij ‘zorg op maat’ in het bijzonder pastoraat. Zijn ‘zorghouding’ hangt samen met zijn identiteit, zijn persoonlijkheidsontwikkeling in de loop van zijn levensjaren en zijn praktijkervaring.

Pastoraat is ‘zorg op maat’ voor Gods aangezicht. Een pastor vergezelt gemeenteleden een stukje van hun levenspad en hun geloofsweg. Hij begeleidt hen met Gods Woord in de hand. Hij luistert nauwkeurig en invoelend naar hun ‘zorgvraag’ om te zien óf en op wélke wijze Gods Stem betrokken kan worden op hun situatie. De pastor realiseert zich dat hij op die momenten Christus present stelt. Hij is de Waarheid, het levende Woord. Zijn Woord werkt vertroostend, vermanend, bemoedigend. Zijn Woord breekt ook kritisch in in het leven, ontmaskert ongeloof, brengt diepverborgen zonden en schuld aan het licht en roept op tot geloof en bekering.

De pastor zoekt in die veelkleurigheid van ‘zorg op maat’ naar woorden om God te danken, aan Hem schuld te belijden, vergeving te vragen, het lijden aan het leven stem te geven naar God toe en Hem aan te roepen om zijn genade. Hij is stil als er geen woorden (meer) zijn om verdriet, eenzaamheid of ontreddering te uiten. Die stilte voor Gods aangezicht spreekt dan haar eigen taal. Soms wordt juist dan de liefdevolle zorg van de echte Pastor ervaren en alsnog verwoord: ‘zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij uw stok en uw stam die vertroosten mij’ (Ps.23:4).

Zo gaat de prediker-pastor zijn weg in afhankelijkheid van zijn Zender en in besef van zijn verantwoordelijkheid tegenover Christus’ gemeente.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 2005

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

PASTOR IN EEN PASTORALE GEMEENTE

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 2005

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's