MEDEZEGGENSCHAP IN HET ONDERWIJS

Minister Pais heeft onlangs een voorontwerp van wet inzake de medezeggenschap in het onderwijs bekend gemaakt. Bij gelegenheid van de openbare behandeling van de onderwijsbegroting voor 1979 had de minister reeds medegedeeld de indiening van een wetsontwerp terzake te zullen bevorderen.

Het voor-ontwerp vormt geen letterlijke vertaling van de Wet op de Ondernemingsraden, maar bevat een aantal basisbepalingen, die op het onderwijs zijn toegesneden. De centrale bepaling is het voorschrift, dat het bevoegd gezag van elke openbare en uit de openbare kas bekostigde bijzondere school een medezeggenschapsreglement moet vaststellen. Blijkens de artikelsgewijze toelichting op het voorontwerp van wet kunnen in dit reglement nadere regels worden opgenomen in verband met de handhaving van grondslag en doelstelling van de school, zoals die in de statuten zijn neergelegd.

Deze medezeggenschapsregeling moet aan bepaalde minimumeisen voldoen. De belangrijkste daarvan zijn: a. aan elke school is een medezeggenschapsraad verbonden; b. deze raad bestaat voor ten minste een derde uit leden die rechtstreeks uit en door het personeel worden gekozen, en voor ten minste een derde uit leden, afkomstig uit de ouders van de leerlingen; c. voor zover het betreft een school voor hoger beroepsonderwijs, bestaat de raad voor ten minste een derde uit leden die rechtstreeks uit en door het personeel worden gekozen, en voor ten minste een derde uit leden die rechtstreeks uit en door de leerlingen worden gekozen; d. de raad wordt ten minste twee maal per jaar in de gelegenheid gesteld de algemene gang van zaken in de school met het bevoegd gezag te bespreken; e. de raad is bevoegd tot bespreking van alle aangelegenheden, de school betreffende; f. het bevoegd gezag is verplicht om ten minste advies te vragen aan de raad alvorens te kunnen besluiten over de belangrijkste aangelegenheden van algemene aard, waaronder het leerplan, het medezeggenschapsreglement, een schoolreglement, het aangaan en verbreken van een duurzame samenwerking met een andere instelling, de benoemingsprocedures en het algemene beleid t.a.v. de toelating en de verwijdering van leerlingen; g. een door de minister goed te keuren regeling ter beslissing van meningsverschillen, voor zover het medezeggenschapsreglement besluiten van het bevoegd gezag bindt aan overeenstemming met de raad.

Met betrekking tot de ouders die zitting hebben in de raad, wordt rechtstreekse verkiezing niet voorgeschreven. Een dergelijk voor-

schrift zou in vele gevallen tot praktische moeilijkheden leiden en soms ook tot problemen die verband houden met de eigen identiteit van de school. De bepaling, hierboven onder b genoemd, laat overigens onverlet dat de school zelf besluit tot rechtstreekse verkiezing uit en door de ouders.

Voor scholen - b.v. zeer kleine - waarvoor toepassing van de in de wet neergelegde basisbepalingen niet zinvol is, bestaat de mogelijkheid tot afwijking. De minister kan van deze mogelijkheid echter slechts gebruik maken in zeer bijzondere gevallen.

Indien het bevoegd gezag van een bijzondere school de betreffende voorschriften niet nakomt kan de minister besluiten, dat de vergoeding krachtens de onderwijswetten geheel of gedeeltelijk wordt ingehouden. Deze bepaling wil garanderen dat de medezeggenschap binnen het bekostigde bijzonder onderwijs daadwerkelijk gestalte krijgt.

De hierboven in grote trekken geschetste basisbepalingen zullen gelden voor de kleuterscholen, de lagere scholen, de scholen voor buitengewoon lager onderwijs, de scholen voor voortgezet onderwijs en de scholen die worden bekostigd op basis van de Experimentenwet onderwijs.

Als datum voor de inwerkingtreding van de wet wordt 1 augustus 1980 voorgesteld.

De minister heeft aangekondigd dat hij over het voorontwerp van wet veel informatie zal verschaffen. Zeer binnenkort zal een brochure over de ouderparticipatie en de medezeggenschap verschijnen, die ook aan alle scholen zal worden aangeboden.

Aan de onderwijsorganisaties is gelegenheid geboden om de minister omtrent dit voorontwerp te adviseren. In dit geval werden ook de V.G.S. en de G.O.L.V. tot deze organisaties gerekend. De besturen van beide verenigingen hebben van deze gelegenheid gezamenlijk gebruik gemaakt. Zij hebben zich geconformeerd aan het door een werkgroep ontworpen kommentaar. Deze werkgroep bestond uit de volgende personen: C. Bregman (eindredakteur van "De Reformatorische School"), drs. M. Bruggraaf (rector van "Guido de Brés te Rotterdam), B. Stolk (voorzitter van de G.O.L.V.) en ondergetekende (als algemeen secretaris van de V.G.S). Dezelfde werkgroep heeft vorig jaar december een nota inzake dit onderwerp, voorzien van een model van een statuut voor een zgn. schooladviesraad, geconcipieerd. Een en ander is destijds bekrachtigd door beide besturen en als gemeenschappelijk standpunt ter kennis van de minster gebracht (zie DRS van januari 1979).

Het naar aanleiding van het voorontwerp van wet door genoemde besturen aan de minister van onderwijs en wetenschappen uitgebrachte advies wordt in dit nummer in extenso afgedrukt.

J.J. Verhage

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen