Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TOT HOEVER GAAN DE VERPLICHTINGEN VAN EEN AMBTSDRAGER?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TOT HOEVER GAAN DE VERPLICHTINGEN VAN EEN AMBTSDRAGER?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Achtergrond van de vraag

Aan de redactie van Ambtelijk Contact werd de vraag voorgelegd, die hierboven staat afgedrukt. Het geval was als volgt: in een plaatselijke kerk werd door een nieuw gekozen broeder de kerkorde ter hand genomen. Hij las deze door naar aanleiding van zijn verkiezing als ouderling en stelde toen op de vergadering van de kerkeraad de vraag: „Kunnen en moeten wij als ambtsdragers in alle opzichten voldoen aan hetgeen in de kerkorde gesteld wordt?” Met name werd hierbij verwezen naar hetgeen in artikel 23 van de kerkorde staat vermeld:

„Tot de ambtelijke opdracht van de ouderlingen behoort, behalve hetgeen in artikel 16 genoemd is, toe te zien dat de dienaren, zowel als hun mede-opzieners en diakenen hun ambt getrouw waarnemen, zowel voor als na het heilig avondmaal huisbezoek te doen, om de leden van de gemeente te vertroosten en te onderwijzen en anderen te bewegen tot het geloof in Christus”.

In het artikel waarnaar verwezen wordt (artikel 16), wordt ten aanzien van de taak van de ouderlingen gezegd, dat zij tucht hebben uit te oefenen over de gemeente met de predikanten, en dat zij moeten zorgen dat alles betamelijk en in goede orde zal geschieden. Met name hetgeen hier gezegd wordt over het huisbezoek zowel voor als na het avondmaal lijkt een zodanig zware opdracht dat degene die dit leest bij zichzelf kan denken: ik kan daaraan nimmer voldoen. Vandaar de vraag die hierboven werd afgedrukt: Tot hoever gaan de verplichtingen van een ambtsdrager? Kan hij dit alles volkomen onderhouden? En wanneer wij deze dingen niet kunnen onderhouden, waarom worden zij ons dan zo scherpelijk gepredikt in de kerkorde?

Geen onbekend probleem

We hebben hier te maken met een problematiek waarover in het verleden ook al wel het een en ander te doen is geweest. Onze kerkorde staat in een traditie, die langs de lijn loopt van de jaartallen, welke op de titelpagina van onze uitgave is aangegeven. Het begint met Emden 1571. En het eindigt in de nu beschikbare uitgave met Rotterdam 1983. Gevoegelijk kan men er de inhoud van twee besluitenboekjes aan toevoegen, zoals deze door de synode ter beschikking van de kerken zijn gesteld. Vroeger had men zogenaamde kerkelijke handboekjes, waarin al de besluiten van de voorafgaande synoden, voorzover zij rechtstreeks op de kerkorde betrekking hadden, waren opgenomen. Wij hebben zo’n boekje niet meer, maar dit wil niet zeggen, dat al die vroegere bepalingen zo zonder meer hebben afgedaan. Zo zonder meer: we bedoelen daarmee, dat zekere vroegere besluiten rechtsgeldigheid behouden. En in dit licht zouden wij nu ook wel kunnen zien, wat in het hierboven artikel werd opgenomen. We geven daarvan nu niet een uitgebreide verklaring, maar volstaan met de verwijzing naar de historische situatie, die ons niet onbekend moet zijn: de gemeente vergadert zich rond het Heilig Avondmaal. En rond dit Heilig Avondmaal vindt nu ook het pastoraat in de gemeente plaats. De ouderlingen kunnen onmogelijk hun ambt getrouw vervullen, wanneer in hun huisbezoek (vroeger dus verscheidene malen per jaar) het avondmaal niet ter sprake komt. Dat is, nu heel in het kort gesproken de zin van artikel 23.

Regels voor het hanteren van de kerkorde

Men moet voor de hantering van de kerkorde inderdaad regels in acht nemen. In de rechtswetenschap, zoals deze aan de universiteiten wordt beoefend en aan de rechtbanken in praktijk wordt gebracht, spreekt men van rechtsvinding, en men bedoelt daarmee, dat in de toepassing van de rechtsregels zelf weer regels in acht genomen moeten worden. Welnu, zo zijn er voor de hantering van het kerkrecht en van de kerkorde ook zekere rechtsregels in acht te nemen. In het laatste artikel van de kerkorde wordt omtrent het naleven van de kerkorde iets gezegd, nl. dat de kerken de artikelen stipt moeten naleven, totdat dienaangaande een besluit door de generale synode is genomen. We betreden hier een interessant terrein, waarover in het verleden door kerkrechtsdeskundigen het een en ander is geschreven.

Te vermelden valt allereerst Voetius, die in zijn grote werk over de kerkregering zich met deze problematiek heeft bezig gehouden. Men moet de oude tekst van artikel 87 kennen, waarbij het de vraag is, of de weergave, die wij in onze kerkorde vinden, geheel correct is. Wat bij ons gelezen wordt: de kerken „moeten die stipt naleven”, luidt in de oude tekst: „maer sullen neersticheydt doen om die te onderhouden”. En dit is een vertaling van het latijn, dat geeft: „operam dabunt”, zo veel als: zij zullen zich moeite geven, zij zullen zich inspannen. Nu dat klinkt al weer wat anders.

Regels voor de afwijking van de kerkorde

Op dit punt dienen een paar opmerkingen te worden toegevoegd. Voetius geeft in zijn werk voornamelijk drie regels aan, volgens welke een afwijking van de kerkorde kan geschieden. Allereerst: zij moet plaats vinden, om des te beter de orde in de kerk te kunnen handhaven. In de tweede plaats: men mag een afwijking van de kerkorde niet aan anderen opleggen. En ten derde: wanneer er verschil ontstaat over een afwijking, dient men zich te onderwerpen aan de uitspraken van classis, synode of kerkeraad. Uit deze omschrijvingen kan men gemakkelijk afleiden, dat men de kerkorde niet beschouwd wilde hebben als een soort van kerkelijke wetten. Terecht zegt F. L. Rutgers, dat men een burgerlijke wet stipt en letterlijk (ad literam) moet opvolgen. In de staat kan het ook niet anders. Ook bij andere kerkrechtelijke stelsels, zoals dat van Rome, of het episcopaalse stelsel kan men het zich moeilijk anders voorstellen. Maar het gereformeerde stelsel geeft van de kerkorde een omschrijving in de sfeer van: wij geven ons moeite en wij staan ernaar om deze dingen zo onder ons te hanteren.

Voor twee gevaren moet dan ook gewaarschuwd worden. Het eerste is, dat men het kerkrecht en ook de kerkorde beschouwt als waren het wereldlijke rechtsregels. Het begrip recht en het begrip orde is van een kerkelijke en niet van een juridische kwaliteit. Kerkrecht is pastoraal recht. Kerkorde wil de weg voor het Woord vrij houden. Daarmee is geenszins toegegeven aan de gebruikelijke zegswijze onder ons: kerkrechtelijk hebt u gelijk, maar uit pastoraal oogpunt doen we nu maar zus of zo. Een fnuikender opvatting van het kerkrecht kan men moeilijk hebben.

Maar ook de andere kant is gevaarlijk: die waarbij men juist wel van dit oneigenlijke dilemma tussen recht en pastoraat uitgaat. Een kerk kan daarmee geheel de mist ingaan. In de Gereformeerde Kerken (synodaal) heeft men zich jaren aaneen op die manier opgesteld: kerkordelijk kan het weliswaar niet, maar uit pastoraal oogpunt moesten we het toch maar doen. Dat werkt een kerk volkomen in de vernieling. Er is straks noch orde, noch recht, noch pastoraat. We hebben ons aan de kerkorde te houden en de afwijking ervan moet zelf ordelijk, controleerbaar en verantwoord zijn.

Aanpassing van de kerkorde?

Intussen verdient de ouderling die zijn kerkorde doorlas en met deze serieuze vraag kwam te zitten, dubbele eer. Niet omdat hij arbeidt in de leer, maar omdat hij ijvert voor de tucht. Hetgeen ook zijn ambt is. En hij heeft het bovengenoemde en geciteerde artikel goed gelezen. Wanneer de wijk niet al te groot is, zou hij zich kunnen voornemen om juist rond het Avondmaal de gezinnen, de alleenstaanden eens langs te gaan en een woord te spreken, dat een deur kan openen of sluiten; hij heeft de sleutel in het Woord. En de bedoeling van de kerkorde heeft hij goed gevat, door op te merken, dat er veel gevraagd wordt. We voelen er niet voor om de kerkorde aan te passen, zeker niet op dit punt. En evenmin op tal van andere punten, waar de kerken maar een spelletje mee spelen. Ik moet soms aan de oude heidense priesters van Rome denken als ik zie hoe sommige predikanten en ouderlingen met de kerkorde omgaan. Ze doen er zelf niets aan en ze geven als oude bekenden elkaar een knipoog: onzin niet? En ze verzetten de wet, zonder te weten wat ze aanrichten. Dan liever deze ouderling: kan ik ’t wel aan? Broeder, begin maar en blijf in dit spoor en werk maar ijverig door. De Here geeft de wasdom.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 1990

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

TOT HOEVER GAAN DE VERPLICHTINGEN VAN EEN AMBTSDRAGER?

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 1990

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's