Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de katechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de katechisatie

VAN DE HEILIGE SACRAMENTEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(178)

De heilige Doop (6)

De heilige doop is geen verzegeling van de peroonlijke genade, d.w.z. zij is geen verzegeling van de persoon zelf,die gedoopt wordt. Zo merken we reeds op.

Iets anders is, dat Gods kind als vrucht, als zegen van het sacrament wel troost uit het verzegelend werk van de Heilige Geest kan ontvangen van het sacrament wel troost uit het verzegen. Maar dat geldt dus de ZEGEN van het sacrament.

Volgens Zondag 25 van onze Heidelberger verzegelt de doop de BELOFTEN van het Evangelie.

Schijnbaar blijkt tbch echter uit het antwoord op vraag 69, dat toch sprake is van persoonlijke genade bij de doop. We lezen: „Alzo, dat Christus dit uitwendig waterbad ingezet en daarbij toegezegd heeft, dat ik zo zekerlijk met Zijn bloed en Geest van de onreinigheid mijner ziel, dat is, van al mijn zonden, gewassen BEN, als ik uitwendig met het water, hetwelk de onzuiverheid des lichaams pleegt weg te nemen, gewassen ben.”

Maar we moeten dit in zijn juiste verband verstaan. Allereerst staat er „en daarbij TOEGEZEGD heeft”. Voorts moeten we bedenken, dat hier de leerling, die antwoordt, het onderwijs uit de doop persoonlijk heeft leren verstaan. De vraag was toch „hoe wordt gij in de heilige doop VERMAAND en verzekerd.” Hij mocht door genade aan de weet gekomen zijn, dat hij door het bloed en de Geest van Christus gewassen IS. Wanneer hij zegt: „als ik uitwendig met het water …. gewassen ben”, dan wil hij daarmede niet verklaren, dat dit al bij zijn doop als kind geschied is. Maar de leerling wijst hier TERUG naar zijn doop. Het gaat hier over de ZEGEN van de doop.

Toch zijn er hele sterke uitspraken in de Schrift, welke schijnbaar doop en wedergeboorte vereenzelvigen. In Handel. 22 : 16, waar Paulus in zijn verdediging voor de Joodse raad terugkomt op het bezoek van Ananas bij zijn bekering op de weg naar Damaskus. Ananas wees Paulus de weg en sprak: „En nu wat vertoeft gij? Sta op en laat u dopen en uw zonden afwassen, aanroepende de Naam des Heeren.”

In Titus 3 : 5 noemt Paulus de doop „het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes.”

We noemen deze sterke uitspraken „sacramentele spreekwijzen”, waarin bijzonder de overeenkomst tussen „teken” en „betekenende zaak” wordt benadrukt en het „teken” grote klem krijgt, om te doen uitkomen, dat het in feite moet gaan om de „betekende zaak”. Zo heeft Christus bij de inzetting van het Heilig Avondmaal gesproken van: „Dit is Mijn lichaam.”

Wanner nu de Katechismus sprekt van „verzekerd” worden en „verzekering”, dan heeft zij het dus over zegen van de sacramenten. „U ten goede komt”. Vraag 69.

Toch zijn er, die de doop zien als persoonlijke, innerlijke verzekering. Waaruit vloeit deze zienswijze voort?

Wel, dan moeten wij terug naar Dr. A. Kuyper„s doopsbeschouwing, welke in de Geref. kerken zo sterk is doorgedrongen en geleid heeft tot de z.g.n. „veronderstelde wedergeboorte.”

We willen proberen in het kort een en ander hierover te zeggen.

Kuyper nam zijn UITGANGSPUNT voor zijn verbondsbeschouwing: de eeuwigheid. Hij stelde een „eeuwige rechtvaardigmaking”. Comrie schrijft in zijn „brief over de rechtvaardigmaking, ook over een rechtvaardigmaking van eeuwigheid. Maar dan bedoelde hij ermede het BESLUIT van de rechtvaardigmaking als besluitende daad Gods. En die is inderdaad „van eeuwigheid”, liggend in de eeuwige „Vrederaad Gods”.

Het hing met Kuyper„s wijsgerigen speculatief denken samen. Kuyper ging uit van een „tweeerlei” theologisch denken. Hij sprak van een theologie als WETENSCHAP en een theologie als KENNIS GODS. De theologie als „wetenschap” heeft door te dringen tot de geheimvolte achtergrond van de Heilige Geest en Zijn werk, welke achter de Bijbel ligt. Dit is de taak van de theoloog, alleen voor de studeerkamer bestemd. Op de kansel heeft hij uit te gaan van de theologie als „kennis Gods” zoals deze in de Bijbel is geopenbaard. Zo bedoelde Kuyper Sr. het. Maar zijn leerlingen hielden zich niet hieraan en brachten de consequenties van Kuyper„s theologie als wetenschap wèl op de preestoel. Welnu, uit deze speculatieve zienswijze vloeide voort de leer van een „eeuwige rechtvaardigmaking” en van een wedergeboorte zónder het Woord. Kuyper kwam ook tot de onderscheiding van een wedergeboorte in engere zin (als een kiem of zaad), hetwelk jarenlang kan slapen en daarna tot openbaring komt. (De z.g.n. sluimerende wedergeboorte). Komt deze tot openbaring, dan betreft dit de wedergeboorte in „ruimere” zin.

Ook de „veronderstelde wedergeboorte” bij de doop houdt hiermede verband. Wel dopen de Gereformeerde Kerken op grond van de beloften Gods. Maar zij gaan van het standpunt uit, dat de beloften Gods gelden de uitverkoreren. Daar nu de doop de verzegeling is van Gods beloften, ontvangen dus in feite alleen de uitverkorenen de echte zuivere doop. Aangezien men bij de doop van kinderen niet kan weten of zij uitverkoren zijn, moet men ervan uitgaan, dat de kiem van wedergeboorte aanwezig is om de kinderen te dopen. Vandaar de stelling: dat men ze te houden heeft voor „wedergeboren” …. totdat later het tegendeel blijkt.

Maar weet u wel, dat vader Brakel deze uitdrukking óók gebruikt in zijn „Redelijke godsdienst”? Leerde hij dus ook deze z.g.n. veronderstelde wedergeboorte? Verre vandaar! Want hij bedoelde met zijn uitspraak „totdat het tegendeel blijkt” geheel iets anders dan de visie van dit neo-gereformeerd standpunt. Dat willen we D.V. een volgende keer verduidelijken.

Nu zult u mogelijk opmerken: deze dingen zijn toch wel wat zwaar om te verstaan en we horen daarover nu niet meer zo zeer spreken. Maar, we menen, dat het toch wel noodzakelijk is, met elkaar eens aan deze zaken herinnerd te worden. Men kan „theoretisch” of theologisch de leer van de veronderstelde wedergeboorte verwerpen en toch praktisch in prediking en onderwijs in zijn gemeente-beschouwing uitgaan van een veronderstelde wedergeboorte en bekering en van een verondersteld „geloof”, namelijk wanneer men al de leden die belijdenis deden en aan het heilig Avondmaal komen, houdt voor ware gelovigen! En dat is zeer misleidend voor de eeuwigheid.

Daarom willen we nog even wijzen op de vraag van onze Heidelberger, hoe de doop „ons ten goede komt”. Zie, dáárop komt het aan. Gods Geest make ons werkzaam met onze doop en dat we toch niet zullen rusten, áleer we deel hebben gekregen aan de betekenende zaak van de doop, de vernieuwing en reiniging van ons hart! Smeken we om die genade, opdat het onderwijs, dat van de doop uitgaat, ons tot eeuwige zegen moge strekken, ja, dat zij, die geen vreemdeling zijn van Gods genadewerk, tot verzekering mogen komen van de reiniging door Christus„ bloed.

E.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 augustus 1975

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Naar de katechisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 augustus 1975

Bewaar het pand | 6 Pagina's