Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ult de Praktijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ult de Praktijk

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De wegen, die de Heere met Zijn,volk houdt, zijn wonderlijk, en Zijn goedertierenheid is geweldig over degenen, die Hem vrezen; dit blijkt o.a. hieruit, dat het de Heere wel belieft, dat wanneer wij hoogtijdagen mogen beleven, Hij Zichzelf niet onbetuigd houdt, dat ook hierin Zijn nederbuigende goedheid mag ervaren worden, zodat men er klein onder wordt, en ondervindt öe bemoeienis des Heeren in de kleinste en eenvoudigste dingen. Wat werkt dat vertederend in het gemoed; als men het achteraf mag bezien. Wat heeft de Heere dan plaats gemaakt in het hart door een uitziend en werkzaam verlangen te werken, want als de Heere er niet in mee komt, is alles wat ons op onze hoogtijdagen ontmoet toch maar aards en vergankelijk. Waaruit blijkt, dat het zulk een hart toch alleen om de Heere te doen is, om Zijn tegenwoordigheid en gunst te genieten.

Zijn er in ieders leven hoogtijdagen, zoals verjaardagen of huwelijk enz., ook hebben wij bijzondere dagen in het kerkelijk jaar, wanneer de kerk in het algemeen uitziet om de grote daden des Heeren te gedenken. Maar hoe gaat dat doorgaans?

’t Is Kerstfeest, dus het geboortefeest van de Heere Jezus, t is een heug’lijk feit, een heilsfeit, overwaardig om te herdenken, maar alle herdenken is nog geen beleven van de grote zaken, die de Heere heeft geopenbaard.

Wat ligt veelal ons gedenken maar aan de oppervlakte en wat missen wij dan de zaak, het wezen, waar het om gaat.

Daar wij D.V het geboortefeest, dat heil dat de aarde in t rond verheugd, weer hopen te herdenken, hebben wij het wel gepast gevonden om in afwijking van onze gewone artikelen nu te schrijven over een bijzondere ontmoeting, die onze intiemste vriend eens mocht hebben op de Kerstdagen Het gebeurt, dat de levende kerk wel eens Kerstfeest mag hebben in de zomer, daarin is de Heere vrij, maar hier viel het beide samen.

Unze vriend verhaalde mij het volgende: ’t is ongeveer 20 jaar geleden, dat het Kerstfeest viel op maandag en dinsdag; mijn gemoedstoestand was reeds dagen lang zo ingezonken, dat ik nergens houvast aan had.

Het was naar met mij gesteld, de Adventsweken lokten mij niet, het was dodelijk gesteld van binnen, en nu zou het Kerstfeest worden, maar ik zag er geen begeerlijkheid in. ik zag er tegenop om naar de kerk te gaan, want toch al dat uitwendige, hoe plichtmatig het moge zijn, ik gevoelde, het is toch het echte, het ware niet.

Evenwel ging ik met mijn gezin op. Ik hoorde preken over Adventsverwachting. Ik hoorde het wel, maar het trok me nergens in aan. ik moet zeggen: ik was noch koud, noch heet, en zo ging het ook op de eerste Kerstdag in de morgendienst ik geloof wel, dat de leraar goed prekte, maar ik had geen aanraking en het deed mij niets.

Als het zo gelegen is gebeurt het wel, dat men gruwt van zijn eigen lauwheid, in de middaguren alleen thuis zijnde, werd die lauwheid mij ondragelijk en benauwd, nergens enige steun vindende begeerde ik terug te denken aan de wondere wegen, die de Heere voorheen met mij gehouden had, maar ik kon er geen begin aan krijgen. Wat was het ellendig gesteld.

Ik heb wel eens gelezen in de geschriften der oudvaders, dat de ziel moed mag scheppen uit vorige ondervindingen, en ik meende, dat ook te moeten doen, maar het ging niet, want toch heeft men overal invloeden des Geestes nodig. Maar dit moet ondervonden en geleerd worden. De Heere heeft gesproken: zonder Mij kunt gij niets doen

Zo ellendig mijzelf waarnemende kreeg ik daaronder te zuchten en daar beliefde het de Heere zo lief en zacht voor mijn aandacht te brengen wat de dichter in de rijmpsalm uitspreekt:


’k Zal de wonderen gadeslaan,
Die Gij hebt van ouds gedaan.


Toen werd ik ingeleid in dat eeuwige wonder, dat de Heere Jezus mens heeft willen worden, en als kind, evenals wij, in de wereld is gekomen, en dat zo vrijwillig. En welk een liefde ging er van dat Kind uit, en wat werd dat Kind mij dierbaar, want in Hem lag alles; en welk een liefde mij als doorstroomde, weet ik niet te verklaren.

Wat mocht ik dat gezegende Kind zien en aanvaarden als het geschenk van het Alvermogen Toen heb ik dat Kind mogen eigenen als mijn Heere, mijn Koning, mijn God en Zaligmaker. Wat werden mijn ogen verlicht om te zien, dat er in Hem alles aanwezig iis tot de eer van God en tot mijn zaligheid. Niet uit te spreken zaligheden mocht ik daar proeven en smaken, want daar lag mijn zaligheid in nederige gestalte.

Toen kreeg ik Hem te zien als Het geschenk van Gods eeuwige liefde, waar ik in mocht blikken in de afgrond van Gods eeuwige liefde, onmetelijk, onpeilbaar en onuitsprekelijk, die bewogenheid Gods van eeuwigheid. En toen toonde mij de Heere mijn afgrond van zonde en ellende, en hoe de afgrond van Gods liefde oneindig groter is dan mijn afgrond van zonden en verderf, hetwelk alles zo op mij inwerkte, dat ik niet meer wist, dat ik op de wereld was.

Wonderlijk was ik gesteld, die zoete vrede in mijn hart is niet te verklaren Als dit de voorsmaken mogen zijn, wat zal het dan zijn als God eens alles zal zijn en in allen welk een ondoorgrondelijke liefde. Hier stond mijn verstand vol eerbied stil, men kan het wonder niet op

In de middaguren van de 2e Kerstdag ging ik met mijn kinderen mee naar de Kerstfeestviering; en hoewel alles naar gewoonte behoorlijk geschiedde, kon ik het daar niet langer onder houden, maar kreeg ik te gevoelen, dat alles zo leeg is zonder de Heere. U, die liefde was zo sterk in mijn hart. Voordat de pauze aanbrak ben ik weggegaan. Terwijl ik weg ging zeggen de leraar en een oude broeder: „Wat ga je nou doen, ga je weg?”

„Ja,” zeg ik, „ik kan het hier niet langer harden, want die liefde is sterker dan de dood”. En zo mocht ik de eenzaamheid in mijn huis opzoeken, en die eeuwige liefde van een drie-enig God aanbiddend bewonderen. Liet duurde maar enkele dagen, dat ik nog na mocht bewonderen en genieten van deze weldaden op een hoogtijdag van de kerk, ondervonden voor eigen hart en leven.

Lezer, tot zover onze vriend. Is dit geen gezegend Kerstfeest? ’t Is om jaloers op te worden

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1966

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Ult de Praktijk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1966

Bewaar het pand | 4 Pagina's