Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Genetische manipulatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Genetische manipulatie

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vandaag bezinnen we ons op de vraag hoe we verantwoord kunnen omgaan met de schepping. Dat is een wezenlijke vraag, zoals prof.dr. W.H. Velema in zijn bijdrage heeft aangetoond vanuit het christelijk rentmeesterschap. Daarin ligt een opdracht en een volmacht èn een verantwoordingsplicht. We zijn geen heer over de schepping, maar staan in de schepping.

Vanuit dit 'bijbels realisme' gaan we ons nu bezinnen op de genetische manipulatie. Wat is genetische manipulatie eigenlijk? Wat kunnen we ermee? Welke gedachten zitten achter de drang tot het manipuleren met het leven? Kunnen we enkele richtlijnen vanuit de christelijke ethiek vinden ten aanzien van genetische manipulatie? Kortom: vragen te over om ons in deze inleiding en de bespreking ervan te bezinnen.

1. Ontrafeling van de erfelijkheid
Het woord 'erfelijkheid' duidt op een erfenis die van generatie op generatie wordt doorgegeven. In de genetica of erfelijkheidsleer gaat het om een speciale erfenis. Het gaat om eigenschappen die eigen zijn aan bepaalde levende wezens, die zijn opgeslagen in het erfgoed. Twee echtelieden geven hun erfgoed mee aan hun kinderen. Daardoor heeft hun zoon de krullen van zijn vader en het kuiltje in de kin heeft hij van zijn moeder; dat driftige komt van z'n opa en we herkennen ook trekjes van oma. We herkennen in onze kinderen dingen van onszelf, van onze ouders of van onze grootouders. Deze erfenis bestaat niet alleen uit lusten van leuke trekjes, maar bezorgt ons soms ook lasten bij nare trekjes.

Om het biologisch erfgoed aan hun kinderen mee te geven, is er geen notariële acte nodig. Nee, die overdracht vindt 'automatisch' plaats tijdens de conceptie. De conceptie is de laatste stap van het proces van bevruchting. Op dat moment versmelten vaders zaadcel en moeders eicel tot een embryo, waaruit jullie en ik ontstonden. Daarom vertonen we trekken van zowel onze moeder als onze vader. Dat heeft dus gevolgen voor het feit dat we gegolfd haar hebben, dat we blauwe ogen bezitten, dat onze bloedgroep O, A, B of AB is, dat we rhesus- negatief of rhesus-positief zijn, dat ons intelligentiequotiënt een bepaalde waarde heeft, dat we wel of niet muzikaal zijn, dat we behept zijn met een erfelijke afwijking, enzovoorts. Een deel van deze eigenschappen vinden we terug in moeders familie en een ander deel in het vaderlijk voorgeslacht.

2. Het erfelijkheidsmateriaal
Om dat te kunnen begrijpen moeten we een kijkje gaan nemen in de geslachtscel: de zaadcel of de eicel. Zo'n cel kunnen we ons voorstellen als een kippeëi met een dooier, maar dan véél kleiner van formaat. Die 'dooier' is de kern van de geslachtscel. In die kern zitten 23 verschillende 'meubeltjes', de chromosomen. Die chromosomen kunnen we aanduiden als het 'magazijn' van de erffactoren: haarkleur, oogkleur, bloedgroep, aantal vingers en tenen, de lengte ervan enzovoorts. Deze erffactoren noemen we genen. In de celkern zitten ongeveer 50.000 genen op de 23 chromosomen (de 'meubeltjes' in de celkern).

Tijdens de bevruchting versmelten de zaadcel en de eicel; dat loopt uit op de conceptie, waarbij de inhoud van de kern van de zaadcel en van de eicel is samengebracht in de nieuwe kern van het eencellige embryo. In die kern zitten dus 23 paren chromosomen. Dat komt, omdat we 23 chromosomen kregen van onze vader en 23 chromosomen van onze moeder: samen 46 in getal. Daarbij is elke chromosoom in duplo aanwezig. Als het eencellige embryo vervolgens gaat delen en groeien tot een nieuw mensenkind, wordt bij iedere celdeling het complete 'magazijn' van erffactoren gekopieerd en doorgegeven. In elk van de 10.000 miljard of honderdmaal miljoenmaal miljoen (10'*) cellen waaruit een volwassen mens bestaat, zit dus de complete set van 46 chromosomen, in 23 paren met ongeveer 50.000 paren genen.

Tot nu toe hebben we nog steeds niets gezegd over DNA, de bijna magische letters die je steeds tegenkomt binnen de erfelijkheidsleer. DNA is een zogenoemd letterwoord, gevormd door de beginletters van de bouwstof van de chromosomen. Bij nader onderzoek blijkt namelijk dat de chromosomen uit DNA bestaan. Dat DNA kunnen we ons voorstellen als een wenteltrap, waarvan iedere sport op 4 manieren samengesteld kan zijn. Een bepaald stuk van deze trap met bepaalde sporten in dit stuk kvmnen we aanduiden als een gen of erffactor. Zo liggen de genen achter elkaar gerangschikt in het DNA. Alle kernen van alle cellen van ons lichaam bevatten hun eigen DNA, meer dan een meter lang. Knopen we al dat DNA uit alle lichaamscellen aan elkaar, dan zou dat een draad worden die 8000 X heen en weer van de aarde naar de maan kan worden gespannen.

3. Erfelijke ziekten
In de bevruchte eicel is de ene helft van het DNA van de vader en de andere helft van de moeder afkomstig. Uit deze ene cel komen alle andere cellen voort door deling. Daarbij wordt DNA miljoenen en miljoenen malen gekopieerd. Dat gaat wel eens fout. Meestal zonder gevolgen. Soms raakt een gen defect. Je merkt pas iets van een defect gen als zich een ziekte openbaart. Er zijn nu zo'n 4000 ziekten bekend die op één defect gen berusten en zo'n 6000 ziekten waar meer dan één gen bij betrokken is. Uit onderzoek is gebleken dat ieder mens in zijn DNA minstens tien genen met zich meedraagt die tot een erfelijke ziekte kunnen leiden. De kans dat iemand een partner krijgt met precies dezelfde 'foute' genen is echter heel klein. We hebben immers ca. 50.000 genen!

Doordat alle genen in duplo aanwezig zijn, kan de functie van een ziek gen worden overgenomen door zijn gezonde 'evenknie'. Er zijn echter ook ziektegenen wier functie niet wordt overgenomen door hun intacte tegenhanger op het andere chromosoom van een paar. Zo'n gen noemt men dominant, omdat dit ziektegen het intacte gen overheerst. De drager van dit gen is ziek. De verschijnselen van deze ziekte kunnen soms pas op latere leeftijd optreden. Dan kan het ziektegen al aan de helft van de kinderen zijn doorgegeven. Een voorbeeld hiervan is de ziekte van Huntington, een ernstige en voortschrijdende aandoening van het zenuwstelsel bij patiënten van 25-55 jaar.

Andere eigenschappen zijn niet zo dominant, ze zijn meer verlegen, recessief zeggen de erfelijkheidsdeskundigen. Zo is de blauwe oogkleur recessief ten opzichte van de dominante bruine oogkleur. Erfelijke ziekten komt men op het spoor, omdat zij vaker bij bepaalde families voorkomen. Als lid van zo'n familie loop je de kans drager te zijn van het ziektegen. Je kunt dit gen dan weer doorgeven aan je kinderen.

4. Genetische manipulatie
Van oudsher proberen mensen de natuur naar hun hand te zetten. Door planten en dieren uit hun natuurlijke omgeving weg te halen en ze te veredelen, kreeg men de beschikking over gewassen en landbouwhuisdieren. Bacteriën, schimmels en gisten worden al heel lang gebruikt voor de bereiding van voedsel en drank. We kunnen dan denken aan yoghurt, kaas en wijn. De afgelopen honderd jaar is de kennis over levende organismen sterk toegenomen. Die kennis wordt toegepast om in levensprocessen in te grijpen en organismen te veranderen.

Zo weten we sinds 1953 hoe de DNA-wenteltrap in elkaar zit. Bovendien is het de laatste 20 jaar mogelijk gebleken om DNA uit de celkern te halen zonder het te beschadigen. Inmiddels zijn stoffen ontdekt waarmee DNA in stukjes geknipt kan worden. Uit de wenteltrap worden stukjes geknipt met zogenoemde enzymen. In waspoeder zitten ook enzymen. Die knippen bijvoorbeeld bloedeiwitten in stukjes; daardoor laat een bloedvlek los van het wasgoed. Zo zijn er ook knipenzymen voor DNA. Die 'zagen' de DNA-wenteltrap in stukjes. De losse stukjes DNA van mensen, dieren, planten, bacteriën en virussen kunnen weer worden ingevoegd in een ander stukje DNA. Met deze techniek worden dus stukjes DNA opnieuw gecombineerd. Nu begrijp je ook de naam 'recombinant- DNA-techniek' of 'genetische manipulatie'.

Met de recombinant-DNA-techniek ontstaat een stuk DNA dat naast zijn eigen eigenschappen nu ook nieuwe eigenschappen bezit van het ingelaste stuk DNA. Zo kan men bij een bacterie eigenschappen onderbrengen die van nature niet in een bacterie aanwezig zijn. Op deze manier heeft men het DNA dat bij een kip zorgt voor de aanmaak van dooiereiwit in het DNA van een bacterie gezet. Daardoor ging de bacterie het kippeëiwit maken. Bijna een bacterie die kippeëieren legt! In beginsel kunnen bacteriën op deze wijze elk willekeurig eiwit maken waaraan behoefte bestaat.

De genetische manipulatie heeft geleid tot grote successen. Gedacht kan worden aan de geneesmiddelenbereiding: insuline voor mensen met suikerziekte, groeihormoon voor kinderen met een ernstige groei-achterstand, interferon voor de behandeling van bepaalde virusziekten en sommige vormen van kanker en - om niet meer te noemen - een vaccin tegen hepatitis-B (de gevaarlijkste vorm van geelzucht). Dankzij erfelijke technieken nemen bacteriën en gisten een groot deel van het mijnwerkerswerk op zich. Ook verorden ze gebruikt als biologische schoonmakers bij de sanering van verontreinigde grond en verontreinigd water.

5. Opsporen en bestrijden van erfelijke ziekten
De 'blauwdruk' van het leven (zoiets als een genenpaspoort) zal te zijner tijd mogelijk kunnen voorspellen of we wellicht jong zullen sterven, invalide zullen worden dan wel lange tijd dement zullen zijn. Misschien tonen we een erfelijk bepaalde neiging tot het ontwikkelen van hart- en vaatziekten of lopen we een goede kans vóór ons vijftigste jaar aan een bepaalde vorm van kanker te bezwijken. Er zijn duizenden erfelijke afwijkingen mogelijk. Ze variëren van levensbedreigende, zeer ernstige, minder ernstige (ook schoonheidsfoutjes te noemen) en daartussen een hele reeks. Deze zaken gaan natuurlijk alleen de betrokkenen (of ouders van een kind) aan. Maar zo werkt het niet. De persoonlijke levenssfeer wordt steeds gemakkelijker opengebroken. We leven in een maatschappij die door informatie-opslag genadeloos wordt. Er wordt niets meer vergeten of vergeven. Eén van de grootste bedreigingen voor onze samenleving zal komen van de combinatie van erfelijkheidsonderzoek en informatica.

De genetische technieken hebben alles te maken met kunstmatige voortplanting en de opsporing van erfelijke ziekten (prenatale diagnostiek en dergelijke). Op dit moment is reeds van ongeveer 300 erfelijke ziekten precies bekend wat er aan het DNA mankeert. Ongecompliceerde ziekten (berustend op één enkel defect gen: de feitelijke drager van één erfelijke eigenschap zoals de bloedgroep) komen in aanmerking voor gentherapie. Zoals een lap wordt gezet in een kapotte broek, zo kan een 'gezond' stuk DNA worden ingelast als het oorspronkelijke DNA niet of verkeerd werkt. Als voorbeeld gelden bloedziekten zoals beta-thalassemie. Je zou hier een overeenkomst kunnen zien met orgaantransplantatie, alleen op een veel basaler niveau. Natuurlijk moeten kansen en risico's goed worden afgewogen.

Het probleem ligt bij toepassing van de gentherapie in de kiembaan (geslachtscellen en bevruchte eicellen). Door deze therapie in de reageerbuis toe te passen, worden erfelijke ziekten met wortel en tak uitgeroeid. Dat geldt voor het behandelde individu en voor zijn of haar nakomelingen. Als er grote schade ontstaat door deze ingreep, wordt die ook overgedragen van geslacht tot geslacht. Daarmee zitten we midden in de ethische problemen rond genetische manipulatie.

6. Overwegingen vanuit de christelijlke ethiek
De vragen rond de ethiek van het leven lijken steeds belangrijker te worden. De moderne mens heeft een situatie bereikt, waarin hij wellicht te veel weet over zichzelf en over zijn mogelijkheden. Deze wetenschap kan een groot misverstand versterken: de misvatting dat de mens autonoom is, dat hij 'heer over de schepping' is zoals prof Velema in zijn bijdrage stelt. Dan bepaalt de mens zelf wat goed en kwaad is. In deze gedachtengang ziet men af van drie fundamentele relaties, zoals de Bijbel die tekent: tussen God de Schepper en de mens als beeld van God, tussen de mensen onderling en tussen de mens en de schepping. De van God afhankelijke mens heeft zich in de zondeval (Gen. 3:6) van God onafhankelijk gewaand. Daardoor zijn de genoemde relaties voor goed vernield (Ps. 14:1-3; Jes. 64:6,7; Jer. 4:23-29; Hos. 4:1-3; Rom. 3:10-12; Rom. 8:19-21; H.C. antw. 62; NGB art. 14; D.L. III/IV, art. 1-3).

De maatschappelijke opvattingen vertonen erosie. Illustratief voor deze erosie is de al eeuwen durende discussie over het begin van menselijk leven. Steeds worden nieuwe argumenten bedacht om het begin te leggen bij de innesteling van het embryo, bij de placentavorming, bij het kloppen van het hartje of bij de eerste functie van de hersenen. Met deze definitie voor het levensbegin schuift ook de beschermwaardigheid op. Men voegt zich naar de ontwikkelingen in de wetenschap en de techniek. Die zijn immers niet meer tegen te houden. Vanuit de materialistische kijk op het leven is zoeken naar grenzen tevergeefs. Daarin wordt de beschermwaardigheid van het leven afgemeten aan de kwaliteit (wat dat ook moge zijn).

Onderzoekers van de levenswetenschappen hebben het leven uiteengerafeld tot in de kleinste bouwstenen: het DNA. Het zicht op de eenheid van de schepping en de eigen 'aard' van het geschapene (vgl. Gen. 1:24,25) raakt verloren. De soortenbarrière wordt doorbroken en het aantal soorten dreigt af te nemen. De bouwstenen van het leven worden eigenmachtig in een nieuwe combinatie samengevoegd, zonder rekening te houden met de natuurlijke ordening van het geschapene. Het leven wordt steeds meer maakbaar. In dit verband noemt de filosoof prof.dr.ir. E. Schuurman de term 'technicisme'. Dit technicisme is de grondhouding van de moderne mens om geheel de werkelijkheid naar zijn hand te zetten. Wetenschap en techniek worden beheersingsinstrument.

De vraag rijst hoever de bijna goddelijk gemaakte mens (Ps. 8) - die in het begin van de geschiedenis al wilde wezen als God (Gen. 3:5) - kan en mag gaan. Onwillekeurig denken we aan de geschiedenis uit Exodus 7:10-13. In die geschiedenis verandert Aarons staf als hij hem op de grond gooit in een slang. De Egyptische geleerden proberen hetzelfde: hun staven worden ook slangen. Dan laat de HEERE de slangen/staven van de Egyptenaren verslinden door de slang/staf van Aaron. God blokkeert het namaak-wonder en laat het op niets uitlopen.

Met het sleutelen aan de erfelijkheid zou mogelijk het punt kunnen naderen waarop gesproken moet worden van een 'tweede zondeval', omdat de mens zich begeeft in dingen die God als Schepper heeft voorbehouden aan Zichzelf. God bepaalt wanneer de maat vol is (Matth. 24:36). Zó kwam Hij naar Babel neer om de stad en de toren te bezien (Gen. 11:5). Met dat doel ging Hij af naar Sodom en Gomorra - dewijl haar zonde zeer zwaar was - en bezag of zij de maat van hun zonden vervuld hadden (Gen. 18:20,21). Het is niet mogelijk een terreinverdeling te maken tussen God en mens; Gods heerschappij bestrijkt het geheel (Ps. 95:1-6; Matth. 28:18; Luk. 10:22; Joh. 17:2; 1 Kor. 15:27; Fil. 2:9-11 e.a.). De techniek behoort te blijven staan voor de grenzen van de ethiek.

De ontwikkeling van de genetische technieken moeten we beoordelen vanuit het doel dat men beoogt. In hoeverre dient het een goed beheer van de schepping (Gen. 1:28) öf wil men een toren van Babel maken 'welks opperste in de hemel zij' (Gen. 11:4)? Wordt recht gedaan aan de verantwoordelijkheid die de mens als beeld van God heeft in de genoemde drie relaties? Bij deze ontwikkelingen moeten we zorg hebben voor het totale kader van de geschapen werkelijkheid met de door God geschapen vormenrijkdom (vgl. Gen. 1:11, 12, 21, 24 en 25 met Ez. 47:10). Daarbij moeten we ook de risico's betrekken die aan de voortplantingstechnieken en aan genetische manipulatie zijn verbonden. Ik heb deze zaken wat verder uitgewerkt in mijn boekje 'Genetische technieken en christelijke ethiek'.

Ook in een sterk veranderende maatschappij blijft - voor de zich autonoom wanende mens - de roeping: 'Geef rekenschap van uw rentmeesterschap' (Luk. 16:2). Daarin ligt een opdracht, een volmacht en een verantwoordingsplicht, Als christenen zijn we belast met de roeping om in dienst van Christus te leven en de naaste en de maatschappij te dienen (Rom. 8:28-30; 1 Kor. 1:9; 7:17; 20-24; 1 Petr. 2:11-3:22). Genetische technieken die leven en welzijn bevorderen, die oog hebben voor de totale werkelijkheid als schepping van God, mogen we met een gerust hart accepteren. Met deze technieken lossen we de gevolgen van de zondeval niet op. Dat neemt niet weg dat God alles doet uitlopen op de volkomenheid van Zijn Rijk. 'En Die op de troon zat zeide: Ziet, Ik maak alle dingen nieuw' (Openb. 21:4,5).

Dit artikel werd u aangeboden door: Driestar Educatief

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 1989

Driestar bundels | 101 Pagina's

Genetische manipulatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 1989

Driestar bundels | 101 Pagina's