Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DOOD VAN UZZA

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DOOD VAN UZZA

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen ontstak de toorn des Heeren tegen Uzza, en God sloeg hem aldaar om deze onbedachtzaamheid, en hij stierf aldaar bij de ark Gods. 2 Sam. 6:7.

De geschiedenis van de dood van Uzza bij de opvoering van de ark des Verbonds heeft zijn uitlegging wel terdege nodig, daar bij oppervlakkige lezing, wij geneigd zijn de strafoefening, die bij de ark plaats vond, als een zeer strenge aan te merken. Laten wij daarom hetgeen bij deze opvoering van de ark plaats greep eens rustig overwegen.

David en zijn volk verlangen naar een herstel van de openbare godsdienst, die onder de regering van Saul ernstig is verwaarloosd. Daartoe besluit men de ark des Verbonds naar Jeruzalem te brengen, opdat deze in het midden van het volk de plaats zou verkrijgen, die dit zeer bijzondere voorwerp van Israels godsdienst waardig was. De ark toch heeft gedurende een lange reeks van jaren als het ware in de vergetelheid verkeerd, toen deze in het huis van Abinadab heeft moeten zijn en niet meer bezocht werd door Israël. Nu zal dan eindelijk de ark worden gebracht naar een dit voorwerp waardige plaats. Zoals wij lezen kunnen wordt de ark op een wagen geplaatst, die door een stel jonge runderen zal worden getrokken en zo maakt men zich op naar Jerusalem, terwijl er bij het volk veel vreugde en blijdschap is, want men maakt muziek door middel van vele muziekinstrumenten. Eindelijk komt men bij de dorsvloer van Nachon, waar de runderen struikelen en Uzza zijn handen uitstrekt om de ark te beschermen. Daar vindt dan ook de goddelijke strafoefening plaats, waarvan bovenstaand schriftwoord spreekt. Om de aard van het door Uzza bedreven kwaad recht te verstaan is nodig, dat wij op Gods bevelen aangaande de ark acht geven.

De ark is de zinnebeeldige troon Gods en als zodanig een toonbeeld van Zijn heiligheid en majesteit. M iemand kon tot die troon Gods naderen dan de Hogepriester en ook deze niet zonder bloed. Een ieder, die tot deze troon Gods zou komen anders dan in de door de Heere verordi-neerde weg zou een kind des doods zijn. Voor het geval, dat de ark zou moeten worden verplaatst, zoals ten tijde van Israëls tochten door de woestijn zo dikwijls zou plaats grijpen, moest de daartoe aangewezen priester de ark bedekken met het voorhangsel, dat de scheiding tussen het heilige en het heilige der heilige anders aangaf, voorts een kleed van dassenvellen en een hemelsblauw kleed. Wanneer al deze klederen waren aangebracht moesten de gouden handbomen aan de ark worden bevestigd, waarna de zonen van Kohath de ark zouden dragen. Dit alles nu is zo strengelijk bevolen, dat de Heere zegt: En al, wie de ark zal aanraken zal de dood sterven. Zeer nadrukkelijk zijn Gods gegeven bevelen, zeer ernstig is de door Hem bedreigde straf en dit maakt de zonde van onbedachtzaamheid, die hier door Uzza bedreven wordt ook te zwaarder.

Toch zijn er nog enige zeer bijzondere lessen, die wij uit deze geschiedenis leren kunnen. Wij zien in deze eerste poging om de ark op te voeren naar Jeruzalem een goede gezindheid van het volk en zijn vorst om tot de openbare dienst des Heeren weder te keren, maar men leeft dit uit op een eigen-willige wijze.

Zo is het ook zo menigmaal met de mens, die door Geestes-bearbeiding zijn gescheidenheid van de Heere leert en oprecht begeert om met de Heere verzoend en bevredigd te raken. Die mens stelt dan alles in het werk en met David zegt hij: Hoe zal ik de ark Gods tot mij wederbrengen? Hij keert zich tot zijn eigen werken en poogt om in die weg tot God te komen, maar die weg is een weg, die in de dood eindigt. Wanneer wij buiten de door God verordineerde priesterdienst tot de ark, tot de troon van de heerlijkheid Gods, komen willen, zullen wij ervaren, dat een vuur van de Heere zal uitgaan om te verteren. O, dat wij meer gedenken mochten aan de majestueuze deugden van Gods recht en heiligheid.

De Heere is goedertieren en groot van barmhartigheden, maar onze Catechismus onderwijst ons terecht: Hij is ook rechtvaardig. God gaat niet van Zijn gerechtigheid af. Ook onze goede voornemens en edele drijfveren, voorzover dat deze aanwezig zouden zijn, doen God niet afstaan van de noodzakelijkheid van de bevrediging van Zijn gerechtigheid. En dat is een voorname les, die ons hier geleerd wordt. Uzza raakte de heilige ark aan, buiten de priesterdienst om en hij was een kind des doods. Zo zal een ieder, die de troon Gods nadert een kind des doods zijn, wanneer men tot die troon nadert buiten de dienst van dat priesterschap om, dat de weg tot de troon der genade ontsloot en voor een schuldig volk een volkomene verlossing geopenbaard heeft. Deze strafoefening was nodig in het midden van het volk, opdat juist deze openbaring van Gods gerechtigheid hen zal drijven naar de Priesterdienst, die God in Israël ingesteld had. Juist ook door deze gebeurtenis krijgt de dienst van Aarons zonen weer groote waarde en betekenis in Israël, zoals wij lezen kunnen in 1 Kron. 15.

Maar ook dit is een ontegenzeggelijke waarheid, dat daar waar Gods gerechtigheid verheerlijkt wordt er plaats voor Christus en Zijn bediening in ons leven komt. Wanneer de majesteit van Gods recht voor ons verborgen verblijft kunnen wij zoveel doen in ons godsdienstig leven en zo opgaan in onze eigen werkzaamheden en voornemens, ja met blijdschap vervul zijn in ons werk, maar wanneer de Heere Zich Zelf openbaart in de deugd van Zijn gerechtigheid, dan moeten wij leren, dat niemand onzer voor Zijn aangezicht bestaan kan. Dan liggen wij niet alleen in onze schuld voor Hem, vanwege onze erf- en dadelijke zonden, maar zelfs onze gerechtigheden worden schuld, zoals wij dit hier zien. Deze Uzza meende Gode behaaglijk werkzaam te zijn, maar God snijdt ook zijn eigen gerechtigheden als hebbende geen waarde voor Zijn aangezicht af. Het is een smartelijke les voor David en het ganse volk geweest, maar toch een nuttige les. Een les ook voor ons. Het roept ons in gedachtenis om toch niet tot God te willen naderen met onze eigene werken, waarmede wij wel kunnen menen Gode een dienst te doen, maar, daar Hij daarvan in Zijn wet en Woord ons zo duidelijk spreekt, zij kunnen de weg tot de troon der genade ons niet ontsluiten, want zonder bloedstorting zal daar geen vergeving zijn.

Een voorname, maar ook nuttige les, wanneer wij die op de school van Gods genade mogen leren. Het is een les, die plaaats voor de bediening van de Heere Jezus Christus in het leven van de mens maakt. Lezer, is daar ook plaats voor gemaakt in Uw leven? Of leeft gij nog met Uw eigen godsdienstig werken, zonder deze ooit te hebben gezien, als waardeloos voor het aangezicht des Heeren. Hebt gij die glans van Gods recht, die in de dood van Uzza openbaart wordt nimmer al Uw gerechtigheden zien afsnijden als een wergwerpelijk kleed en U Uzelven zien maken tot een kind des doods? Waar Gods recht onze werken afsnijdt, daar worden wij kinderen des doods, maar daar zal ook die priesterbediening waardevol worden, waar door de weg tot God ons ontsloten. Nimmer had de bediening van de priesters zo’n grote waarde voor de Israëlieten dan na de dood van Uzza. En ook nimmer krijgt de bediening van Jezus Christus zulk een waarde in het hart, dan daar waar de deugd van Gods gerechtigheid al onzen eigen-willige werken afsneed en ons afgesneden zijn van het aangezicht Gods kennen doet.Gelukkig wanneer wij het persoonlijk geleerd hebben, opdat wij op de vraag der ziel: Hoe zal de ark Gods tot mij komen, mogen kennen het antwoord, dat zegt: Door de dienst van de Hogepriester naar de ordening van Melchizedek, Die met Zijn bloed is ingegaan in het binnenste heiligdom en tot God de weg ons ontsloot. Dan is het practijk geworden: ‘k Zal van de deugd der milde goedheid zingen,

Van ‘t heilig recht der strenge rechtsgedingen,
Een psalmgezang, o hooggeduchte Heer,
Uw naam ter eer.

GAL SEVEN—BANIER

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1956

The Banner of Truth | 16 Pagina's

DE DOOD VAN UZZA

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1956

The Banner of Truth | 16 Pagina's