Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opgravingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opgravingen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En hij kocht de berg van Samaria van Semer, voor twee talenten zilvers en bebouwde de berg; en noemde de naam der stad, die hij bouwde, naar de naam van Semer, de heer des bergs, Samaria. (1 Kon. 16 : 24.)

14

SAMARIA

Uit deze tekst blijkt, dat Samaria gebouwd werd door een Israölietische koning, n.1. Omri. Kij maakte hiervan tevens de hoofdstad in plaats van de vroegere residentie Thirza, wier ruïnes voor zover mij bekend nog niet teruggevonden zijn. De stichting van een nieuwe stad is in de analen van de Geschiedenis van Israël wel een heel enig geval, want wij kennen geen enkele plaats van betekenis, waarin de Israëlieten zich in Kanaan hebben gevestigd, die niet reeds vooraf een min of meer belangrijke stad of vesting van de Kanaanieten was. Alleen Samaria maakt hierop een uitzondering. Men heeft hier dus, in tegenstelling tot andere opgravingen, niet te doen met een Kanaanese, maar met een in oorsprong zuivere Israëlietische stad.

Het behoeft ons niet zo erg te verwonderen, dat Omri de heuvel van Semer kocht om er een stad op te bouwen, want de ligging was buitengewoon gunstig en uit een krijgskundig oogpunt bezien zeer juist gekozen. Omri gaf hiermee een bewijs van zijn militair talent, dat hij ook elders getoond heeft te bezitten. Hij liet de stad bouwen op een brede heuveltop. Aan alle zijden geïsoleerd, leende hij zich uitstekend voor een vestingpost. Die vestingwerken zijn bij de opgraving weer voor de dag gekomen, waarover straks meer. Vanaf de ruïnes der oude stadspoort aan de westrand ziet men over alles heen de glinsterende wateren van de Middellandse Zee en men begrijpt, dat de weg naar Foenicië (Tyrus en Sidon) niet lang was. Foenicië waaraan het noordelijk rijk zoveel van zijn stoffelijke voorspoed, maar nog meer van zijn geestelijke ellende te danken heeft (Baal).

Dat Omri goed gezien heeft, blijkt wel uit de langdurige belegeringen, die de stad in de loop der tijden doorstond, zoals in de dagen van Eliza, toen de Syriërs de bevolking uithongerden, want ziet, zij belegerden ze, totdat een ezelskop voor tachtig zilverlingen was verkocht, en een vierendeel van een kab duivenmest voor vijf zilverlingen (2 Kon. 6 : 25). En de Assyriërs lagen drie lange jaren voor haar poorten alvorens ze de bevolking konden wegvoeren in een ballingschap, waaruit het nimmer weerkeerde. Ook uit de ongewijde geschiedenis blijkt haar sterkte. Zo vond de machtige Alexander de Grote het de moeite waard om tegen haar op te trekken. Nog meerdere malen beleefde de stad van Omri ondergang en verrijzenis, alvorens Herodes de Grote haar opnieuw versterkte en er een van de schoonste steden uit zijn rijk van maakte.

Tegenwoordige officieren, die de ruïnes van Samaria bezoeken, zijn één in lof over de sterke positie van de stad als vesting. De Majoor Conder meent, dat de stad vóór de uitvinding van het buskruit onneembaar was en de Nederlandse officier C. W. M. van der Velde schrijft: In Omri's dagen, toen het geschut nog niet was uitgevonden, moet de ligging van Semers heuvel. aan de oostzijde van de bergkom, groot en wijd van omtrek, de koning' hebben toegelachen om de sterke verdediging, die zijn hoofdstad er beloofde te bezitten." Van deze bergen was zijn veiwachting en van gans Israël met hem. Daarom is het zo opmerkelijk, dat de Heere dat vertrouwen heeft te schande gemaakt. Het schrikkelijke wee, dat Amos over haar uitsprak, is vervuld: Wee de gerusten te Zion en de zekeren op de berg van Samaria? die de voornaamsten zijn van de eerstelingen der volkeren, en tot dewelke die van het huis Israëls komen." (Amos 6:1) Letterlijk kwam uit, wat de profeet Micha voorspelde: Daarom zal Ik Samaria stellen tot een steenhoop des velds, tot plantingen eens wijngaards; en Ik zal haar stenen in de vallei storten en haar fundamenten ontdekken." (Micha 1:6)

Wanneer we nu Amos 6 lezen, dan krijgen we enigszins een indruk van de rijkdom van het oude Samaria, als cle profeet het o.a. heeft over de elpenbenen bedsteden, het geklank der luit, over het drinken van wijn uit schalen en het zichzelf zalven met de voortreffelijke olie enz. Zijn beschrijving klopt prachtig met de resultaten der opgravingen. A. Noordzij vertelt hiervan: „Wat aan pracht kon worden samengelezen is hier bijeen. Cederhouten betimmering siert de wanden; mozaïek tovert een wonder kleurenspel op de vloer; albasten vazen en kleurrijk aardewerk staan overal verspreid; met goud en ivoor of veelkleurig email ingelegde zetels, wier beeldhouwwerk de macht symboliseert van de koninklijke bezitter, nodigen tot rusten." Opgravingen der Amerikanen brachten dit aan het licht.

1. Men vond in de Israëlietische ruïnelaag een toren. De muren daarvan zijn bijna twee meter dik en de zware, goed gehouw r en gladde steenblokken sluiten vast op elkaar, zodat een vijand nergens geen houvast kon vinden, om dit vestingwerk aan de buitenzijde te beklimmen. Zo indrukwekkend is dit bouwwerk, dat het als een nationaal monument zal bewaard blijven en ze is door cle regering tegen een kleine vergoeding ter bezichtiging voor het publiek opengesteld.

2. Verder werd cle poort opgegraven, waarbij de markt gevonden werd. Historische grond, als men bedenkt, dat op cieze markt eenmaal Achab en Josafath op hun troonzetels zaten en de dreigende profetie van Micha aanhoorden, terwijl in de opgegraven poort eens een maat meelbloem verkocht werd voor een sikkel en twee maten gerst voor een sikkel (2 Kon. 7.)

3. Niet ver van die poort vond men de resten van Omri's paleis, opgebouwd uit grote steenblokken, sterk en voornaam. Op de stenen van deze paleismuur hebben de werklieden, waarschijnlijk degenen die de stenen uit de rotsgrond hebben gekapt, merktekens gekrast, soms letters, soms tekens van onduidelijke betekenis. Deskundigen menen wel, dat dit er op wijst, dat de steenhouwers, althans sommige van hen volgens het stukwerksysteem werden betaald. Men kan zich dan gemakkelijk voorstellen, dat zij er hun merkteken op plaatsten om bij de uitbetaling der lonen niet te kort te komen.

4. Westwaarts hiervan vond men de fundamenten van Achabs paleis. Wat onmiddellijk opvalt, is cle grote rijkdom aan elpenbenen (ivoor), dat men daar gevonden heeft. De Bijbel spreekt dan ook in 1 Kon. 22 : 39 over het „elpenbenen huis", dat Achab voor zichzelf bouwde. Nu zijn in de Bijbel ivoor en ivoren producten vaak bewijzen van schoonheid en weelde. In 't Hooglied wordt b.v. het lichaam van de bruidegom vergeleken met ivoor en de hals van de bruid met een ivoren toren. Koning Salomo had een elpenbenen troon, terwijl zijn Tarsisvioot o.a. ivoor aanvoerde.

5. Men vond nu ivoren plaketten, waarvan de paleiswanden, tronen en meubels der Israëlietische koningen schitterden. De collectie, die in Samaria gevonden is, bestaat uit twee groepen. Bij de eerste groep werd gebruik gemaakt van kostbare, ingelegde stenen

en bedekking met bladgoud. De tweede groep heeft weinig of geen inleg, met veel dieper gesneden reliëf. Die kunstwerken van Samaria zijn dus overblijfselen van schatten, die voor een groot gedeelte door de Assyriërs in 722 v. Chr. zijn weggehaald. Er moet heel wat van dat dure ivoor in de paleizen geweest zijn, want de Bijbel spreekt herhaaldelijk over „elpenbenen huizen." Hoe mooi en hoe schitterend dat ook allemaal was, Amos zegt: En Ik zal het winterhuis met het zomerhuis slaan; en de elpenbenen huizen zullen vergaan, en de grote huizen een einde nemen, spreekt de Heere." (Amos 3 : 15)

6. En tenslotte vond men bij de opgravingen in Samaria grote hoeveelheden potscherven met opschrift (ostraca.) We hebben hier met het zeldzame geval te doen, dat hier geschreven werd met „pen" en inkt dus reeds rond duizend jaar voor Chr. Het schrift maakt een vlotte indruk en is schuin geschreven. De inhoud js erg alledaags en is misschien het beste te vergelijken met het bestelbriefje van de keukenmeid, gelet op het schrift.

Wel dient opgemerkt te worden, dat niet geschreven werd op aarden kruiken, die later gebroken zijn, maar op scherven. Dit blijkt uit de opstelling en de indeling van de tekst, die zich regelen naar de grillige vormen en naar de afmetingen van cle scherven, dus zijn deze scherven eerst beschreven, toen ze al de huidige vorm hadden.

De collectie is afkomstig uit de magazijnen van de koninklijke gebouwen van Samaria en blijkens hun inhoud houden ze verband met de proviandering van het hof. Ze gaan steeds over geleverd materiaal.

Enkele voorbeelden:

scherf no. 10: „In het negende jaar, uit Jasith, voor Ahinoam, een kruik oude wijn."

scherf no. 4: „In het tiende jaar, voor Sjemariah, uit Bearim, een kruik oude wijn: Ragea (zoon van Elisja) 2 Uzza (zoon van Q. B. Sj.) 1 Eliba (zoon van ) 1 Baala (zoon van Elisja) 1 Jedaja 1.

Ahinoam en Sjemariah schijnen beambten van het paleis te zijn geweest.

Men heeft in deze potscherven de boekhouding willen zien van de koninklijke proviandkamers, maar zij maken misschien meer de indruk van een soort vrachtbrieven, waarmede afzenders hun waar begeleiden. De veronderstelling is niet te gewaagd, dat we in deze zendingen te doen hebben met belastingen in „natura", opgebracht tijdens de regering van Achab. Van dergelijke leveranties lezen we in de H. Schrift meerdere malen. Denken we maar aan Salomo, die zijn land verdeelde in twaalf districten, die ieder op hun beurt een maand lang het koninklijk paleis en zijn kostbare stallen van proviand moesten voorzien. Ieder district werd voor de inning dier belastingen aan een bijzonder ambtenaar toevertrouwd. Een dergelijke instelling kan men zich denken in het noordelijke rijk onder Omri, Achab en Jerobeam TI.

Eindelijk willen we er nog op wijzen, dat verreweg » de meeste namen op deze gevonden scherven samenhangen met de afgodnaam Baal. En dit feit stelt weer de verspreiding van de Baaldienst. juist in die tijd, in een helder licht en herinnert ons er weer aan, dat het juist Samaria was, waar deze afgodendienst het diepst wortel schoot.

Ook uit dit opstel blijkt weer heel duidelijk de waarheid van de Bijbelse mededelingen in het licht der opgravingen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1953

Daniel | 8 Pagina's

Opgravingen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1953

Daniel | 8 Pagina's