Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TER OVERWEGING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TER OVERWEGING

25 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. A. de Reuver, Bedelen bij de Bron. Kohlbrugge’s geloofsopvatting vergeleken met Reformatie en Nadere Reformatie. Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer. 703 blz. f 75,-. Dit omvangrijke boek diende de schrijver - inmiddels tot bijzonder hoogleraar te Utrecht benoemd - als proefschrift. Hij biedt een gedegen studie over de geschritten van dr. H.F Kohlbrugge, een niet onbekend figuur uit de vorige eeuw (1803-1875), ‘in de overtuiging dat deze niet alleen een markante, maar ook een relevante plaats innemen in de geschiedenis van de reformatorische theologie in het algemeen en van het Nederlandse Gereformeerde Protestantisme in het bijzonder’, daarbij gedreven ‘door de behoefte om zijn theologie - althans een onderdeel daarvan - te peilen en deze vervolgens te confronteren met de reformatorische traditie van Luther en Calvijn en met de na-reformatorische traditie in Nederland’ (aldus de Inleiding). Een negental aspecten van Kolhbrugge’s geloofsopvatting worden aan de orde gesteld: de herkomst van het geloof, geloof en wedergeboorte, de aard van het geloof, geloof en zondekennis, rechtvaardiging en heiliging, de aanvechting van het geloof, de zekerheid van het geloof, geloof en sacrament, geloof en verkiezing. In elk hoofdstuk wordt de visie van Kohlbrugge beschreven op de aan de orde gestelde zaak en vervolgens deze visie in het licht van de Reformatie en van de Nadere Reformatie nader bekeken. Een zeer uitvoerig notenapparaat is aan elk van de negen hoofdstukken toegevoegd. Welgeteld 4550 noten staan de lezer ten dienste, afgedacht nog van inleiding en slotbeschouwing (samen nog eens 59)! De confrontatie met de na-reformatorische traditie in Nederland geschiedt vooral ten opzichte van een zestiental vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie. Geconcludeerd wordt dat Kohlbrugge’s positie ten dezen het best omschreven kan worden als een “kritische solidariteit’: ook zijn hoofdbelangstelling gaat uit naar de door Woord en Geest gewerkte persoonlijke verhouding van God en mens, maar deze solidariteit is vaak kritisch van karakter blijkens ‘de (impliciete) correcties, vrijwel steeds in reformatorische zin’ (619). Kohlbrugge’s relatie tot Calvijn wordt geschetst als een ‘selectieve affiniteit’ en dat in die zin dat hij ‘met zijn geloofsbenadering in velerlei en meestal wezenlijk opzicht diens erfenis zuiverder heeft vertolkt dan dat velen van Calvijns directe, gereformeerde volgelingen dat deden’ (621v.).

De relatie tot Luther wordt getypeerd met ‘zelfstandige navolging’, waarbij de vraag of Kohlbrugge’s positie als luthers dan wel als gereformeerd is te duiden, voorzichtig wordt beantwoord: neigend naar Luther (‘Lutherse komaf en habitus behielden levenslang het overwicht’ - 623v.). Dr. De Reuver besluit met een ‘Waardering’ zijn waardevolle Studie over Kohlbrugge die na meer dan een eeuw nòg aanspreekt, niet het minst: bedelend ‘bij de Bron’!

Wie zich daardoor weet aangesproken, zal dankbaar kennis van dit rijke boek nemen!

Dr. G. Bos, Isaäc da Costa: Al Gods wegen zijn Israëlietisch. Uitg. Willem de Zwijgerstichting, Apeldoorn. 47 blz.

Deze brochure verscheen in de reeks van de genoemde stichting waarop men zich abonneren kan (twee brochures jaarlijks à f 12,50). Dr.Bos wil de vraag beantwoorden waarom Da Costa afwijzend reageerde op een preek van Kohlbrugge over Rom. 7:14 (de komma in deze tekst kreeg voor Kohlbrugge een dominante betekenis - De Reuver schrijft er ook over, blz.84, 238). Gewezen wordt op de persoonlijkheid en de opvattingen van Da Costa die begrepen had dat Kohlbrugge een soort ‘borgtochtelijke heiligmaking’ leerde en niet vrij was van antinomianisme. Het antwoord op de vraag die de schrijver zich stelde, had m.i. duidelijker kunnen zijn. Het citaat in de titel wordt in de paragraaf over ‘Israël als gestalte van Gods bedoelen’ kort toegelicht: christenen ‘gevoelen dat al Gods wegen Israelietisch zijn en toch hen aangaan’, maar het is te betreuren ‘dat het niet de hele kerk heeft gegolden’, want ‘dikwijls heeft men de oordelen in de profetie op het volk Israël toegepast en de beloften vergeestelijkt en voor de christelijke gemeente alleen laten gelden’ (26). Het is goed hierop de aandacht te vestigen, al had dit breder uitgewerkt kunnen worden.

Dr. J. Haitsma, Isaäc da Costa (1798-1860). Uitg. J.J. Groen en Zoon, Leiden. 160 blz. f 29,95.

In de serie Monografieën van Messiasbelijdende joden Vergeten Eerstelingen verscheen van dit boek als vijfde deel over de toch niet onbekende Isaäc da Costa. Het feit dat in dit nummer van ons blad meer dan één publikatie wordt genoemd waarin hij ter sprake komt, afgedacht nog van het feit dat De Wekker onlangs een artikelenreeks aan hem wijdde, (van ds. Rietveld), onderstreept niet bepaald het woord ‘vergeten’ in de serienaam. Toch is het van betekenis juist in onze ‘vergeetachtige’ tijd een figuur als Da Costa naar voren te halen, want, stelt dr. Haitsma; Da Costa heeft ook onze generale in vele opzichten iets te zeggen. Afgezien nog van het feit dat ook hij de ‘komma’ van Kohlbrugge ter sprake brengt - zelfs in een speciaal hoofdstuk (VI) -, wat Da Costa in zijn Bijbellezingen en in zijn gedichten ons heeft nagelaten aan gedachtengoed is de moeite van kennisneming waard. Er zou veel te noemen zijn, wat binnen het bestek van een bespreking niet mogelijk is. Opvallend is dat dr. Haitsma telkens laat uitkomen hoe Da Costa positie kiest tegen de ‘geest van zèlfontwikkeling, zèlfregering en zèlfvolmaking’ (125, 127), ‘net stellen van de rede boven de openbaring Gocls in zijn Woord’ (157). Hij wist dat ook de kerkelijke, ook de geestelijke mens vaak eenzijdig is en dikwijls kiest voor een onbegrensd conservatisme òf streeft naar een onbegrensde modedienst (63). Dat geldt eind-20ste eeuw nog! (Tussen haakjes: de titel van het tijdschrift van de ‘Groningers’ luidde: ‘Waarheid in Liefde’, niet: en - 46).

Dr, C.J. den Heyer, Een joodse Jezus - de Christus der kerken. De plaats van Israël in de Christologie. Uitg. Kok, Kampen. 92 blz. f 18,90.

Dit boek verscheen in de serie ‘Verkenning en Bezinning’ (bij abonnement gereduceerde prijs). Refererend aan de discussie over de kerkordelijke benaming van het Israëlwerk ter gereformeerde synode (waaraan confessionele inhoud werd gegeven) keert de schrijver zich tegen de klassieke Christologie, die ‘dramatische gevolgen’ heeft gehad voor het joodse volk, vanwaar een ‘directe lijn’ getrokken kan worden ‘naar uitbarstingen van anti-judaïsme en antisemitisme in later eeuwen’ (blz. 9). Wil de kerk haar ‘geloofwaardigheid terugwinnen’, dan is een radicale ‘theologische en christologische heroriëntatie’ nodig (10). Of aan die zo gestigmatiseerde klassieke Christologie (Chalcedon vooral) recht wordt gedaan? Voor prof. Den Heyer is het zondermeer: dànkzij Chalcedon, ja, eigenlijk al: dankzij Johannes en Paulus dat het zó gegaan is!

Eeuwenlang heeft de kerk het Oude Testament met dogmatische ogen gelezen (82), maar de Aufklärung bracht gelukkig een ommekeer: ‘niet de traditie maar het verstand heeft het laatste woord’ (59). Het ‘geesteskind van de Aufklärung’ d.i. het historischkritisch bijbelonderzoek wees de weg naar de échte Jezus (64); zonder ‘christelijke, dogmatische vooronderstellingen’ is het Oude Testament nu te lezen (83). Geen wonder dat de schrijver telkens weer die kritiek naar voren haalt. Je denkt bijna: was die Aufklärung maar vijftien eeuwen eerder gekomen! Dat die Aufklärung - mét haar ‘geesteskind’! - een samenballing van dogmatisme is, waarin het menselijke ‘verstand het laatste woord’ heeft (59) en dus de veronderstelde autonomie van de mens wordt gehuldigd, wordt met geen woord vermeld, laat staan verwerkt. Maar ja, er zijn ‘sommigen’ die ‘wanen’ (71) of die ‘nog altijd menen’ (20) in de tijd ervòòr te leven. Er zou nog op meer zaken te wijzen zijn, waarachter een vraagteken te plaatsen is (Berkhof juist geïnterpreteerd?), maar ondanks alle vragen die opgeroepen worden, dat de ‘Christus der kerken’ niet losgemaakt mag worden van de ‘joodse Jezus’ kan van harte toegestemd worden. Alleen, niet langs deze weg die hier gewezen wordt. Komen we hiermee verder dan een academisch dispuut , gebiologeerd als we dan zijn door de historischkritische benadering?

Dr. G. Dekker, Gereformeerd en Evangelisch. Ontstaan en geschiedenis van de Buddinggemeente te Goes en haar plaats in het Nederlandse Protestantisme in de periode 1839-1881. Uitg. Kok, Kampen. 818 blz. f 97,50.

In 1986 gaf dr. Dekker een geschrift uit van ruim 100 pagina’s over de uit de tijd van de Afscheiding bekende ds. H.J. Budding (1810-70) en zijn gemeenten in Zeeland. Dit boek is een op meer (nog) archiefmateriaal gebaseerde, brede en gedetailleerde uitwerking hiervan met enorm veel namen en gegevens die genealogisch geïnteresseerden zeker zullen boeien. Dat geïnteresseerden in de (kleine) kerkgeschiedenis ook ruimschoots aan hun trekken komen, zal geen tegenspraak ontmoeten. Zoals de titel reeds aangeeft, stelt prof. Dekker dat de door hem als Buddinggemeente aangeduide kerkgemeenschap meer dan lokale en zelfs regionale betekenis heeft, dus niet alleen voor Goes of voor Zuid-Beveland. Volgens hem zal er in Nederland nauwelijks een kerkelijke gemeente zijn ‘waarin binnen een zo korte tijd zoveel voorviel als in de Budding-gemeente te Goes: (…) De evolutie, die de gemeente in de beschreven 40 jaar doormaakte is enorm en lijkt nog steeds aktueel’ (9). Hij herinnert dan aan de ‘oudgereformeerde, nu meer bekend als de ‘reformatorische’ richting en aan de ‘evangelische’ richting. ‘Om deze beide milieu’s en geestesstromingen, waarin Budding zijn gemeente achtereenvolgens plaatste, te leren kennen, moeten wij die gemeente in de beginjaren situeren in het geheel van de ‘oud-gereformeerde’ gemeenten in Zeeland en in de eindjaren in de bonte verscheidenheid van de naar elkaar toegroeiende vrij evangelische gemeenten in Nederland.’ Het is dit “programma” dat in elf uitermate consciëntieus èn congeniaal geschreven hoofdstukken wordt uitgevoerd, waarbij de betrokkenen vaak breed worden geciteerd, en - uiteraard - de kleurrijke figuur van ds.

Budding op levendige wijze wordt getekend (alles met veel fotomateriaal). Na een boeiend hoofdstuk over de afgescheiden gemeenten in Zeeland en Buddings relatie met de andere afgescheiden voorgangers, komt het ‘Zeeuwse schisma’ aan de orde, waarin, gelijk bekend, het vooral ging om de psalmberijming (de ‘oude’ d.i. die van Datheen, tegenover de ‘nieuwe’ d.i. die van 1773) en om de zgn. vrijheidsaanvrage (nl. om ‘erkenning’ door de overheid te krijgen en zo ‘vrijheid’ om kerkdiensten te houden) waartegen ook elders verzet rees - misschien (onbewust) - nawerking van het oude verzet tegen de kerk/staat-verhouding tijdens de Republiek? Op boeiende wijze wordt getekend hoe vanuit de instelling die ‘de subjectieve vroomheid ervaring hoger (stelde) dan de ‘objectieve leer’ (61), zowel de interkerkelijke verhoudingen, als ook de eigen opbloei en het eigen verval worden bepaald. Wie die ervaring weet te wekken en te bespelen, zal in tijden van ‘Veranderingen en krisis’ (229) zoals Budding en zijn gemeente omstreeks 1860 doormaakten, een eigen weg weten te vinden, zoals Budding die gevonden heeft in vrij-evangelische richting. Een leerzaam boek!

W. Smouter, Profielschets van het Koninkrijk. Uitg. Buijten en Schipperheijn, Amsterdam. 72 blz. f 13,50.

Een kostelijk boekje. Op de vrouw/de man af worden de zaligsprekingen van Matt. 5 hier besproken. Ds. Smouter accentueert de eenheid ervan: in acht trekken wordt het Koninkrijk Gods met zijn inwoners getekend met een duidelijke samenhang en orde. Ze zijn niet van elkaar te isoleren. Na lezing van de hierboven geschiedkundige boeken, komt dan wel de vraag op of en in hoeverre de kerk aan deze ‘profielschets’ beantwoordt, ook als toegestemd wordt dat kerk en Koninkrijk niet te identificeren zijn. Het ‘ten dele’ van Paulus komt dan wel sterk op je af!

Dr. H. Mulder, De Handelingen der Apostelen. Een bijbels reisboek. Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer. 291 blz. f 49,90.

Terug naar de nieuwtestamentische gemeente in haar apostolische zuiverheid is voor velen een aanlokkelijk ideaal (geweest). Wanneer we kennis nemen van dit commentaar van wijlen prof. Mulder, dan beseffen we misschien beter dat bijna tweeduizend jaar geschiedenis niet zomaar geëlimineerd kunnen worden, alsof er sinds Handelingen niets passeerde, dat hoe dan ook, ons beïnvloedt. Het is goed de gang van het Evangelie te volgen. Christus, de Koning van de Kerk begint zijn kerkvergaderend werk. Op eenvoudige wijze wordt dat begin, die gang zoals het tweede boek van Lucas deze aangeeft, getekend. Voor studiekringen enz. graag aanbevolen.

Jaap Zijlstra, Wij komen biddend voor U staan. Gebeden. Kok, Kampen 1993. 56 blz. f 14.90.

Gebeden van Jaap Zijlstra in dichtvorm, ten dele in verband met het kerkelijke jaar, voor een deel aan onderwerpen vooral uit het kerkelijke leven gewijd. Sommige van deze gebeden zijn ook te zingen.

Men treft erin aan afwisseling, vertrouwen, lofzegging in hedendaagse stijlvorm. Wie Zijlstra kent, zal hem ook in deze bundel herkennen.

Co ’t Hart, Niet alleen - Gedichten over vervreemding en eenzaamheid na chemo-the-rapie. Kok Voorhoeve, Kampen 1993. 43 blz. f 14,50.

Een bundeltje gedichten van Co ’t Hart, die al heel wat heeft gepubliceerd. De ondertitel wijst op de situatie waarin deze gedichten zijn ontstaan. Ze zijn aansprekend en bemoedigend door verwijzing naar het evangelie en door deelname aan de pijn van het ziek-zijn.

Hans Werkman, Lijst van christelijke literatuur (vooral van 1945 - 1993). Tweede druk, f 5,-- plus f 1,30 porto, op rekeningnr. 692060316 ten name van C.van Baardewijk, Apeldoorn (gironummer ING-bank 826319).

Een handig boekje met titels van romans, verhalenbundels, gedichtenbundels en beschouwend proza, waaruit een keus gedaan kan worden met het oog op de literatuurlijst van het middelbaar onderwijs. Een uitstekend hulpmiddel.

Theodorus van der Groe, De ware bevinding. Uitg. Groot Goudriaan, Kampen. 107 blz. f 19,50.

De Groot Goudriaan geeft in vertaling korte geschritten uit van oude schrijvers. Dit is de vierde in die reeks (waarin ook geschritten van W.à. Brakel en Comrie verschenen). Dit boekje is een voorrede tot de Nederlandse vertaling van een werk van Hutcheson.

Deze vertaling plus voorrede verscheen in 1752. Het lijkt mij een wat erg brede voorrede. Het boekje gaat vooral over kenmerken van de ware Godskennis. Hiermee is dan kennelijk de ware bevinding beschreven. Het is een uitgebreid geschrift, dat in zijn tijd kennelijk opgang heeft gemaakt. Hoe de inleiding zich verhoudt tot het boek van Hutcheson, is mij onbekend.

Dit boekje gaat vooral in op het verschil in kennis tussen wedergeborenen en onwedergeborenen.

Ds. G. van den Brink, Matteüs, Deel 1, Hoofdstuk 1-9, 199 blz. f 25,-.

M.R. van den Berg, Exodus, Deel 1, Een verklaring van hoofdstuk 1-15. 116 blz. f 16,90.

Beide boeken zijn verschenen bij Buijten & Schipperheijn, Amsterdam.

Voor de E.O. wordt de Bijbel uitgelegd. Deze beide boeken zijn neerslag van het programma ‘De Bijbel open’. Eenvoudig, maar duidelijk, persoonlijk en praktisch wordt de tekst behandele). De auteurs gaan op eigen wijze te werk. Voor beide boekjes heb ik waardering. Ze helpen ons de Schrift verstaan. Er ontstaat zo langzamerhand een hele bibliotheek van praktische bijbelverklaringen.

J.J. Frinsel sr. e.a., Vreemdelingschap en Politiek. Christenen en politieke verantwoordelijkheid, Nr. 15 in de serie van de Marnix van St. Aldegondestichting, Nunspeet (bureau R.P.F.). 60 blz. f 12.90.

In dit boekje komen vooral mensen aan het woord uit de groepen en uit de vergadering van gelovigen (bijv. prof. Ouweneel). ledere schrijver belicht vanuit ervaring en inzicht zijn keus voor politieke activiteiten, uitmondend in een pleidooi voor de R.P.F. Er staat in dit boekje niet zo veel nieuws. Het nieuws is, dat deze auteurs dit standpunt uitdragen. Vanuit hun christen-zijn benadrukken zij de opdracht om aan het politieke leven deel te nemen. Dit boekje heeft iets van een appel op de lezer. Het geeft op zijn minst stof tot nadenken èn verwerken.

Elisabeth Elliot, Gods leiding in mijn leven. Uitg. Groen, Leiden 1994. 89 blz. f 17,50.

De vraag hoe we Gods leiding kunnen kennen en hoe we haar moeten gehoorzamen, staat centraal in dit boekje. De schrijfster heeft veel meegemaakt (haar man is als zendeling door Indianen vermoord). Zij schrijft uit ervaring over: Wat beloofd is, De voorwaarden, Gods bedoelingen, De middelen. Het is het verslag van een levensverhaal, waarvan anderen kunnen leren. Als ik het goed begrijp, heeft het manuscript lange tijd in de kast gelegen. Het is aangevuld met een hoofdstuk over het modelgebed (het Onze Vader). Ik heb wel de indruk dat ik de essentie van dit boek ook in eerder door mij besproken boeken van de auteur ben tegengekomen.

Drs. P.A. Heij, Een boekje open over het G.P.Z. Gereformeerde psychiatrische hulpverlening in de praktijk. Uitg. Oosterbaan & Le Cointre, Goes (serie Pastoraal Perspectief), 1994. 91 blz. f 12,95.

Dit is een handig boekje. Het informeert over ontstaan, identiteit en behandelingswijze van het Gereformeerd Psychiatrisch Ziekenhuis. Dat gebeurt aan de hand van voorbeelden uit de dagelijkse praktijk in Bosch en Duin. Wie met het G.P.Z. op papier wil kennismaken, kan hier terecht. De schrijver is geneesheer-directeur van het G.P.Z. Ik vind dit boekje een goed visitekaartje van het G.P.Z.

De vraag van de week. 2. Een selectie van de meest gestelde vragen uit het t.v.-programma ‘Vrouw zijn’, beantwoord door Tonneke Bijker en Henk Binnendijk. Uitg. Kok Voorhoeve, Kampen 1994. 142 blz. f 18,50.

Bijna twintig onderwerpen worden in deze tweede bundel behandeld. Ik noem er enkele: Werkloze man, Spijt na sterfgeval, Winkeldiefstal, De put van een depressie, Schoonmoeder, Conflict met de buren. De antwoorden zijn weloverwogen, wijs en bijbels onderbouwd. Dit boekje is de moeite waard, ook voor ambtsdragers. Wie deze stof verwerkt, wordt geholpen om anderen te helpen.

Theo Klein, Geloven we in dezelfde God? Het gesprek in de Nederlandse Hervormde Kerk. Boekencentrum, Zoetermeer 1994. 126 blz. f 22,50.

De hoogleraren Van de Beek, mevrouw Bons-Storm, dr. J. van der Graaf en de (vrijzinnige) studentenpredikant T. Noorman, schrijven over hun betrokkenheid bij de Hervormde Kerk. Prof. Van de Beek zet de toon; op zijn artikel reageren de andere schrijvers. Van de Beek stelt de leer boven het leven, en schrijft: We moeten kritisch, maar niet wanhopig, dus positief doorgaan. Dat beamen de andere schrijvers, ieder op eigen manier. Mevrouw Bons-Storm heeft de grootste moeite. Van der Graaf grijpt de gelegenheid aan om zijn visie nog eens breed uit te meten. Het boek geeft de lezer een impressie ervan hoe leidinggevende hervormden hun kerklidmaatschap verantwoorden en beleven. Het boek geeft geen antwoord op de vraag uit de titel. Dat vind ik teleurstellend.

Hans Bouma, Dus ik besta. Brevier. Kok, Kampen 1993. 410 blz. f 45,-.

In rode band gebonden verschijnt dit brevier van Hans Bouma ter gelegenheid van zijn vijfentwintigjarig schrijverschap. Voor elke dag een gedicht of overweging, een meditatie, bespiegeling of bezinning, gekozen uit zijn werk van die vijfentwintig jaar (en zelfs nog van vóór die tijd).

Het is een echte Bouma-bundel. Wie hem en zijn geschritten waardeert, moet deze samenvatting zeker niet overslaan. Kok weet deze bestseller-schrijver uit zijn fonds op waardige wijze te eren. De lezer krijgt een mooi brevier in handen. Hij moet er wel voor betalen. De prachtige bladspiegel, het dunne voomame papier en het witte leeslint doen de lezer over de bijna vijftig gulden heen stappen.

Studie-Bijbel. Drukkerij/Uitgeverij In de Ruimte, Soest 1993. 993 blz. f 125,-.

We ontvingen het commentaardeel op Lucas. In totaal verschijnen er zestien delen. Op de linkerpagina de Griekse tekst met Nederlands onderschrift. Rechts het vers in verschillende vertalingen (Statenvertaling; Nieuwe Vertaling; soms engels, soms de lutherse vertaling). Daarnaast een kolom met verklaring. Het geheel is een uitstekende presentatie van en toelichting op de bijbeltekst. De exegese is zorgvuldig, met verwijzing naar concordantieplaatsen en met aandacht voor grammatica en voor context. Natuurlijk blijft er verschil van uitleg op bepaalde punten mogelijk. Wel wil ik de nauwkeurigheid, de eerbied voor de tekst en het wijzen op andere mogelijkheden (zoals ook soms in de kanttekeningen) als positieve punten noemen. De andere delen ken ik niet. Voor dit deel heb ik veel waardering. Het is een belangrijk hulpmiddel om de bedoeling van de tekst te leren verstaan.

Anne van der Zee, Uit handen geven. Gedichten die pijn en verdriet hanteerbaar maken. Drukkerij Bredewold, Wezep 1993. 36 blz. f 16,-.

De naam is een pseudoniem. De schrijfster verwerkt ingrijpende ervaringen in deze verzen. Er klinkt een schreeuw in door, wanhoop, toch ook vertrouwen en verwachting, verlangen naar geborgenheid. Die woorden treffen de lezer. De waarde ligt meer in verwoording van verdriet dan in de poëtische vormgeving, al kan men ook voor het laatste waardering hebben.

K. Runia, Bidden wordt moeilijker. In de serie Notities. Kok Kampen 1993. 80 blz. f 16,90.

Zoals bekend is, behandelt prof. Runia in deze populaire wijze allerlei onderwerpen waarmee een gelovige te maken krijgt. Ditmaal is dat het bidden. Hij begint met een bespreking van de gebedscrisis. Hij omschrijft bidden als praten met God. Daarna bespreekt hij gegevens uit het Oude en het Nieuwe Testament. Vervolgens gaat hij in op de vraag hoe te bidden in deze tijd (concentratie is nodig; vaste regels? Bidden moet geleerd worden). Dan tamelijk uitvoerig het vraaggebed, gebedsverhoring en tenslotte, heel kort, bidden voor onze kinderen, met het onderschrift: Bidden in een tijd van Godsverduistering.

In dit boekje staan belangrijke opmerkingen, die iedere lezer voor ziin gebedsleven van dienst kunnen zijn. De verwijzing naar specifieke Problemen van onze tijd is niet het kader van dit geschrift, al komt men die verwijzing telkens tegen, ook weer in het laatste hoofdstukje. Wat mij treft is hier de merkwaardige combinatie van onvanzelfsprekendheid en vertrouwdheid. De auteur zal zeggen: Het gaat ook om niet meer dan notities. Welnu, die vindt men hier dan ook, en volop!

K. Runia, Over seksualiteit. Notities. Kok, Kampen 1993. 80 blz. f 16,90.

Een boekje in dezelfde serie als hierboven besproken. In dit deel komt aan de orde: Na de seksuele revolutie; De traditie van onze grootouders; Het Christendom en seksualiteit; Geweid in het gezin; Verschuivingen binnen de Gereformeerde Kerken. Het boekje is sterk geschreven vanuit de veranderingen en de feitelijke situatie in de Gereformeerde Kerken. Daarmee opent en eindigt het boekje. Runia heeft zijn bedenkingen bij verschillende ontwikkelingen, maar spreekt geen duidelijk neen uit. Met name ten aanzien van ongehuwd samenwonen treft ons dat. Geen kerkelijke bevestiging, wel een bijeenkomst van de predikant met de familie. Hij beroept zich hiervoor op zijn ervaring in Australië. Ik neem aan dat zulke bijeenkomsten daar toch een officieel huwelijk golden en niet het besluit om te gaan samenwonen.

In het derde hoofdstuk wordt Paulus in bescherming genomen. Verderop komt hij er met zijn cultuurbepaalde visie op de plaats van de vrouw minder goed af.

Bijna een kwart is gewijd aan het incestvraagstuk. Ik vind dit wat ongeproportioneerd. Het hele boekje is sterk situatief bepaald. De schrijver zal zeggen: Dat behoeft niet te verwonderen, als je notities maakt. Zo zij het dan.

Bram van de Beek, Van verlichting tot verduistering? Theologen vanaf 1800. Callenbach, Nijkerk 1994. 157 blz. f 29,50.

De auteur doceert als kerkelijk hoogleraar dogmatiek in Leiden. Hij heeft al heel wat gepubliceerd. Dit is een bij uitstek informatieve studie. Een kennismaking met theologen en theologische stromingen vanaf 1800. Er worden er 37 behandeld, voorafgegaan door Inleiding en Prelude, besloten met een slotopmerking van een bladzijde.

Ik noem enkele namen: Schleiermacher, Kierkegaard, Kohlbrugge, Kuyper, Bavinck, Barth, Bultmann, Miskotte, Van Ruler, Berkhof, Pannenberg, Wiersinga, Kuitert, Bevrijdingstheologie, feministische theologie, New Age, het Eerste en ook het Tweede Vaticaans concilie. En dat in ruim 150 bladzijden. De lezer ziet een smakelijk menu.

Hoe de inhoud te typeren? Het boek laat zich vlot lezen. Over het algemeen korte stukken, behalve die over Barth, Bultmann en Kuitert. Men voelt dat de schrijver historisch gezien, dicht bij hen staat. De lezer krijgt een impressie van wat elke theoloog beoogt.

Dat vind ik de waarde van dit boek. Verbanden en achtergronden worden nauwelijks getekend. In de Prelude worden de Aufklärung en Kant behandeld. Dat is het decor voor de rest van het boek.

Alleen enkele van de eigen publikaties van de besproken auteur worden genoemd. Geen (toch wezenlijke) literatuur over hen, op een enkele uitzondering na.

Voornaamste punt van teleurstelling is dat de schrijver nergens een (al was het maar beknopte) evaluatie geeft. Wie hem niet uit zijn geschritten kent, kan moeilijk bevroeden waar hij zelf staat.

Een aardig boek. Toch is wat ik erin mis meer dan wat ik erin vind. Misschien dat voor anderen de balans precies naar de andere kant doorslaat.

R.C. Chewning e.a., Hoe kan een christen zaken doen? Groen, Leiden 1993. 205 blz. f 39,50.

Een christelijke ethiek van het zaken doen in een praktische versie, kan men dit boek noemen. Het boek is verdeeld in vier hoofddelen: I. Zaken doen vanuit christelijk perspectief; II. Werk: Gods bedoeling en ons antwoord; III. Leiderschap: heersen of dienen; IV. Zaken doen: een middel tot shalom. Na de inleiding volgen er drie keer vijf en een keer vier hoofdstukken.

Het boek is praktisch van opzet. Elk hoofdstuk eindigt met vragen om over na te denken, verdeeld in drie rubrieken, waaronder: Bijbelonderzoek en hedendaagse toepassing. Grondbeginselen zijn: Gehoorzaamheid aan Gods wet vanuit liefde tot God en de naaste; gerechtigheid, eerlijkheid, openheid - en dat binnen en buiten het bedrijf.

Met vele voorbeelden worden deze normen in de praktische toepassing geïillustreerd.

Soms worden er duidelijke aanwijzingen gegeven (als conclusie uit het betoog), bijvoorbeeld op blz.128 met zeven richtlijnen voor leidinggevenden.

Het is verheugend dat op bijbelteksten wordt teruggegrepen, die in het betoog inderdaad op hun plaats zijn.

Het is een verrijkend en instruerend boek dat zakenmensen, bedrijfsleiders, maar ook ondergeschikte werknemers een handvat geeft om in hun dagelijkse werk vanuit de Bijbel bezig te zijn. Dat wil zeggen: een bedrijf runnen, zaken doen en omgaan met mensen, onder zich en boven zich.

Het enige bezwaar is, dat bepaalde dingen in meer hoofdstukken voorkomen. Er zit niet wat thema’s, maar wel wat richtlijnen betreff, enige herhaling in het boek. Dat maakt het dikker dan nodig zou zijn. Wellicht dat dit komt doordat er drie auteurs aan meegewerkt hebben. Het is niet duidelijk wie wat geschreven heeft. Wel is duidelijk dat de schrijvers kritisch staan tegen welke ideologie ook. Hun verlangen is het, de lezers/gebruikers naar de Bijbel terug te brengen. Daarin zijn ze, lijkt me, geslaagd.

Martien Brinkman, God of lot? Over de Schepper van dood en leven. Meinema, Zoetermeer 1993. 145 blz. f 23,50.

De auteur is hoofddocent van het Interuniversitair Instituut voor Missiologie en Oecumenica in Utrecht en hoogleraar Oecumenisme aan de Katholieke Universiteit in Leuven. Hij heeft reeds enkele boeken gepubliceerd over de schepping (o.a. Schepping en sacrament, 1991).

Dit boek bestaat uit vijf hoofdstukken, elk verdeeld in twee of meer paragrafen. Enkele van deze paragrafen zijn als afzonderlijke artikelen gepubliceerd, bijvoorbeeld in Kerk en Theologie, in Hervormd Nederland en in Open Deur/Goede Tijding

De auteur heeft ze - bewonderenswaardig - in het geheel van dit boek een plaats gegeven, zonder dat opvalt dat ze van elders binnenkomen.

Ik noemde met opzet de herkomst van enkele paragrafen. Men ziet dat populaire weekbladen en een theologisch tijdschrift de oorspronkelijke vindplaats zijn. Daarmee is de toon van het boek gezet. Het heeft een wetenschappelijke, theologische achtergrond, en een voorgrond voor het meedenkende gemeentelid. Soms roept het de gedachte op aan een - in de goede zin van het woord - stichtelijk traktaat.

Het boek bespreekt als hoofdprobleem de vraag of er naast een zedelijk kwaad (moreel) ook een kwaad is dat de natuur zelt voortbrengt. Rondom deze vraagstelling worden allerlei theologen besproken, die met dit vraagstuk hebben geworsteld: vooral Marcion, Kuitert en (godsdienstfilosoof wordt hij genoemd) Th. de Boer. De auteur geeft als antwoord: God is barmhartig, liefdevol, ook verheven en rechtvaardig. God wil het kwaad niet en is er ook niet de auteur van. Toch is er een tweespalt. Wie in God gelooft, komt die te boven. Het zal met mensen goed komen, behalve met hen voor wie hun eigen leven alles is. Voor hen houdt het met het einde van het eigen leven op. Is dit eigenlijk niet het wezen van de zonde zou ik willen vragen.

Dit boek is vergeleken met publikaties als die van Kuitert en Wiersinga een stap terug. De auteur gaat niet zo ver als de beide genoemden. Sympathiek is de worsteling om het God-zijn van God te erkennen. Hoewel er iets van het lot is, domineert voor ons geloof God. De schuld komt duidelijk aan de orde. Zonder vergeving gaat het niet. De noodzaak van wedergeboorte en geloof blijven in de schaduw van Gods goedheid voor allen. Wat mij vooral teleurstelt is het ontbreken van het bezig zijn met de Schrift. Ervaring van mensen is vaak de invalshoek voor het aan de orde stellen van problemen en van de oplossingen. In elk hoofdstuk komt wel een bijbelgedeelte ter sprake, maar niet als fundament. Bij het lezen van dit boek heb ik sterk gevoeld, hoezeer het werk van de Heilige Geest in ons persoonlijk leven besproken moet worden, als we het over het geloof hebben.

Gideon van Dam, Marjo Eitjes, Een pastor moet je toch kunnen vertrouwen. Over seksueel misbruik door pastores. Uitg. Meinema, Zoetermeer 1994. 164 blz. f 24,50.

Dit boek behandelt heel breed wat de titel toezegt. Van alle kanten wordt het seksueel misbruik door pastores besproken - van de kant van de slachtoffers en van de zijde van pastores (beide groepen komen aan het woord), van de kant van de echtgenoten van beide groepen, en van de kant van de gemeente en de hulpverleners aan hen.

Er worden aanbevelingen gedaan, om de betrokkenen aan het praten te krijgen en om dit misbruik te voorkomen. Er worden codes opgesteld, zodat de betrokkenen weten welke weg zij moeten gaan. Vooral het ontbreken van regels (ook regels waarbij beroep wordt geregeld) blijkt bron van misverstand en frustratie te zijn. Er wordt verteld van gespreksgroepen, en van organisaties of adressen, waar men hulp kan krijgen. Het lijkt me goed dat er binnenkort in ons blad breder op het onderwerp van dit boek wordt ingegaan. Nu volsta ik met te zeggen dat het boek een goede handreiking is. Soms worden bepaalde zaken nogal eens herhaald. Wie op enige wijze met dit probleem te maken heeft of te maken krijgt, kan aan dit boek niet voorbij.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1994

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

TER OVERWEGING

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1994

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's