Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bezielde geloofsverantwoording

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bezielde geloofsverantwoording

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

N.a.v. Mees te Velde (red.), Confessies. Gereformeerde geloofsverantwoording in zestiende-eeuwse Europa, uitgave van de Willem de Zwijgerstichting en uitgeverij Groen, Heerenveen 2009, 606 p., ? 34,95 (ISBN 9789058298935).

Regelmatig verschijnen er nieuwe publicaties over de belijdenisgeschriften van de kerk. Te midden van deze voortgaande bezinning op Symboliek kwam er vorig jaar een boek tot stand over enkele belangrijke confessies uit de tijd van de Reformatie. Het geschrift is onze aandacht meer dan waard. Het behandelt vijf gereformeerde belijdenissen uit de zestiende eeuw, die door de auteurs terecht de ‘gouden eeuw’ van de protestantse confessievorming genoemd wordt. Het bestuur van de Willem de Zwijgerstichting - die in 2009 juist 70 jaar bestond - heeft een brede verspreiding mogelijk gemaakt door het boek als donateursgeschenk aan alle begunstigers van de stichting aan te bieden. Het bijzondere van deze uitgave is dat zij zich richt op een brede groep geïnteresseerde lezers en tegelijk voldoet aan de wetenschappelijke eisen die aan een dergelijke uitgave gesteld mogen worden. Zo biedt het boek bij elke belijdenis een lijst van de belangrijkste literatuur, die de lezer helpt bij verdere bestudering van de thema’s, achtergronden en historische ontwikkelingen, die aan de orde komen. Het boek ziet er aantrekkelijk uit en kent een grote mate van zorgvuldigheid. Voor zover ik het kan beoordelen is er sprake van een prima Nederlandse vertaling van de oude teksten. Men is trouw aan de (context van de) tekst en tegelijk aan (die van) de lezers in de 21e eeuw. De reden waarom gekozen is voor publicatie van deze vijf belijdenissen, is dat zij alle vijf tot stand kwamen binnen een tijdbestek van vijf jaar, namelijk van 1556 tot 1561. Zij vonden ook alle vijf als gezaghebbende verwoording van de gereformeerde religie, in wijde kring waardering en erkenning. Bij het boek is een cd-rom gevoegd die het mogelijk maakt om ook digitaal in de teksten te zoeken.
De publicatie heeft de volgende opzet. Na een Inleiding en verantwoording volgt een uitvoerige historische inleiding. Daarna worden de teksten van de geloofsbelijdenissen behandeld, telkens voorafgegaan door een introductie. De laatste bladzijden van het boek zijn besteed aan registers van zaken en personen, verantwoording van illustraties en personalia.
Ik noem nu enkele mijns inziens belangrijke punten uit de schat van informatie die de lezer krijgt. In de Inleiding en verantwoording van de hand van Mees te Velde lezen we: ‘De Reformatie van de zestiende eeuw bracht op het stuk van het kerkelijk belijden een grote verandering teweeg. De reformatoren sloten zich nadrukkelijk aan bij de drie oecumenische symbolen. Maar tegelijk zette er - in de culturele context van humanisme, renaissance en vroegmoderne tijd - een proces van religieuze differentiatie in. Een heftige confrontatie met de roomse kerk werd voltrokken op diverse nationale en regionale fronten en onder nogal verschillende omstandigheden. Geloofsverantwoording moest daarin worden geboden, in kerkelijk-theologisch opzicht, maar ook met het oog op de beleidsbepaling door de politieke machthebbers. Europa stond op het gebied van de religie onder hoogspanning.’ (p. 7) Verder: ‘In de jaren vijftig was er een verdere stuwing naar het ontstaan van een eigen gereformeerde richting en profilering binnen het Europees protestantisme. Aan de ene kant was daarin de relatie met Rome van belang. Tot in de jaren veertig werden er op hoog niveau godsdienstgesprekken gehouden om te zien of de eenheid in de kerk niet te herstellen zou zijn, althans in diverse nationale verbanden. Maar steeds meer bleek dit geen haalbaar ideaal te zijn. Vervolgens ging vanaf 1545 het concilie van Trente zijn zittingen houden en zette het steeds nadrukkelijker een Contrareformatie in. Daardoor kreeg de confrontatie met de roomse kerk meer het karakter van een afsluitende afbakening van de eigen overtuigen en afwijzing van de roomse dwalingen.’ (p. 10) Ook is er sprake van een toename van een gedwongen profilering tegenover de luthersen.
Er is een viertal kenmerken in het gereformeerde belijden te constateren. 1. De confessies hebben bewust een universeel karakter en een universele pretentie. Bij alle bijzonderheden van formulering stralen ze als geheel een katholieke attitude en insteek uit. 2. In het gereformeerd belijden is er - anders dan in de lutherse traditie - tegelijk een opvallende verscheidenheid. Speelman zegt hierover verderop in het boek: ‘We raken hier aan een geheim van de gereformeerde traditie (...): hetzelfde steeds weer met andere woorden belijden. De gereformeerden wilden teruggaan naar de eenvoud van die ene bron van het Woord van God én tegelijk belijden in soms totaal verschillende omstandigheden en te midden van de actualiteit met behoud van inhoudelijke eenheid op de hoofdpunten.’ (p. 49) 3. In de gereformeerde traditie kregen de belijdenisdocumenten een eigen impact op het gewone kerkelijk leven. Anders dan in de roomse kerk, die vooral werkte met het Apostolicum en de traditie en het pauselijk gezag als normstellende grootheden. Maar ook anders dan de luthersen die zich aan het Konkordienbuch met als kern de Augsburgse Confessie hielden, maar dan vooral voor theologen. Terwijl de dopersen van geen bindende confessionele geschriften wilden weten. 4. Gereformeerd belijden staat principieel open voor verbetering. De confessies willen altijd in het licht van de Schrift gelezen en getoetst worden. Het latere gevaar van confessionalisme wordt daardoor in de beginperiode van de Reformatie voorkomen. Mensenwoorden mogen niet met het Woord van God gelijkgesteld worden (art. 7 NGB). Te Velde zegt: ‘In deze vier punten tekent zich een eigen gereformeerd concept af van wat een belijdende kerk kan zijn in de wereld: een licht op de kandelaar, omdat Christus in en door haar schijnt.’ (p. 15)
Herman A. Speelman geeft een uitvoerige schets van de historische ontwikkelingen van de kerk in de zestiende eeuw. Hij tekent de opkomst van de evangelische beweging in Duitsland, het godsdienstgesprek te Marburg in 1529 (Luther-Zwingli) en de opkomst van roomse hervormingsbewegingen. Daarna richt de schijnwerper zich op de Reformatie te Zürich, Bern en Genève. Vervolgens wordt de evangelische beweging in Engeland en Schotland in beeld gebracht. Om dan veel aandacht te besteden aan de ontwikkelingen in Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden (de lage landen), zoals Speelman die al eerder in zijn dissertatie had beschreven.1 Vooral hier is sprake geweest van geloofsvervolging. Keerpunt vormde het jaar 1559. Vanaf dit jaar, waarin de Franse Geloofsbelijdenis verscheen, werd de confrontatie gezocht. Veel hugenoten wilden een tweede, gereformeerde kerk, naast de rooms-katholieke. Calvijn vond dat uiterst onverstandig. Hij dacht vanuit de eenheid van kerk en staat. In 1562 kwam een tolerantie-edict tot stand (Saint Germain), waardoor een begin gemaakt werd met een kerkelijke pluraliteit. Pas in 1648 (Vrede van Münster) vond het calvinisme erkenning naast het lutheranisme, dat reeds in 1555 (Vrede van Augsburg) tot legitieme godsdienst was verklaard.
Na deze voorbesprekingen volgt de eigenlijke bespreking van de zes confessies. De eerste is de Confession de la foy chrestienne van Théodorus Beza (1559/1561). De vertaling is van J.M. Schaap-Hoetmer en J. Folkersma. Te Velde typeert deze belijdenis in een introductie meer als een korte dogmatiek dan een belijdenisgeschrift. Beza schreef zijn confessie als een persoonlijke geloofsverantwoording aan het adres van zijn oude vader Pierre de Bèze, die niet kon verkroppen dat zijn zoon de rooms-katholieke kerk de rug had toegekeerd en hem had uitgedaagd zich daarover te verantwoorden. (p. 113) De Confession bestaat uit zeven hoofdstukken. Het laatste gaat op uitvoerige en polemische wijze een confrontatie aan met de leer van de rooms-katholieke kerk. Opvallend is dat de leer van de Schrift niet gethematiseerd wordt. Het geschrift kent een heldere betoogtrant en is daarom didactisch sterk te noemen. Bij de bespreking van het avondmaal las ik dat het niet bediend mag worden aan jonge kinderen en mensen die niet goed bij hun verstand zijn. (p. 210) Zij kunnen zichzelf namelijk niet beproeven. Beza heeft vanaf de tweede editie in 1559 aan zijn belijdenis een Autre brieve confession de foy toegevoegd.
De tweede belijdenis is de Confession de Foy faite d’un commun accord par les François qui desirent vivre selon la pureté de l’Evangile de nostre Seigneur Iesu-Christ uit 1559. In de Introductie biedt Erik A. de Boer nuttige informatie, die aanvullend, maar soms ook overlappend is met die van Speelman. Een voorloper van de Gallicana is de Confession de l’Eglise de Paris, vermoedelijk tot stand gekomen door Antoine de la Roche Chandieu. Op de eerste nationale synode van de gereformeerde kerk te Parijs in 1559 lag een ontwerp van een belijdenis in 35 artikelen ter tafel. Min of meer tegen zijn zin heeft Calvijn hiervoor cruciale thema’s aangeleverd. Uiteindelijk nam de synode een belijdenis van 40 artikelen aan. De Confessio Gallicana volgt de structuur van het ontwerp van Calvijn (en van de Institutie): over God en zijn openbaring, de mens en zijn zondige aard, het werk van Jezus Christus, het heil, de kerk, de sacramenten en de overheid. Tijdelijk waren er twee edities van de belijdenis in omloop. De synode van la Rochelle in 1571 maakte daaraan een eind. De vertaling door J. Folkersma is gebaseerd op de editie van Bakhuizen van den Brink.2 Vanaf 1560 gaat aan uitgaven van de confessie een schrijven aan koning Frans II, die de in 1559 plotseling overleden Hendrik II was opgevolgd, vooraf. In een Bijlage vinden we de tekst van de opdracht aan het volk uit de editie van 1559.
De derde belijdenis is The confession of Faith professit en belevit be the Protestantes within the Realme of Scotland uit 1560. Frank van der Pol beschrijft hoe na de omwenteling in Schotland in 1560 een vrij Schots Parlement bijeen kwam. Aan deze vergadering werd een door John Knox beïnvloede petitie aangeboden, waarin men aandrong op reformatie van land en volk. Het Parlement op zijn beurt gaf opdracht tot het opstellen van een gereformeerde geloofsbelijdenis. Bijzondere vermelding verdient het gegeven dat deze opdracht is uitgevoerd door zes personen die de voornaam John hebben: John Douglas, John Knox, John Row, John Spottiswood, John Willock en John Winram. Het document vertoont de sporen van haastwerk. De tekst werd in zeer korte tijd geschreven en aan het Parlement gepresenteerd, binnen een tijdbestek van slechts vier dagen. (p.401) Van der Pol: ‘De Schotse Confessie heeft iets van een profetisch manifest, een militant getoonzette proclamatie. Deze trek is opmerkelijk vergeleken met andere reformatorische confessies.’ (p. 405) De inhoud van de 25 artikelen stemt overeen met de basisstructuur van de Apostolische Geloofsbelijdenis. Het valt op dat de predestinatie marginaal aan de orde komt. Wellicht is dat een van de redenen dat in 1616 de meer op de predestinatie gerichte Aberdeen Belijdenis werd aangenomen. Na de aanvaarding van de Westminster Confessie (1647) raakte de Schotse Confessie steeds meer op de achtergrond. Tot 1688 bleef ze officieel geloofsdocument van de Schotse kerken. (p. 404) A. Bijlsma-van Bochove zorgde voor de vertaling van deze confessie.
De Confession de Foy, faicte d’un commun accord par les fideles qui conversent és pays bas, lesquels desirent vivre selon la pureté de l’Euangile de nostre Seigneur Iesus Christ wordt als vierde belijdenisgeschrift besproken. Het is de bekende Nederlandse Geloofsbelijdenis of Confessio Belgica, geschreven door Guido de Bres3 in 1561. Dit hoofdstuk wordt verzorgd door Harm J. Boiten. De vertaling volgt die van de zogenaamde commissie-Dankbaar in 1983. De Franse tekst werd al spoedig (in 1562) in het Nederlands vertaald. De beschrijving van de totstandkoming van deze geloofsbelijdenis door De Bres, zijn leven en werk als rondreizend predikant, zijn verblijf in Doornik (Tournay), de vondst van het pakketje op 2 november 1561 in het kasteel te Doornik, zijn later martelaarschap in 1567 te Valenciennes, maken altijd weer diepe indruk. Alsook de brief aan koning Philips II die aan de belijdenis voorafgaat, waarin we zinsneden vinden als: ‘Want, helaas, indien gij uw arm uitstrekt om hem in het bloed van zoveel mensen te dopen en te wassen, o God, welk een verwoesting zult gij dan onder uw onderdanen teweegbrengen, wat voor wonden in uw volk, wat voor tranen, zuchten, kermen van vrouwen, kinderen, verwanten en vrienden.’ (p. 472). Mooi vind ik de theologische karakteristiek, die geboden wordt op p. 458 e.v. Zoals bekend wordt uitvoerig aandacht besteed aan de leer van de Schrift (art. 3 tot en met 7). De predestinatie komt in de verkorte versie op milde wijze aan de orde. (art. 16), de wedergeboorte wordt gezien als vrucht van het geloof (art. 24). Bekend zijn de artikelen 36 (over de overheid) en 37 (over het laatste oordeel). In een Bijlage treffen we de tekst van het Verweerschrift aan de lagere overheden aan, zoals dit ook op 2 november samen met de belijdenis en de brief aan de koning was gevonden binnen de kasteelmuur te Doornik.
De laatste belijdenis die wordt besproken is de Confessio et expositio simplex orthodoxae fidei & dogmatum Catholicorum syncerae religionis Christianae van Heinrich Bullinger uit 1561. Johannes A. Meijer nam dit hoofdstuk voor zijn rekening en zorgde ook voor de vertaling. Bullinger (1504-1575) was de opvolger van Zwingli. Hij speelde, zoals bekend een belangrijke rol in de Zwitserse reformatie en stond bekend als een bruggenbouwer.In 1549 kwam tussen hem en Calvijn de Consensus Tigurinus over het avondmaal tot stand. In 1566 zorgde hij voor een bewerking van zijn belijdenis onder de naam Tweede Helvetische Confessie, bedoeld als hulp voor Frederik III op de rijksdag van Augsburg in 1566. De belijdenis telt 30 hoofdstukken en volgt de lijn van het Apostolicum. De Schriftleer gaat voorop. Dan volgen de Godsleer, de verlossingsleer, de heilsleer, de leer van de kerk, de leer van de sacramenten. De belijdenis sluit af met een artikel over huwelijk en gezin (29) en met een hoofdstuk over de overheid (30). De voorrede is van Bullinger’s schoonzoon, Josias Simler. Van belang zijn enkele uitspraken van Bullinger. In hoofdstuk 1 zegt hij: De prediking van Gods Woord is Gods Woord. (p. 527) In hoofdstuk 10: Wij hebben derhalve kritiek op die mensen die buiten Christus om de vraag stellen of zij wel uitverkoren zijn en wat God voor alle eeuwigheid besloten heeft. Men moet namelijk luisteren naar de prediking van het evangelie en die geloven en men mag daaraan niet twijfelen. (p. 543) In hoofdstuk 20 over de doop: Want in de naam van Christus gedoopt worden wil zeggen: ingeschreven, ingewijd en opgenomen worden in het verbond en in het gezin en dus in de kring van de erfgenamen van God, van Gods kinderen. (p. 578) In hoofdstuk 25 bespreekt hij het grote belang van goede catechese aan de nieuwe generatie. (p. 589).
Tot zover een kort overzicht van de vijf confessies. Op p. 76 e.v. geeft Speelman zes karakteristieken ervan. 1. Zij nemen hun uitgangspunten in het denken vanuit de Bijbel alleen. 2. Zij proclameren nadrukkelijk katholiek en niet ketters of sektarisch te zijn. 3. Zij geven een korte samenvatting van de christelijke leer. 4. Zij geven grote aandacht aan de structuur en de strakke (? WV) organisatie van de zichtbare kerk. 5. Zij bieden een gereformeerde opvatting over de sacramenten. 6. Zij hebben een eigen visie op de overheid als politieke macht. (Gods dienares)
Nogmaals wil ik de betekenis van deze uitgave onderstrepen. De vele voetnoten bieden een schat van informatie. Ook de illustraties bieden een positieve bijdrage. Ik noteerde enkele dingen bij het lezen. Zelf zou ik enkele woorden anders vertaald hebben, zoals op p. 380: nieuwe werkelijkheid in plaats van nieuwe kwaliteit; op p. 425: uitverkoren in plaats van uitgekozen; op p. 476: wij ontvangen in plaats van wij aanvaarden. Na lezing van de confessie van Beza vroeg ik me af waarom de Heidelbergse Catechismus (1563) niet is opgenomen. Als het jaar 1566 als terminus ad quem van de verschenen confessies wordt aangehouden valt de Heidelberger in deze periode. De reden waarom ik hiervoor pleit is dat het zonneklaar is dat de belijdenis van Beza een belangrijke bron voor Ursinus is geweest.4 Tenslotte, het wordt duidelijk dat er telkens nieuwe vertalingen van de confessies tot stand komen. De vertaling van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561) door de commissie Dankbaar uit 1982 is ondertussen ingehaald door die van de commissie Zwanepol van de Protestantse Kerk in Nederland in 2009.5
Protestantse kerken, in het bijzonder van gereformeerde confessie, mogen de redactie en medewerkers van deze bundel wel dankbaar zijn. Hier vinden we het kloppende hart van de gereformeerde identiteit. Het boek is uitermate geschikt voor de studie in de theologische opleidingen. Toelevend naar de komende Nationale Synode te Dordrecht, kan het boek dienst doen als een breed samenbindend draagvlak voor kerken van gereformeerde signatuur. Te meer daar de belijdenissen die worden besproken niets anders willen dan met de drie grote oecumenische symbolen het katholieke geloof belijden in de context van de kerk en de samenleving. Het gaat om een bezielde geloofsverantwoording, die - doorvertaald naar vandaag - in hoge mate actueel blijft.


Noten

1 Verg. H.A. Speelman, Calvijn en de zelfstandigheid van de kerk, Kampen 1994.

2 J.N. Bakhuizen van den Brink, De Nederlandse Belijdenisgeschriften in authentieke teksten, met inleiding en tekstvergelijkingen, tweede druk, Amsterdam 1976.

3 M.i. wordt in dit boek ten onrechte De Brès geschreven.

4 Ook W. Hollweg wees daar al op; zie Walter Hollweg, Neue Untersuchungen zur Geschichte und Lehre des Heidelberger Katechismus, Neukirchen 1961, p. 86 e.v.

5 Zie Belijdenisgeschriften van de Protestantse Kerk in Nederland, Heerenveen 2009, p. 165 e.v.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 2010

Theologia Reformata | 102 Pagina's

Bezielde geloofsverantwoording

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 2010

Theologia Reformata | 102 Pagina's