Desnoods met woorden
Het was op een zondag. Mijn schoonzus en zwager waren met hun kinderen een dagje bij ons. We zaten aan tafel en zouden net gaan bidden, toen de bel ging. Ik deed open. Een keurig geklede man en vrouw met een koffertje in de hand keken me aan. Jehova’s Getuigen. De man stak van wal: „Als u iets aan God zou kunnen vragen”, zo begon hij, „wat zou u dan willen vragen?” Zonder na te denken antwoordde ik: „Een zegen over het eten, want we zitten nét aan tafel.” En weg waren ze weer. Voorlopig althans.
Ook al zou ik zelf niet snel langs de deuren gaan om te evangeliseren, ik vind het moedig dat Jehova’s Getuigen dit wel doen. Zij winden er geen doekjes om waar ze voor staan.
Toen ik van de reformatorische middelbare school afkwam en ging studeren in een stad met seculiere medestudenten, bleek pas echt hoe lastig het is om uit te leggen wat je precies gelooft, en waarom je aan sommige dingen niet mee wilt doen. Mijn studiegenoten vonden me maar fanatiek en soms raar. Zo kreeg ik een keer te horen: „Je bent verder zo normaal, hoe kun je dan toch geloven dat alles wat in de Bijbel staat waar is?” En: „Geloof is een grote hobby van je, of niet?” Leg dan maar eens uit dat geloven veel dieper gaat dan een hobby.
Het was een mooie tijd, met veel kansen om te getuigen van God. Maar onze woorden zijn uiteindelijk minder belangrijk dan onze daden. Zoals Franciscus van Assisi al zei: „Verkondig het Evangelie, desnoods met woorden.”
Heleen Polinder
Getrouwd en moeder van drie kinderen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 28 december 2016
Terdege | 124 Pagina's