Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

IV. DE GEëISTE GEHOORZAAMHEID IN HET VIJFDE GEBOD.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IV. DE GEëISTE GEHOORZAAMHEID IN HET VIJFDE GEBOD.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

Zondag 39.

De gebreken van de ouders worden hier in dit antwoord niet miskend. Dit antwoord zegt ons dat we met hun zwakheid en gebreken geduld moeten hebben. Inderdaad, onze ouders hebben gebreken, hoewel we bij de erkenning daarvan ook tegelijkertijd de opmerking nog willen maken, dat de kinderen menigmaal denken dat hun ouders onredelijk met hen handelen, terwijl ze later zullen zien dat hun ouders het wel goed met hen bedoeld hebben en het beter wisten dan zij, welke gevaren hen bedreigden. Daarom spreekt dit antwoord ook over de goede leer en straf van onze ouders.

Waar de kinderen veelal blind voor zijn, daar hebben de ouders door ervaring een open oog voor, waarom zij ook uit liefde hun kinderen willen sparen voor het kwaad dat zij zich in een verkeerde weg op de hals halen. Laten de kinderen dat toch wel bedenken. Zij hebben hun ouders te eren. En dit antwoord leert ons duidelijk waarin dat eren bestaat. We hebben ze te eren tot aan hun dood toe. „Hoor naar uw vader, die u gewonnen heeft, en veracht uw moeder niet, als zij oud geworden is." In een zondige weg mogen we ze nimmer volgen, maar toch moeten we ze ten allen tijde als onze ouders blijven eren, zoals ook Sem en Jafeth hun vader geëerd hebben niettegenstaande zijn dronkenschap. Maar we willen verder gaan zien wat dit gebod ons te zeggen heeft aangaande al degenen die over ons gesteld zijn.

In dit antwoord worden we er ook op gewezen dat het vijfde gebod niet alleen een gehoorzaamheid aan onze ouders eist, maar aan allen die over ons gesteld zijn. Het gebod spreekt alleen maar over vader en moeder. Maar in de verklaring van dit gebod spreekt de Catechismus zeer opmerkelijk over vader en moeder en allen die over ons gesteld zijn. Daarmede wordt de inhoud van het gebod ineens heel duidelijk voor ons opengelegd, want dit gebod eist van ons een onderwerping aan het door God over ons gestelde gezag.

Zo is ook de overheid door God over ons gesteld. Het overheidsgezag wortelt dus mede in het begrip vader en moeder van het vijfde gebod. Die overheid is door God met gezag bekleed en niet door het volk. De apostel leert ons duidelijk in Romeinen 13: „Alle ziel zij de machten over haar gesteld, onderworpen; want er is geen macht, dan van God, en de machten die er zijn, die zijn van God geordineerd; alzo dat die zich tegen de macht stelt, de ordinantie Gods wederstaat; en die ze wederstaan, zullen over zichzelven een oordeel halen. Want de oversten zijn niet tot een vrees de goede werken, maar de kwaden. Wilt gij nu de macht niet vrezen, doe het goede, en gij zult lof van haar hebben, want zij is Gods dienaresse, u ten goede. Maar indien gij kwaad doet, zo vrees; want zij draagt het zwaard niet tevergeefs, want zij is Gods dienares, een wreekster tot straf degene, die kwaad doet."

Deze vermaning van de apostel heeft overheid en onderdaan beide zeer veel te zeggen. De overheid dient te weten hoe God haar met gezag bekleed heeft en dat gezag moet zij handhaven. Dat doet de overheid niet, als de revolutiegeest er door haar zelf eigenlijk bij het volk wordt ingebracht. Wat de roeping der overheid is, kunnen we in het onverkorte artikel 36 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis duidelijk omschreven vinden. De gelegenheid ontsluit zich hier dus wel voor ons, om op de inhoud van dit artikel ook eens wat nader in te gaan. Daar ons daar echter nu de tijdruimte voor ontbreekt, mogen we er wel mee volstaan met er alleen maar op te wijzen dat het zo omstreden artikel 36 de overheid haar roeping voor ogen houdt. Als we dat goed inzien, dan behoeven we er niet meer over te praten, zoals zij gedaan hebben die uit dat artikel een gedeelte hebben geschrapt, of het wel uitvoerbaar is wat in dat artikel van de overheid wordt geëist. Heeft de overheid zich in haar regering naar Gods Wet te gedragen of niet ? Is ieder mens niet schuldig naar Gods Wet te leven ? Zou de overheid in een zo gewichtvolle zaak als de regering van het volk, dat dan niet schuldig zijn .? Toen we deze vraag eens voorlegden aan iemand die met zeer veel woorden wist te beweren dat de overheid met de verschillende groeperingen onder het volk rekening moest houden, was men ineens als met stomheid geslagen. De overheid zal van de uitoefening van haar gezag eens rekenschap verschuldigd zijn voor de rechterstoel des AUerhoogsten.

Maar wij hebben als onderdanen de overheid te eren. De harde heren moeten we zowel onderdanig zijn als de goeden en de bescheidenen, mits zij ons niets opleggen wat in strijd is met Gods Woord. We hebben Gode meer te gehoorzamen dan de mensen. Droevig genoeg leven we thans onder een regering, die steeds minder rekening mét Gods Woord en wetten houdt. Waar moet het heen met ons land en volk ? Gods geboden worden vertrapt en vertreden. Ook weet de overheid haar gezag niet meer te handhaven en wordt door het volk geregeerd. De bonden schrijven het aan de overheid wel voor hoe zij te handelen heeft en de overheid zwicht steeds voor alle eisen. Wee het land welks koning een kind is ! Het gezag wordt steeds meer ondermijnd en ons land maakt zich rijp voor het communisme. O welk een donkere toekomst gaan we tegemoet, als de wereld nog enige tijd moet blijven bestaan ! We kunnen het thans toch ook wel duidelijk zien, hoe de revolutiegeest steeds meer de kop opsteekt. Als men de handelingen van de zogenaamde nozems en provo's gadeslaat in deze tijd, dan kunnen we wel zien waar we naar toegaan. En de overheid bezit geen macht meer om op te treden.

Och, waar komt men terecht, als Gods Woord geen heerschappij meer heeft in regeringskringen, in het gezin, in de maatschappij, in kerk en school ?

Gehoorzaamheid en onderdanigheid zijn we verschuldigd aan allen die over ons gesteld zijn.

In de maatschappij dient er dus ook onderwerping aan het gezag te zijn. Men is de laatste jaren tot het gebruik van de woorden werkgevers en werknemers gekomen, maar waartoe dient het gebruik van deze nieuwe woorden ? We kunnen het wel weten wat daar achter schuilt. Dat laat deze tijd ons wel zien. Het is een tijd van inspraak en medezeggenschap. Alle ouderwetse iedeeën hebben afgedaan. Ja, Gods Woord heeft afgedaan. Maar de Heere zegt er van: „Zij hebben des Heeren Woord verworpen, wat wijsheid zouden zij dan hebben ? ”

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juli 1971

De Wachter Sions | 4 Pagina's

IV. DE GEëISTE GEHOORZAAMHEID IN HET VIJFDE GEBOD.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juli 1971

De Wachter Sions | 4 Pagina's